Spring naar de content

Spruyt over Ros & Fortuyn

Elke week op de website: één artikel uit HP/De Tijd. Dit keer: Bart Jan Spruyt over ‘Martin Ros vijftig jaar op wacht’.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Aan het eind van de middag op 11 september 2001 liep ik over de Herengracht in Den Haag, toen ik Martin Ros op de stoep een biertje zag drinken, omringd door uitpuilende plastic tasjes vol boeken. Hij riep me, en vroeg: “Gaan ze ons nu allemaal doodschieten? Ohooh, zeg jij het eens, jij weet dat!” Een paar maanden later zag ik Martin Ros weer, nu in perscentrum Nieuwspoort, waar Pim Fortuyn zijn boek over de puinhopen van acht jaar Paars presenteerde. Samen zagen we hoe onze held Fortuyn enkele stronttaarten over zich heen kreeg. “Ze gaan hem doodschieten, hoor! Let maar op,” waarschuwde Ros.

Deze ontmoetingen waren tamelijk exemplarisch voor alle latere ontmoetingen. Er was het ongebreidelde enthousiasme en de onbegrensde gave tot bewondering. Er was de grote betrokkenheid bij de actualiteit, en een voorbeeldige openheid en onpartijdigheid. Maar omdat die onpartijdigheid bij Ros, vreemd genoeg in Nederland, ook rechts gold, dachten velen dat hij rechts wás. Maar dat was hij natuurlijk helemaal niet, deze roomse volksjongen uit Hilversum.

Martin Ros heeft niet veel erkenning gekregen. Als uitgever bij De Arbeiderspers heeft hij talloze schrijvers ontdekt, begeleid en gestimuleerd. ‘Opkontjes geven’, noemde hij dat. Hij heeft boeken mogelijk gemaakt die er zonder hem nooit waren gekomen. Hij heeft twintig jaar lang iedere zaterdagochtend op ongekend bevlogen wijze over boeken gesproken. We bleven voor hem thuis, of we reden nog een straatje om als we op zaterdagochtend een afspraak hadden en daar aan dreigden te komen terwijl Ros nog niet was uitgesproken. Hij heeft in 1966 de prachtige serie Privé-domein opgezet en daarmee recente klassieken voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. Hij heeft zelf boeken geschreven over de Habsburgse kroonprins Rudolf (Bloednacht Mayerling), over de ‘zwarte Napoleon’ Toussaint Louverture, de bevrijder van de slaven op Haïti (Vuurnacht), en de ondergang van de collaborateurs van het nazisme (De jakhalzen van het Derde Rijk). Maar ook een boek over zijn wielerheld, Fausto Coppi.

De TROS heeft hem echter ontslagen als boekbespreker in de Nieuwsshow, en uitgebreid in het zonnetje gezet is hij nog nooit. Volgens zijn vriend Robert Lemm komt dat doordat Martin Ros net iets te veel liet zien dat niet-linkse schrijvers ook de moeite waard kunnen zijn. Hij heeft te veel vijanden gemaakt. En hij was te gevarieerd. Wie een boek over deondergang van het Habsburgse Rijk schrijft, kan niet een boek over een wielrenner schrijven of het opnemen voor Fortuyn.

Lemm schrijft dit in een boek vol schetsen van boekenliefhebbers over hun bevriende boekenfanaat. Perry Pierik schrijft erin, de man van de uitgeverij waar Ros aan verbonden was, en Maarten ’t Hart vraagt zich af of Ros inderdaad meer boeken heeft gelezen dan hij (18.000 om 20.000). Collega-uitgever Wim Hazeu schrijft over Martin Ros als auteur van essays. Ros schreef in 1967(!) in het blad Kentering een artikel over de totaal mislukte integratie van buitenlandse arbeiders in de Nederlandse gemeenschap. Hij had het om zich heen zien gebeuren, en ‘profeteerde’ dat aan alle voorwaarden voor omvangrijke discriminatie binnen korte tijd zou zijn voldaan.

Over Martin Ros moet, zo spoedig mogelijk wat mij betreft, een heel dikke biografie verschijnen. Dit boek is een mooi voorschot – een opkontje, hopelijk – op de weg naar de erkenning die Ros verdient.