Parabel
– Hallo?
– JP? LA hier.
– Ah, LA, zeg het eens.
– Niet over de telefoon! Wordt allemaal afgeluisterd.
– O?
– Nee, we gaan een stukje rijden.
– Mijn auto, jouw auto?
– Geen van beide! Worden vast ook afgeluisterd. Kom naar de parkeerkelder van het ministerie van Justitie, dan zorg ik dat ik daar sta en dan stap je over.
– Oké.
Een half uur later.
– Jeetje LA, wat heb je…
– Stap in, stap in.
– Dit lijkt wel een…
– Een lijkwagen ja. Dat is het ook. De enige geblindeerde auto die ze nog hadden.
– Oké, vertel op.
– Luister goed, JP. Ik ga je nu iets vertellen, maar zónder het je te vertellen, oké?
– Hmm, zal lastig worden.
– Zeker, maar het moet.
– Kun je ‘t me niet gewoon beter vertellen?
– Nee!
– Maar waarom wil je ‘t me dan toch vertellen?
– Omdat je het moet weten! Je moet het weten zonder dat iemand het je verteld heeft.
– Jezus, LA, wat doen we hier?
– Hier rijden voortdurend dit soort auto’s. Val je minder op.
– Wat hebben we toch een slimme landsadvocaat.
– Goed, luister.
Twintig minuten later.
– Goh. Mooi sprookje hoor. Hoe heette het ook alweer, zei je?
– Het Wandkleed van de Koning.
– Is dat van de gebroeders Grimm?
– (zucht) Het is geen bestáánd sprookje, JP, als je begrijpt wat ik bedoel.
– Jij hebt het me net verteld, dus in die zin kun je niet zeggen dat het niet bestaat.
– Jawel, (zucht), maar, hoe zal ik het zeggen, het is geen officiéél sprookje.
– Nou, voor een officieus sprookje vond ik het nog behoorlijk goed.
– En doet het je misschien nog ergens aan dénken?
– Tja, ‘ns even kijken. Nou ja, dat mensen soms bang zijn voor dingen die ongevaarlijk zijn, maar door die angst dingen gaan doen die wél gevaarlijk zijn.
– Maar ken je uit je eigen leven een situatie die hier misschien enigszins mee overeen komt?
– Eh, goh, ja nee, ik zou niet direct weten, ik bedoel, je hebt natuurlijk wel eens situaties dat je zegt, dat had je misschien beter moeten communiceren, maar echt dingen waarvan je zegt…
– (Zucht) Eh, jij vroeg net of het een sprookje van de gebroeders Grimm is. Dat is het dus niet, het is een sprookje van Jacob Cats. Begrijp je? Va-der Cats!
– Cats? Heeft die sprookjes geschreven? Goh, wist ik niet. Reuze interessant allemaal, maar wat wilde jij mij nou eigenlijk vertellen?
– Dat heb ik dus net gedaan.
– Jij ontvoert mij in een geblindeerde lijkwagen om naar een sprookje van vader Cats te luisteren?
– Ja, (zucht), want het is wel een spróókje… máár…
– O! Ah! Wacht even! Jaaa… ik begríjp het! Dáár heb je het over! A-haaa!
– Precies.
– Zeg dat dan meteen!
– (Zucht).
– Maar dat wil dus zeggen dat jij, ik bedoel wij, oftewel ik, met andere woorden, dat het dus eigenlijk ónze schuld is!
– Nee! Dat wil zeggen, enfin, dat andere.
– Maar dat het bewijs daarvoor zeg maar verdonkeremaand is.
– Ja. Néé! Dat wil het dus níet zeggen, begrijp je?
– O ja, nee, ja nee, ik begrijp het. Dat heb jij mij daarnet dus ook níet verteld.
– Precies. Zodat de koning dus naar eer en geweten kan zeggen dat hij er niet van op de hoogte was.
– Juist, ik begrijp het. En dit autoritje heeft dus ook, hoe zeggen ze dat ook alweer, nooit plaatsgevonden?
– Hèhè. (diepe zucht)
Twee minuten later.
– Je hebt gelijk, het rijdt hier af en aan.
– Dat zeg ik: hier vallen we niet op.
– ‘Ter Navolging’… vreemde naam eigenlijk voor een begraafplaats. Wel to the point, dat valt niet te ontkennen. Kijk, daar heb je er weer een. Wat denk je, LA?
– Wat bedoel je?
– Is dat een overledene? Of een minister die iets te bespreken heeft? Grapje.
– (…)
– Hahahaha!
– Hahahaha!