Spring naar de content

Het ongelijk van Hero Brinkman

Wordt de PVV democratischer als het een ‘gewone’ partij wordt waarvan iedereen lid kan worden? Het ongelijk van Hero Brinkman.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

Hero Brinkman wilde naar eigen zeggen ‘de knuppel in het hoenderhok gooien’, en toegegeven: dat is hem wonderwel gelukt. Het Tweede-Kamerlid, in 2006 nog nummer vier op de kandidatenlijst van de PVV maar voor de verkiezingen van 9 juni terugverwezen naar een elfde plaats, pleitte in het televisieprogramma Pauw & Witteman voor het ‘democratiseren’ van zijn partij. Dat zou volgens hem moeten gebeuren door van de PVV een ‘gewone’ politieke partij te maken, met leden die mogen meepraten en meebeslissen over het partijprogramma en de kandidatenlijst. “De achterban vraagt daarom,” aldus Brinkman. “Op elke partijbijeenkomst weer krijgen wij te horen dat mensen lid willen worden van de PVV. Fatsoenlijke mensen willen erbij horen. De PVV heeft als politieke beweging een piek bereikt. Daarom is nu het moment aangebroken om te democratiseren. De PVV neemt keiharde standpunten in over de islam, veiligheid en integratie. Ik wil graag dat daar debat over mogelijk is, ook om zeker te zijn dat onze achterban het daarmee eens is.” In dat kader riep Brinkman zijn medestanders op om op 9 juni een voorkeurstem op hem uit te brengen. Onder het motto ‘Stem op mij, dan zorg ik voor een democratische PVV’.
Opiniepeiler Maurice de Hond was de eerste die liet zien dat er in het betoog van Brinkman een paar flinke gaten zitten. Uit een door hem gehouden enquête bleek namelijk dat 78 procent van de PVV-stemmers geen enkel probleem heeft met de wijze waarop de partij is georganiseerd. Erg veel feeling met wat er onder het PVV-electoraat leeft, heeft Brinkman dus klaarblijkelijk niet. Die omstandigheid versterkte vervolgens het vermoeden dat het Brinkman vooral was te doen om het beschadigen van Geert Wilders – met als mogelijk bijeffect dat hijzelf op 9 juni de steun krijgt van het smaldeel van de PVV-kiezers (volgens De Hond negentien procent) dat het wél met hem eens is. Brinkman zou in dat geval zeker kunnen zijn van het behoud van zijn Kamerzetel. En dat zou mooi van pas komen, nu de PVV in de peilingen fors aan het kelderen is.
Maar toch: ook als we die vermoedens en speculaties omtrent de werkelijke motieven van Brinkman even terzijde schuiven, blijft er een redenering over die inhoudelijk kant noch wal raakt. Want het kennelijk door Brinkman aangehangen standpunt dat het democratische gehalte van een politieke partij primair kan worden afgemeten aan de vraag of een partij leden heeft, is op z’n zachtst gezegd bizar – en waarachtig niet alléén omdat ook fanatieke PVV-bestrijders als Alexander Pechtold en Ella Vogelaar dit ‘argument’ al dikwijls hebben gebruikt. Er is namelijk geen enkele reden om afstand te doen van het kraakheldere criterium dat we in het verleden altijd hebben gebruikt om democratische en ondemocratische partijen van elkaar te onderscheiden: niet het gehanteerde toelatingsbeleid voor leden, maar de vraag of de politieke en staatkundige doelen die worden nagestreefd democratisch zijn. Precies om die reden stond bijvoorbeeld de NSB van Anton Mussert te boek als een antidemocratische partij, hoewel iedereen er lid van kon worden. Idem dito bij de voormalige CPN: leden waren daar van harte welkom en vergaderden zich suf over van alles en nog wat. Maar omdat de marxistisch-leninistische beginselen van de partij niet strookten met ons parlementaire bestel, werden communisten slechts hoogst zelden beschouwd als democraten.
Bovendien: wie een politieke (leden)partij beschouwt als het summum van democratische gezindheid, vergeet dat dergelijke partijen nog helemaal niet bestonden toen ons land halverwege de negentiende eeuw een parlementaire democratie werd. Neem een volbloeddemocraat als de liberale oud-premier Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872), nota bene de grondlegger van ons democratische bestel. Nimmer was hij lid van een politieke partij, laat staan van een ‘democratische’ ledenpartij. In zijn tijd was het namelijk nog zo dat, verdeeld over kiesdistricten, alleen individuele kandidaten met een eigen politiek program aan Kamerverkiezingen deelnamen. Politieke ledenpartijen werden destijds juist gezien als een potentieel gevaar voor de democratie, vooral omdat volksvertegenwoordigers het dan moeilijker zouden krijgen zonder last of ruggespraak te functioneren, zoals de Grondwet van hen eist. Zelfs ‘fractievorming’ – lees: het verschijnsel dat volksvertegenwoordigers van dezelfde politieke signatuur in de Kamer met elkaar gingen samenwerken – stond om die reden lange tijd in een kwade reuk. Kamerleden, zo vond men destijds, dienden zelfstandig denkende en zelfstandig handelende persoonlijkheden te zijn, en geen roeptoeters of zetbaasjes van clubs van politieke geestverwanten.
Was dat, terugkijkend, allemaal negentiende-eeuwse humbug? Nee, wis en waarachtig niet. Want toen in 1879 voor het eerst een landelijke politieke partij werd opgericht waarvan burgers lid konden worden (de orthodox-protestantse ARP), en dat initiatief in de jaren daarna massaal navolging kreeg, veranderden inderdaad onze democratische zeden en gewoonten. Leden van politieke partijen, en zeker actieve leden, zo bleek toen, zijn vaak aanzienlijk rechter in de leer dan hun voormannen. En dus ging het in onze poltieke arena wemelen van politici die constant door hun achterban werden gemaand er nog een schepje bovenop te doen. Voormalig PvdA-boegbeeld Joop den Uyl was er het trieste schoolvoorbeeld van: met name in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd hij voortdurend door partijcongressen en partijraden onder druk gezet om de koers van de PvdA nog wat verder aan te scherpen. Resultaat: Den Uyl veranderde van een leider in een ‘geleide’, zoals J.L. Heldring ooit schreef.
Wat er zou gebeuren als ook de PVV zo’n ‘gewone’ ledenpartij wordt? Houdt u er in elk geval maar alvast maar rekening mee dat de partij dan in haar volgende verkiezingsprogramma gaat pleiten voor herinvoering van de doodstraf. Wilders is daar weliswaar tegen, maar zijn kiezers, zo weten we uit enquêtes, zijn massaal voor. Is dat de ‘democratische’ PVV die Brinkman wil?
Laten we de dingen toch vooral niet ingewikkelder maken dan ze zijn. Zolang Wilders niet pleit voor afschaffing van onze parlementaire democratie, is zijn PVV een democratische partij. Voorts: kiesgerechtigde burgers die zich door Wilders’ partijprogramma voelen aangesproken, kunnen op 9 juni op hem stemmen. Kiesgerechtigde burgers die zijn partijprogramma verfoeien, kunnen dat nalaten en hebben op 9 juni de keus uit achttien andere politieke partijen. De Kiesraad heeft ze al op een rijtje gezet: CDA, PvdA, VVD, SP, D66, GroenLinks, ChristenUnie, Partij voor de Dieren, SGP, Partij voor de Mens en alle overige aardbewoners (PvdM), Nieuw Nederland, Trots op Nederland, Partij voor Mens en Spirit, Heel NL, Partij Eén, Lijst Feijen, de Piratenpartij en de Evangelische Partij Nederland (EPN). Is dat niet democratisch genoeg? Thorbecke zou het antwoord wel hebben geweten.

Onderwerpen