Spring naar de content

Man met een missie

Fred Teeven staat hoog in de pikorde van zijn partij, de VVD. De robuuste crimefighter is zelfs zeer ministeriabel: Justitie, Defensie, het is hem om het even. Hoogste tijd voor een avondje Fred.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Op een koude, druilerige maandagavond liepen wij te Den Haag over het Plein, dat uitgestorven was. De kachels onder de luifels van de talrijke caféterrassen brandden voor niemendal. Van het extra uur licht was niets te merken. We wilden alweer vertrekken, toen we aan het raam van café-restaurant De Haagsche Kluis een affiche zagen waarop Fred Teeven stond aangekondigd, die een lezing zou geven over stalking. Eerder die dag was het bericht uitgelekt dat hij op de derde plaats stond van de Tweede Kamerlijst van de VVD, pal achter lijsttrekker Mark Rutte en vicefractieleider Edith Schippers.

Veiligheid heet een typisch VVD-onderwerp te zijn, en met de robuuste voormalige officier van justitie Teeven onderscheiden de liberalen zich er aardig mee. Een en ander maakt hem zeer ministeriabel, indien zijn partij op 9 juni tenminste voldoende zetelwinst boekt (de teller staat thans op 25, evenveel als CDA en PVV).

In de marge van de bijeenkomst gaf Teeven toe ‘graag’ minister te willen worden. Justitie lag voor de hand, zei hij, maar Binnenlandse Zaken kon ook, of Defensie, desnoods een staatssecretarisschap van Integratie of Migratie. Die bekentenis nam hem voor me in, want politici horen nooit te koop te lopen met hun ambities omdat het dienen van de publieke zaak uitsluitend tot nederigheid moet stemmen. Een al te gretig beleden ambitie staat in Den Haag doorgaans gelijk aan een enkele reis naar de luwte. Maar Fred Teeven is deze avond zo opgetogen over zijn hoge positie, dat hij even niet meer te houden is.

Het zij hem vergeven, en het heeft ook iets aandoenlijks: zo’n beul van een man, erkend crimefighter, voormalig rugbyspeler en drager van de zwarte judoband, glunderend als een kleine jongen.


Van zijn oratorische vermogen evenwel waren we wat minder gecharmeerd. Fred spreekt niet, maar blaft. Grommen, lijkt het soms. Hij noemde stalkers ‘roofdieren die hun prooi niet meer loslaten’. Freds afkeer van dergelijk schoftentuig is zo intens en zijn behoefte hen achter de tralies te krijgen dermate groot, dat hij zich eveneens vastbijt in zijn missie; maar in het vuur brandt hij zich weleens aan juridisch jargon en aan woorden van meer dan drie lettergrepen. Allengs gaat hij ook platter praten. Wij noteerden een enkele keer: ‘Hij heb’, en de ei- en ijklanken worden van lieverlee met een kauwgomkaak uitgesproken als ‘aai’. Terwijl Teeven toch een Haarlemmer is, een ingezetene die het meest beschaafde Nederlands zou spreken. Wat evenmin bijdraagt aan de presentatie is zijn neiging om de microfoon te dicht tegen de mond te houden, en met het kleinood na verloop van tijd overmoedig te zwaaien.

De gedrevenheid van spreken brengt met zich mee dat Fred behoorlijk gaat transpireren. Het kalende hoofd begint te glimmen, en wij bekeken hem en profil en zagen bij het oor een vurig landschap ontstaan dat wel wat weg had van de kaart van Noorwegen. Ook meenden wij een geur op te snuiven die deed denken aan de gymzaal vroeger, maar zekerheid omtrent de herkomst verkregen we niet.

Maar goed, straks als minister krijgt hij een politiek assistent en een hele batterij woordvoerders en tassendragers die dergelijke manco’s wegpoetsen of behendig camoufleren, en dan houden we schoon aan de haak iemand over die als een echte stapelaar (Teeven volgde het traject: havo, hbo en in de avonduren universiteit) bereid is bergen werk te verzetten, dossiers te verslinden en die als jongen van de straat gewiekst genoeg is om de wilde dieren in de Tweede Kamer van zich af te houden.


Het praatje duurde een uur, inclusief zaaldiscussie, maar die stelde met vijftien aanwezigen weinig voor. Of de lezing dan toch de moeite waard was geweest, wilde ik weten. Dat was het beslist, want ‘de pers’ was er, zijnde uw verslaggever. “En liever tien man plus pers,” verkondigde Fred, “dan een zaal met vijftig man zonder pers.”

Toen brak de derde helft aan in De Haagsche Kluis, en konden we het interieur van het etablissement bewonderen. Het pand is een rijksmonument, vertelde assistent-bedrijfsleider Joram de Feijter.

Het fraaie tegelmozaïek in de vloeren verwijst naar de Haagse jugendstil waarin het is gebouwd. Oorspronkelijk was het woonhuis en bank van de joodse familie Edersheim. De oude kluisdeur in de kelder zit er nog steeds, en achter in de tuin bevindt zich een kleine sjoel waar je tegenwoordig kunt borrelen en eten. Nog een aardig weetje: in het restaurantgedeelte, dat is voorzien van een open haard in natuursteen, hield in de jaren vijftig minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns kantoor.

Tussen de rondleiding door kwamen wij te spreken met Laetitia Smits van Oyen. Zij is met Friso Hessing de drijvende kracht achter de politieke bijeenkomsten die met enige regelmaat plaatshebben in De Haagsche Kluis. Wat beweegt deze gefortuneerde onderneemster in ruste om dit soort avondjes te organiseren? Haar antwoorden varieerden van ‘Ik wil een verschil maken’ tot ‘De bv Nederland moet weer op de kaart gezet worden’. Tien jaar verbleef ze op Curaçao, alwaar ze de Dolphin Academy dreef, en toen ze terugkeerde naar het vaderland, schrok ze zich een hoedje. Het onderwijs, de zorg, de integratie, infrastructuur, de economie, alles was zoveel minder geworden, zoveel slomer, indolenter. Dat kon zij niet langer aanzien. Vandaar haar bemoeienis: nu via de politieke bijeenkomsten, maar wie weet maakt ze ooit een overstap naar de politiek. Haar partij, de VVD, kan een mooie toekomst tegemoet zien als ze een verbintenis aangaat met het D66 van Alexander Pechtold. “Rutte en Pechtold, die zie ik ooit nog wel samen aan het werk gaan,” denkt Laetitia.


Onder de aanwezigen bevonden zich ook twee UvA-studenten culturele antropologie, Matthijs de Jong en Nicky van Oostrum. De komende tijd bezoeken zij menig achterafzaaltje om antwoord te krijgen op de vraag wat mensen bezielt om hun vrije tijd aan de politiek te besteden. Vanavond was het minder eenduidig allemaal, maar volgens Matthijs wezen de reacties op een ‘grote behoefte aan zingeving’. Dat verbaasde hem, want eerst waren alle zuilen afgebroken, alle religies afgeschaft, alle idealen afgezworen; maar kennelijk was de mensheid toch iets gaan missen en ging hij weer op zoek.

Ten slotte zochten wij ons heil buiten De Haagsche Kluis, en we verlieten het café zowat met z’n allen tegelijk. Bij de deur werd er een beetje lacherig maar niet minder hartelijk afscheid genomen, en dook ieder voor zich Den Haag in, dat de gordijnen allang had dichtgeschoven.