Spring naar de content

Niet de hele waarheid

De getuigenis van Tony Blair voor de commissie-Chilcot die de Britse rol in de Irakoorlog onderzoekt, is niet geworden wat zijn critici ervan verwachtten. De oud- premier gaf geen krimp, had nergens spijt van en werd door zijn ondervragers niet echt in het nauw gebracht. Sterker, Blair draaide geregeld vragen om teneinde zijn visie nog eens kracht bij te zetten. Daarbij benutte hij zijn laatste troefkaart: niemand kent zozeer de weg in de gedachtengang van Blair als Blair zelf. De gretigheid waarmee de oud-premier het avontuur in Irak en zijn eigen rol daarin verdedigde voor een publiek dat hem allang heeft veroordeeld, maakt het moeilijk om aan zijn oprechtheid te twijfelen. Een leugenaar houdt zo’n beproeving nooit vol. Na een zitting van zes uur was iedereen uitgeput, behalve Blair.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Nu zegt dat niet alles. Voor Blair staat zijn historische reputatie op het spel, en het past in zijn messianistische wereldbeeld dat de wereld tegen hem is. Net als George W. Bush ontleent hij daaraan bijzondere krachten. Voor Blair was de wereld na 11/9 veranderd in een strijd tussen goed en kwaad, en voor hem stond vast dat Al-Qaida, de Taliban, Iran, Irak en Noord-Korea allemaal tot ‘these people’ behoorden die ook tien of honderd keer zoveel slachtoffers zouden maken als ze daarvoor de kans kregen. Zij mogen nooit massavernietigingswapens krijgen. Is dat verkeerd? Ik dacht het niet, zoals ik het ook niet gek vond dat in de oorlog tegen het terrorisme de pijlen al snel op Irak werden gericht, ook al opereerden de daders vanuit een vrijplaats in Afghanistan. Na 11/9 was het wereldbeeld van Bush en Blair een open boek, en zij maakten nooit een geheim van hun intenties. Dat velen desondanks menen dat er van een ‘geheime deal’ tussen beide leiders sprake moet zijn geweest, komt volgens mij doordat de (ongelovige) critici van Bush en Blair het idee van een ‘As van het Kwaad’ altijd onzin vonden en een bewijs van geestelijke zwakzinnigheid. Bij Bush behoefde dat geen betoog. Maar Blair, met zijn spindoctors en juridische training, was andere koek. Vandaar dat hij als ‘advocaat van de duivel’ steeds meer haat opwekte, vooral in eigen Labourkringen.

Dat Blair met de Amerikaanse president optrok, niet als diens ‘poedel’ maar uit eigen overtuiging, is niet zo vreemd. Reagan en Thatcher waren ook kruisvaarders voor het vrije Westen; nadat Saddam Hoessein in 1990 Koeweit was binnengevallen, was de IJzeren Dame de eerste om van vader Bush te eisen dat hij de rug zou rechten. Blair was de man die zoon Bush bij de internationale les hield en op het VN-spoor bracht, in lijn met de Britse positie. Maar hier begonnen ook de problemen. Goedkeuring door de Veiligheidsraad, waarin de Britten hun veto koesteren, betekende dat regime change formeel taboe was als casus belli, en de nadruk kwam te liggen op de door de VN verboden wapenprogramma’s waar Irak zich niet op wenste te laten controleren. Voor Blair lagen die zaken in elkaars verlengde, maar voor andere VN-leden niet. Vandaar dat Saddams vermeende massavernietigingswapens (die wapeninspecteur Hans Blix niet kon vinden) zo’n grote rol zijn gaan spelen bij het legitimeren van een invasie die volgens velen een volkenrechtelijk mandaat ontbeerde. Die discussie zal tot in lengte van dagen aanhouden en juristen nooit bevredigen.


Interessanter was de vraag wanneer Blair tot de voor hemzelf pijnlijke conclusie kwam dat Saddam geen massavernietigingswapens had. Ergens in 2004 (een jaar na de inval), zei Blair, kon niet meer in ernst worden volgehouden dat die wapens er waren. Maar, voegde hij eraan toe, er was geen twijfel dat Saddam zijn wapenprogramma’s weer had opgestart als hij daartoe de kans had gekregen. Dat laatste zal best, maar onhelder blijft wat Blair in maart 2003 heeft gedacht. Alle inlichtingendiensten, ook de Franse, dachten dat Saddam zulke wapens had. De Amerikaanse en Britse troepen zijn ten strijde getrokken met gasmaskers op; zij moesten met alles rekening houden. Maar het feit dat de aanval werd doorgezet, doet vermoeden dat de Amerikanen en de Britten bij de start van de invasie al wisten dat de slagkracht van Saddam (ook met dank aan de wapeninspecties van Blix) niet zo groot was als vooraf was voorgesteld. Gek genoeg werd Blair er niet naar gevraagd, maar ik was indertijd opgelucht toen bleek dat Saddam géén massavernietigingswapens paraat had en zijn hele strategie op bluf was gebaseerd.

Het doorprikken van dat misleidingsspel, waarmee Saddam de hele regio intimideerde, is voor mij de grote blijvende winst van de invasie. Ik heb Blair dat wel horen zeggen, maar nooit expliciet, omdat hij dan moet toegeven dat hij voor de goede zaak niet steeds de hele rechtmatige waarheid heeft verteld.

Onderwerpen