Spring naar de content

Kerstverhalenwedstrijd: 10e plaats

In de wachtruimte van de uitgeverij staart hij naar een reproductie van een Edward Hopper. Hij wil nooit meer een boek schrijven. Hij droomt over een leven op het platteland. Overdag rondrijden op een rode tractor en ‘s avonds voor de open haard  hangen met een labrador aan zijn voeten. De Edward Hopper zou er goed bij passen. Gelukkig hoeft hij ook nooit meer een boek te schrijven, want met zijn tweede boek heeft hij zijn magnum opus afgeleverd.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Als hij het kantoor van zijn uitgever Paul binnenstapt, wordt hij blij verrast door de aanblik van  slingers en ballonnen aan de muur achter Pauls bureau. De laatste keer dat Laurens hier was, bespraken ze de verkoopresultaten van zijn debuut. Destijds was er weinig te vieren. Laurens had de bespreking verlaten als een geoefend schaker die binnen vijf minuten schaakmat gezet wordt door een vrouw en had zich voorgenomen nooit meer een letter op papier te zetten. Maar dat was toen. Nu, drie jaar later en een scheiding verder, is het hem wel gelukt een meesterwerk te schrijven.

Medio mei zal het boek uitkomen. Laurens heeft een lijstje gemaakt met mensen die moeten worden uitgenodigd voor de boekpresentatie. De tv moet er ook bij, De Wereld Draait Door en als het niet anders kan RTL Boulevard. Interviews met de grote kranten. Iedereen zal weten dat hij nog leeft en een goed boek heeft geschreven. De vrouwen zullen in de rij staan en zijn ex zal weken ziek in bed liggen met spijt als de donkere haren op haar hoofd.

Uitgever Paul wil ook dat het boek aandacht krijgt en dat de pegels met bakken tegelijk binnen zullen stromen. Hij droomt van de BMW Z8 maar is bereid genoegen te nemen met een Volvo C70. Laurens eerste boek verkocht slechter dan kerstballen in de zomer. Deze keer moet het goed gaan en Paul thinks he knows the trick.

‘Luister, Laurens. Mannen bladeren toch alleen door de krant? Hooguit lezen ze de Autoweek. Of de Playboy, als Patricia Paay er een keer niet instaat. Alleen vrouwen lezen nog boeken. Laten we ons daarom richten op de vrouw en je boek uitgeven onder een pseudoniem dat de dames aanspreekt. We geven je alter ego een leven waar het vrouwvolk door geraakt wordt.’

Laurens schraapt z’n keel. ‘Dus het boek wordt niet onder mijn eigen naam uitgegeven?’

‘Het is toch gebleken dat de naam Laurens de Minne net zo goed verkocht als alcoholvrij bier met carnaval? Nomen est omen, Laurens, zo is het nou eenmaal.’

Nomen est omen. Heel in de verte rinkelt Laurens belletje. Nooit eerder voelde hij zich zo’n drol. Hij kijkt naar een gele ballon waar de lucht is uitgelopen. Paul volgt Laurens blik naar de decoratie.

‘Gisteren was ik jarig’, knikt hij naar de slingers met zijn ogen op Laurens. ‘Mijn secretaresse was zo aardig de tent te versieren. Ik kreeg ook nog het derde boek uit de Millenium-reeks. Alsof ik de eerste twee gelezen heb! In elk geval verkoopt die Larsson als een tierelier.  Het is de bedoeling dat jouw boek ook die kant op gaat. Ik geloof dat je het in je hebt een succesvol schrijver te zijn. Alleen niet zo. Moet je jezelf eens zien zitten. Man, je zit erbij als een.. Tsja, als een wat? Hoe zal ik het eens noemen?’

‘Als een drol?’

‘Ja! Ja, Laurens, je zit erbij als een drol.’

Laurens gaat rechtop zitten.

‘Dus,’ gaat Paul verder, ‘wat vind je van Lola?’

‘Lola? Welke Lola?’

‘Lola de Jager, bijvoorbeeld. Of Liza Ruigoord. Je moet toch toegeven dat dat allemaal een stuk spannender klinkt dan Laurens de Minne.’

Laurens grijpt naar z’n haren en zegt: ‘Als ik die namen hoor, zie ik een minderjarig heroïnehoertje voor me.’

Pauls wenkbrauwen schieten omhoog.

‘Niet slecht, Laurens.’ Met een zwarte Montblanc begint hij te schrijven. Laurens leest mee: Lola Ruigoord – jong – heroïneverslaving – prostitutie – moeilijke jeugd.

‘Heb je nog ideeën over haar jeugd? Wat voor vreselijks is er vroeger gebeurd waardoor ze down the drain ging?

Bij Laurens is alle kleur uit het gezicht verdwenen.

‘Paul,’ zucht hij, ‘ik heb een boek geschreven. Een goed boek. Zeg me nu alsjeblieft niet dat het een roman is van iemand die vroeger door de gymleraar anaal verkracht werd. Ík heb het boek geschreven, ík en geen drugsgebruikende sloerie!’ Hij slaat met zijn vuist op de schrijfblok en voelt dat zijn hand zeer doet als de deur van het kantoor opengaat en de secretaresse Paul meldt dat ze een belangrijk telefoontje heeft.

‘Dringend,’ zegt ze.

Laurens staat op, mompelt dat hij wel op de gang wacht en  loopt achter het klik-klakken van de secretaresse aan. Hij kijkt nog een keer naar de Hopper voordat hij naar de uitgang loopt. Ik ga naar huis, denkt hij. Ik ga naar huis en kom hier nooit meer terug.

Thuis schenkt hij koffie in voor hem en de werkster. Hij gooit drie scheppen suiker in zijn beker en roert. Hij blijft roeren todat Cindy kucht.

‘Sorry,’ zegt hij. ‘Ik heb een vervelende ochtend achter de rug. Ik was bij de uitgeverij. Ze vinden mijn boek goed, alleen schijnen mijn naam en leven onverkoopbaar.’

Ze kijkt hem niet-begrijpend aan.

‘De uitgever denkt dat als het publiek gelooft dat de schrijver een vrouw uit een blijf-van-mij-lijfhuis is, het boek beter zal verkopen. Misschien is het vergelijkbaar met de vrouw van de Harry Potter boeken. Heb je die gelezen?’

‘Ik heb geen tijd om te lezen,’ zegt ze.

‘Maar ken je het verhaal van de schrijfster? De bijstandsmoeder die in een pub begon te schrijven, met haar baby naast zich?’

Ze knikt.

‘Ontroerend verhaal, hoor.’ Laurens schudt zijn hoofd. ‘Blijkbaar kan dus iedereen die boeken geschreven hebben. Zelfs m’n ex.’

‘Of ik,’ zegt ze.

‘Inderdaad!’ Laurens zet de koffiebeker neer. ‘ Overdag poetst Cindy haar vingers aan flarden. Ze haat het werk, maar ze kan niet anders want ze moet eten kopen voor haar tweeling. Elke avond zit ze bij kaarslicht met haar winterjas aan te zwoegen boven haar verhaal.’

Ze fronst haar wenkbrauwen.

‘Het kan nog beter. Ze is ongeneeslijk ziek en heeft nog slechts een half jaar te leven. Het boek moet af en het moet goed worden. Haar dochtertjes zullen zonder haar opgroeien. Gelukkig hebben ze straks nog hun moeders verhaal en de opbrengsten van het boek.’

Hij kijkt haar aan en vraagt wat ze ervan vindt.

‘Je weet van mijn nachtmerrie een droom te maken.’