Spring naar de content

‘Ik zie het Matthijs nog niet doen’

Philip Freriks (65) zwaait na dertien jaar af als presentator van het Acht Uur Journaal van de NOS. Een gesprek over wegdromen bij Meppel, de cao van Hare Majesteit en het Le Pen-gehalte van Geert Wilders. ‘Ik vroeg me vorig jaar echt even af: gaan we 1929 overdoen?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Boudewijn Geels

Op welk moment besloot u precies dat Frankrijk een veel leuker land is dan Nederland?

“Dat héb ik helemaal nooit besloten, want dat vínd ik helemaal niet!” Nogal wat collega’s bij het Journaal hebben sterk de indruk dat u op Nederland neerkijkt.

“Dat hebben ze dan verkeerd begrepen.” U wilt toch niet zeggen dat u komend jaar nog veel tijd in Nederland zult spenderen?

“Ik zal hier inderdaad alleen zijn als ik lezingen of zo moet geven, want ik voel me in Frankrijk prima thuis. Ik heb een mooi huis in Parijs, een Franse vrouw en een Franse zoon.” Leg nou eens uit wat er toch zo leuk is aan die Fransen. Als ze op reis zijn, klit dat maar bij elkaar. En geen woord Engels spreken natuurlijk.

“Je begint al verkeerd: dé Fransen bestaan niet, het zijn allemaal individuen. Ik zie heus wel de hebbelijkheden van mijn landgenoten in mijn tweede vaderland, maar die zie ik elders ook. Wel kun je de Fransen kwalijk nemen dat ze, als je hun taal niet spreekt, niet het geduld kunnen opbrengen om verder nog erg hun best te doen. Spreek je hun taal wel, dan zijn het doorgaans buitengewoon aardige mensen met wie het goed tafelen is.” Ongetwijfeld. Maar waarom spreken ze nauwelijks Engels?

“Er is gelukkig iets aan het veranderen, maar je ziet aan alle grote landen – denk aan Engeland en Duitsland – dat men daar het gevoel heeft dat het niet zo ontzettend noodzakelijk is om een buitenlandse taal te spreken.” Duitsers spreken prima Engels, hoor.

“Volgens mijn zoon, die veel in Duitsland werkt, valt dat erg tegen.” Is ‘de’ Fransman arroganter dan ‘de’ Nederlander?


“Nee. Ik denk dat Nederlanders en Fransen allebéí nogal overtuigd van zichzelf zijn. Dat zal ook een van de redenen zijn waarom dat nog weleens botst. Ik heb daar leuke verhalen over gehoord uit Brussel. Zei zo’n Franse ambtenaar: ‘Als wij geen instructies hebben uit Parijs, kijken we naar de Nederlandse delegatie. Als die tegen is, weten wij dat wij voor moeten zijn’.”

Is uw zoon echt Frans?

“Half-half. Hij woont in Amsterdam en spreekt vloeiend Nederlands. Maar goed, hij heeft zijn hele schooltijd in Frankrijk doorgebracht en is daar ook naar de universiteit gegaan. In die zin is hij dus wat meer Frans dan Nederlands. Hoewel hij dat zelf onmiddellijk zal tegenspreken.” Wat doet uw zoon?

“Hij werkt in de IT. Doet allemaal ingewikkelde dingen waar ik weinig van begrijp.” Is hij nooit in de verleiding gekomen om in het voetspoor van zijn vader te treden?

“Nee. Maar hij heeft wel geschiedenis gestudeerd, hetgeen enigszins merkwaardig is voor iemand die in de IT zit, en hij belt me zeer regelmatig: heb je dit en dat al gezien? Hij is met het nieuws opgevoed, dus hij blijft het wel volgen.” Bij de tv werken klinkt oneindig veel sexyer dan ‘iets in de IT’ doen. Wat heeft uw zoon gezien dat hij dacht: laat maar?

“Zoals elke jongeman moest hij natuurlijk bewijzen dat hij het ook zonder zijn pa kan. Ik denk ook dat hij, zeker toen hij jong was, niet altijd een even goeie indruk van mijn vak heeft gekregen. Ik had een ontzettend drukke baan als Frankrijk-correspondent voor Het Journaal en de Volkskrant. Ik was dus een van die bekende vaders die er niet zo verschrikkelijk veel was. Het zou me niet verbazen als ook dat in zijn onderbewuste heeft meegespeeld: een vak dat je zo opvreet, liever niet.” In 1996 werd u presentator van het NOS Journaal. Een droombaan?


“Voor veel mensen wel, ja. En het is ook een hartstikke leuke baan.” Dacht u vroeger al: ooit wil ik het Journaal presenteren?

“Nee. Maar toen het in mijn buurt kwam – er was weleens een suggestie gedaan – begon ik te denken: dit zou wel een heel mooie landing zijn!” Is het nou eigenlijk wel zo moeilijk, dat nieuwslezen? Is het niet net zoals het vliegen van een Boeing 747? Het lijkt heel wat en je hebt een mooie pet op, maar de facto ben je gewoon een soort buschauffeur die dat ding volgens allerlei standaardprocedures van A naar B brengt.

“Nieuwslezen is een vak. Moeilijk is het niet, maar er komen wel een paar irrationele factoren bij om de hoek kijken. Mensen kijken op een bepaalde manier naar je. Ze pikken het of pikken het niet. Je irriteert ze of je irriteert ze niet. Dat heb je zelf maar deels in de hand. Voor de rest is het gewoon zoals een krant wordt gemaakt: je hebt een redactievergadering, je moet je inlezen, je moet teksten schrijven.” Wat ‘een’ Matthijs van Nieuwkerk doet is toch veel moeilijker? Hij moet in De Wereld Draait Door live een reeks hyper- geanimeerde gesprekken voeren met totaal verschillende gasten.

“Wij maken een televisiekrant, dat is een ander product dan een talkshow, waarin het vooral gaat om lichtvoetige vrolijkheid. Dat doet Matthijs heel goed, maar ik zie hem nog niet het NOS Journaal presenteren.” Hoezo niet?

“Aan zijn kwaliteiten als journalist zal het niet liggen. Misschien heeft hij de persoonlijkheid gewoon niet.” Kun je zeggen dat uw opvolger Rob Trip (49) zich al meer heeft bewezen in medialand dan u? NOVA, Radio 1 Journaal, Buitenhof, de serie De Oorlog…

“Ik weet niet of Rob ooit voor een krant heeft gewerkt. Hij is echt een radio- en televisiekind. Mijn loopbaan is wat anders verlopen; ik zat in eerste instantie veel meer aan de schrijvende kant. Ik vond dat schrijven ook eigenlijk leuker, voelde meer bevrediging als ik een mooi opgemaakt stuk terugzag. Tv had vaak iets vluchtigs. Maar het heeft meestal wel een veel grotere impact.” Is het presenteren van het Journaal weleens een sleur geweest?


“Tuurlijk. Het is nu zaterdag, en je ziet: er gebeurt hier geen klap.” Kan het zijn dat Trip zijn nieuwe betrekking al snel een tikje saai gaat vinden?

“Geen idee. Hij heeft volgens mij voldoende mogelijkheden om er dingen naast te doen. En het is ook wat je er zelf van maakt. Je kunt heel passief gaan zitten afwachten wat er allemaal gaat gebeuren; dan kan het een beetje saai worden, ja. Maar Trip kennende is dat niet zijn insteek.” Heeft u zich ook zo verbaasd over een journalistiek portret van hem dat onlangs in de Volkskrant stond? Dan denk je: dit is by far de aardigste mens van Nederland, en dan blijkt hij nauwelijks echte vrienden te hebben.

“Ja, haha, dat was mij ook opgevallen. Misschien is zijn vrouw inderdaad zijn beste vriend, zoals daar stond. Maar Rob is, denk ik, ook wel iemand die zijn privéleven probeert af te schermen. Ik heb in het begin ook ontzettend moeten wennen aan de aandacht. Voorbeeld: jij vroeg net waarom mijn zoon niet voor de journalistiek heeft gekozen. Eigenlijk gaat dat je geen flikker aan.” Heeft Trip ook een ruw kantje? Hij is zo opgehemeld als aardig en integer dat ik snak naar iets duisters.

“Het probleem is: ik heb nooit met hem gewerkt. Laatst liep hij een middagje met me mee, voor een soort overdracht. Dat was de eerste keer dat ik echt met Trip heb gesproken. Het enige dat ik over hem weet, is dat hij een buitengewoon aimabel iemand is.” Even aimabel als weerman Erwin Kroll, ook zo iemand met een verpletterend sympathiek imago?

“Ook Erwin is een buitengewoon prettig iemand, maar hij weet verdomd goed wat-ie wil. En hij is een goed acteur.” Is dat het knapste aan wat jullie doen, dat jullie altijd de knop weten om te zetten? De enige aan wie je het af en toe ziet als hij een pestdag heeft, is Mart Smeets.


“Och, dat kreeg ik ook weleens te horen, hoor. Maar mensen fantaseerden er vaak allerlei dingen bij. Dan had ik net even op een blaadje zitten turen en dachten de mensen thuis meteen: zo zo, díe heeft een slecht humeur.” Denk u dat u in de perceptie van de kijker aardig was?

“Er waren gelukkig heel wat mensen die me aardig vonden, maar er waren ook kijkers die ik ontzettend op hun zenuwen werkte. Dat is onvermijdelijk. Ik zie soms ook presentatoren die prima hun vak uitoefenen maar van wie ik denk: hier kan ik niet tegen.” Namen en rugnummers graag!

“Nee. Sorry, haha.” Over perceptie gesproken, in mijn her- innering bent u de absolute kampioen-commentaar-geven-op-het-nieuws-door- opgetrokken-wenkbrauwen-en-spottende-glimlachjes’.

“Dat zal ik hoogstens af en toe hebben gedaan om enige relativering aan te brengen. Het is nimmer de bedoeling geweest, en zo beleefde ik dat ook niet, dat ik het nieuws becommentarieerde.” Op 6 november deed u dat duidelijk wel. Verslaggeefster Marieke de Vries citeerde koningin Beatrix, die in een gesprek met de pers had gezegd dat ze niets aan haar fel bekritiseerde loonsverhoging kon doen. Volgens De Vries zei ze: “Ik val nu eenmaal onder de cao voor ambtenaren. Die gaan één procent omhoog, en ik dus ook.” Toen u weer in beeld kwam, zei u zéér veelbetekenend: “Hm…”

“Ja. Hare Majesteit die zich beroept op haar cao, daar kun je wel een vraagtekentje bij zetten.” En u vond dat u dat dús ook moest doen?

“Zoiets doe je spontaan.” U zei ermee: wat een slap gelul!

“Ik denk dat heel wat kijkers dachten wat ik toen dacht: Een cao voor de koningin? En gij geleuft het?” Uw voorganger Harmen Siezen noemde u ‘te los’.


“Harmen en ik hebben een fundamenteel meningsverschil. Hij vindt dat je nieuwslézer moet zijn, ik dat je nieuwspresentátor moet zijn. Dat zijn twee heel verschillende dingen.” Wat wordt Rob Trip?

“Afgaande op wat hij bij Radio 1 heeft gedaan, denk ik: een presentator.” Wie was de voorbije jaren eigenlijk uw ‘apprentice’, de jongeling aan wie u speciale aandacht schonk?

“Die had ik niet echt. Dat zou ook erg aanmatigend zijn: ‘Zo jongeman, luister jij maar eens even naar deze ouwe rot.'” Het kan ook subtieler.

“Je zegt weleens wat, natuurlijk. Bijvoorbeeld Herman van der Zandt en Eva Jinek, dat zijn jonge mensen die… Die het goed kunnen.” En zo’n Jeroen Tjepkema?

“Weet je, ik heb niet zoveel zin in namen.” Ik wel. Tjepkema doet het vakkundig, maar heeft ook iets ouwelijks.

“Luister, ik heb nu twee mensen genoemd van wie ik denk: daar zie ik veel in. Verder noem ik geen namen, dat is zo flauw.”

In 2004 publiceerde dit blad een serie artikelen van Henry Sturman, waarin deze betoogde dat het Journaal links was.

“Ja! Wij vonden die artikelen zéér onterecht.” Allemaal? Alles?

“Bijna wel, ja. Ze gingen uit van een premisse; er moest alleen nog even het bewijs bij. Nou, dat bewijs werd wel gevonden, maar in negen van de tien gevallen was het pure stemmingmakerij. De discussie over ‘linkse’ media is overigens niet alleen door HP geëntameerd.” Klopt. Uw hoofdredacteur Hans Laroes moest erkennen dat jullie het enorme gevoel van onvrede dat Pim Fortuyn aan het licht bracht volledig hadden gemist. Hij kwam zelfs met een ‘masterplan’, opdat dat niet nogmaals zou gebeuren. En zie: het Journaal is nu aanzienlijk neutraler.


“Ik sluit inderdaad niet uit dat we daar misschien, ehh, wat alerter op zijn geworden. We maken er intern vaak grappen over. Telkens als we Geert Wilders in beeld hebben, zeggen we: ziezo, nu zijn we weer even niet links.” Heerst er ter redactie een soort angst om daar weer voeding aan te geven? Zo van: daar heb je die linkse rakkers weer?

“Er wordt wel… Angst is een groot woord, maar… We zijn ons er bewust van dat er door bepaalde mensen voortdurend naar ons wordt gekeken.” Zit u zelf op de lijn-Alexander Pechtold?

“Ehh, ja. Nou… ja. Ja. Maar ik ben niet verslingerd aan een bepaalde partij. Wel ben ik een overtuigd Europeaan. Ik vind het dan ook jammer dat we in Nederland zo navelstaarderig zijn geworden. Ja, er zijn twee opinieleiders vermoord, maar dan hoef je toch niet meteen tegen zo’n Europese grondwet te stemmen? Overigens speelt dat navelstaren ook in Frankrijk. Economische crisis, Mexicaanse griep, klote-Marokkaantjes: we hebben overal dezelfde problemen.” Hoe kijken de Fransen aan tegen uw landgenoot Wilders?

“Voor zover ze al weten dat-ie bestaat, plaatsen ze hem op hetzelfde niveau als Jean-Marie Le Pen. Dat deden ze met Pim Fortuyn ook al min of meer. Tja, je moet het beestje voor het gemak even een naam geven, dus dan zeg je: extreem-rechts.” Spreekt u dat dan tegen, als zo’n Fransman dat zegt?

“In een serieus gesprek wil ik wel uitleggen dat er misschien nog wel enig verschil is tussen Wilders en Le Pen.” Welk verschil is er dan ‘misschien’?

“Le Pen heeft altijd vrij dicht tegen het racisme aangezeten. Een deel van de nazi-ideologie zit, zonder dat hij dat ooit zo heeft gezegd, toch wel in de genen van zijn beweging. Zo bagatelliseert Le Pen de Holocaust.” Wilders is dus geen racist, zoals Pechtold beweert?


“Ik zie bij hem in elk geval geen ideologische ondergrond voor racisme. Ik weet trouwens niet of hij wel een echte ideologische ondergrond hééft. In Frankrijk had je vroeger de populistische Poujade-beweging. Die kwam in 1956 in één keer met zestig zetels in het Franse parlement – Le Pen stond toen ook op die lijst. Dat was ook zo’n beweging die als los zand aan elkaar hing, maar die in een crisissfeer wel allerlei snelle oplossingen voorhanden leek te hebben. Dat zie je bij Wilders natuurlijk ook een beetje.” Vindt u de populariteit van Wilders gevaarlijk?

“Ik heb soms wel het idee dat het gevaarlijk kan worden als zich een echte crisissituatie aandient. Dan kan het allerlei verkeerde kanten uit vliegen. Ik refereer nu aan 1929. Toen zich vorig jaar de economische crisis aandiende, dacht ik: dit zou weleens heel erg verkeerd kunnen lopen; gaan we 1929 overdoen?” Wat bedoelt u nou precíes met ‘1929’?

“De explosieve combinatie van armoede, een economische crisis en de menselijke neiging achter iemand aan te gaan lopen die beweert een snelle, efficiënte oplossing paraat te hebben.” Nu trekt u een vergelijking tussen Wilders en Adolf Hitler.

“Nee nee, dat zeg jij nu. Ik zeg in z’n algemeenheid dat zulke dingen kúnnen gebeuren en gevaarlijk kúnnen zijn. Je zult mij nooit horen zeggen dat Wilders op Hitler lijkt. Het hoeft ook niet per se een nazistische partij te zijn die zegt dé oplossing te hebben; de communisten riepen dat ook. Maar het kan gevaarlijk zijn – althans, dat heb ik uit de geschiedenis begrepen – als een samenleving onder druk komt te staan en bepaalde bewegingen al te gemakkelijke oplossingen bieden.” Wilders’ spiegelbeeld Pechtold kreeg in Zomergasten de vraag voorgelegd of hij enig begrip kan opbrengen voor PVV-stemmers. Nee, antwoordde de D66-leider, mensen moeten er maar aan wennen dat het in hun portiek een beetje anders ruikt doordat de exotische buurman anders kookt.


“Dat klinkt me óók te gemakkelijk. Woont Pechtold zelf in zo’n portiek? Vast niet. In een Frans weekblad stond ooit een prachtig verhaal over een jong stel dat, heel idealistisch, in een wijk met veel Congolezen ging wonen. Nou, dat was binnen drie maanden slaande ruzie. De materie is, kortom, bijzonder ingewikkeld. Ook ik heb de oplossing niet.”

Herinnert u zich een echte droomuitzending van het Journaal?

“Na ’11 september’ maakten we wekenlang heel lange, mooie, spannende uitzendingen, waarbij we alles uit de kast haalden. Bij de Amerikaanse verkiezingen zijn was ook fantastisch. Wil je nog meer horen over dromen?” Vertel.

“Soms droom ik in het Frans! Volgens mijn vrouw riep ik in een droom een keer loeihard ‘Merde!’. En wat ik als treinenliefhebber heerlijk vind – ik ben een zoon uit een spoorwegdynastie – is om in de eerste klasse lekker weg te dromen. Ik weet ook precies op welke plekken ik ga dromen. Zo heb je een stuk tussen Zwolle en Meppel waar de luchten om een of andere reden veel mooier zijn dan ter hoogte van, bijvoorbeeld, Hoogeveen. In Frankrijk heb je ook zo’n stukje, in de Bourgogne. Je zou zeggen: tussen Lyon naar Marseille, in het Rhnedal, dáár moet je zijn, maar nee, daar valt niks te dromen wat mij betreft.” Heeft u weleens gedroomd van Sacha de Boer?

“Nee! Althans, ik kan het me niet herinneren. Ik weet dat veel mannen van haar dromen, en ik weet ook dat Sacha dat verschrikkelijk vindt. Dus als ik van haar zou dromen, zou dat voor haar een nachtmerrie zijn.” Moeten we het tot slot nog over uw versprekingen hebben?


“Als jij dat graag wilt…” Het viel eigenlijk best mee, he?

“Dat lijkt mij ook.”

Naam: Philip Johan Freriks.

Geboren: 27 juli 1944 te Utrecht.

Woonplaats: Parijs (sinds 1966), pied-à-terre in Amsterdam.

Beroep: presentator Acht Uur Journaal van de NOS (laatste uitzending op 18 december).

Nevenactiviteiten: schrijven van boeken (tot dusver tien stuks), presentatie Groot Dictee der Nederlandse Taal, lezingen en theateroptredens.

Opleiding: hbs A (Utrecht), politieke wetenschappen (Parijs).

Vorige banen: o.a. correspondent Parijs voor Het Parool (1971-1974), redacteur Achter het nieuws (1974-1977), correspondent Parijs voor het NOS Journaal (1977-1993) en de Volkskrant (1985-1993), presentator mediaprogramma Lopend vuur (1989-1991) en presentator boekenprogramma Passages (1993-1995).

Salaris bij de NOS: “Bijna een ton.”

Onderwerpen