Spring naar de content

‘Ik haat fouten’

Hij kon wakker liggen van een mislukte rijstcrackermix en was soms keihard tegen z’n personeel. Jan Klijn (1940) begon met kaas en noten op de markt en verkocht twaalf jaar geleden zijn bedrijf, dat zo’n 100 miljoen gulden omzette. ‘Een echte geldwolf had die beslissing niet genomen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Ik stond al jaren met kaas op de markt toen de notenman naar me toekwam. Hij stopte en vroeg me of het niks voor mij was. Ik heb alles overgenomen; 700 gulden betaalde ik voor het zeil, de bakken en z’n kraam. Verstand had ik nog niet van noten, maar ik wist wel dat ik cashewnoten lekker vond; die waren net ontdekt. Dertig was ik toen. Al snel ging ik veel beter verkopen dan de notenman ooit had gedaan, door slim te zijn. Ik zorgde dat ik met m’n notenkraam naast m’n kaaskraam stond. En dan zei ik: bij een kilo kaas krijg je voor twee kwartjes een half pond vliespinda’s bij de kraam hiernaast. En dan zei ik daar: bij aankoop van een half pond vliespinda’s een kwartje korting op een half pond kaas. Koppelverkoop, heel simpel. Kwaliteit leveren ook, goed gebrande spullen. En zeggen dat ze het zakje open moeten houden als de noten nog warm zijn.

Uiteindelijk ging ik in het groot en verkocht ik per jaar 35 miljoen consumen-tenverpakkingen, met 145 man personeel en een omzet van bijna 100 miljoen gulden. Elk jaar reisde ik twee keer de wereld rond om leveranciers te bezoeken. Kun je nagaan wat er in één generatie kan gebeuren. Ik wist niks van noten en toch weten ze nu overal ter wereld waar ze met noten bezig zijn wie Mr. Klijn is. Ik heb een geweldige vrouw, die nooit heeft geklaagd. Ze vroeg weleens: “Is het nou echt nodig, al dat reizen?” Dan zei ik gewoon ‘ja’ en dan was het ook klaar.

Het was mijn hobby om producten te ontwikkelen. Ik ben ooit een week op Taiwan bezig geweest met een rijstcrac-ker. Calorielaag, 92 procent rijst, wat kruiden en wat sojasaus om in te bakken. Fruit was heel populair in Nederland, dus ik dacht: ik maak een nieuwe rijst-crackervariant en die noem ik OrBaPi-mix. Orange, banana en pineapple. Nou, ik dacht dat ik een wéreldproduct had bedacht. Ik kocht een container, ongeveer 6000 kilo. De bedoeling was dat het voor 10 euro verkocht werd, terwijl de inkoop 4 euro was. Gouwe handel, maar ik raakte het aan de straatstenen niet kwijt. Het sloeg gewoon niet aan. Daarvan lag ik dan te veel wakker; hoe raak ik die handel kwijt? Dat wakker liggen is een beperking. Ik haat fouten. Het is een zwakte dat ik niet over zo’n mislukking heen kan stappen. Nu kan werk me nog steeds wel bezighouden ‘s nachts. Als ik iemand adviseer, of als er iets speelt met de pianohandel in Sliedrecht waar ik aandelen in heb. Een paar nachten per week lig ik wel een paar uur wakker, want ik wil het wel goed doen.


Een perfectionist ben ik. Voor mezelf en voor anderen – het is nooit goed genoeg. Voor personeel was ik ook heel streng. Een discussie was altijd mogelijk, maar als ze mij niet overtuigden, dan moesten ze het toch doen zoals ik wilde. “Ik betaal jou, jij mij niet,” zei ik dan. Ik zette er wel goede managers tussen, want ik ben zelf te direct. Dan beschadig je mensen soms. Ja, ik kon keihard zijn. Ik had niet veel tijd en dan was ik soms te kort door de bocht.

Een druk kind was ik, een ruziemaker. Waarschijnlijk zouden ze nu zeggen dat ik ADHD had. We hadden thuis negen kinderen en mijn moeder was ziekelijk. Dus de drukste moest eruit. Tussen mijn zesde en mijn twaalfde woonde ik regelmatig buiten het gezin. Ik zat tussen de oude vrouwen; een tante van m’n moeder en haar dove, halfblinde dochter. Dat is niet goed voor zo’n jong kind. We hadden het ook niet breed thuis. Te eten was er wel, maar als ik bijvoorbeeld ging boksen, dan deed ik dat op blote voeten en met lappen om m’n handen. Niet dat ik daaronder gebukt ging, maar als ik langs de huizen van de dokter en de notaris liep, dan wist ik: zo’n huis wil ik later ook.

Als mijn jongste zoon ook in de no-tenbusiness had willen werken, had ik het nooit verkocht. Maar hij wilde sportleraar worden. Ik vond dat niet leuk; hij was zakelijk heel goed. Ik heb hem ook gezegd: “Zo goed als je broers krijg jij het dan niet.” Mijn twee andere zoons zitten wel in de noten, maar die zien die consumentenverpakkingen niet zitten. Zij willen de handel hebben; bulk-verkopen aan Duyvis bijvoorbeeld. Die oudste zoons doen het heel goed. Ze durven grotere risico’s te nemen dan ik.


Ik denk wel dat ik het uiterste eruit heb gehaald. Heel gedisciplineerd ben ik, en een harde werker. Ik ben nergens echt een hoogvlieger in. Al mijn verstand heb ik hard nodig om het goed te doen.

Eigenlijk kom ik tekort. Tientallen christelijke streekromans heb ik geschreven, die worden zo’n 40.000 keer per jaar uit-geleend in de bibliotheek. Maar ik ben geen Geert Mak. Als ik een echt goede schrijver was geweest, had ik allang een keer een bestseller gehad. In adviseren ben ik wel vrij goed. En zakendoen kon ik ook redelijk, maar het had natuurlijk veel groter gekund. Als ik mijn bedrijf twaalf jaar geleden niet verkocht had bijvoorbeeld. Een echte geldwolf had die beslissing niet genomen. Maar ik kon het goed verkopen en ik wilde dat doen terwijl ik er zelf nog van kon genieten.

Mijn geloof is belangrijk geweest voor mijn succes. Ik heb nooit zaken gedaan op zondag, ook niet toen Albert Heijn 24-uurslevering verlangde. En op zondag reis ik niet. Twee keer per dag gaan we dan naar de kerk, mijn vrouw en ik. En vroeger gingen mijn drie zoons en drie dochters ook allemaal mee. ‘s Ochtends tijdens de eerste dienst zat ik met mijn hoofd nog weleens bij m’n werk. Maar bij de tweede dienst was ik meestal helemaal ontspannen en op maandagoch- tend zag de wereld er weer heel anders uit. Ik ben ervan overtuigd dat die zondag mijn redding is geweest om niet door te draaien. Eén keer ben ik wel overspannen geweest. Ik vond zelf dat het wel meeviel, maar anderen vonden van niet. Mijn vrouw zei: “Jan, ga alsjebliéft naar het buitenland.” Nou, dan zal er wel iets aan de hand zijn, dacht ik, want ze vindt het anders nooit fijn als ik wegga. Ik moest pas terugkomen als ik me weer goed voelde. Dus ik ging naar Brazilië. Toen merkte ik zelf toch wel dat het erg was. Mijn aangezichtsverlamming, waar ik op mijn dertigste last van had gekregen, was verhevigd. Ik ging in die tijd constant door. Overdag hard werken en dan ‘s avonds nog een productboek schrijven, dat nu nog steeds hét productboek voor noten en gedroogde zuidvruchten is. Na zes weken Brazilië kwam ik gezond terug en van die overspannenheid heb ik nooit meer last gehad. Maar sindsdien sport ik wel zo’n vier tot vijf uur per week.


Noot: behalve van schrijven en de pianohandel, geniet Klijn nu ook van z’n koikarpers.