Spring naar de content

Aan de poorten van het hiphopwalhalla

Een klein clubje Rotterdamse dansers knokt zich omhoog in het keiharde LA. De concurrentie is moordend, de opdrachten zijn schaars. ‘Met één grote slag kun je binnen zijn, maar dansers realiseren zich niet dat dit jaren kan duren.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Sunset Boulevard, Rodeo Drive en Beverly Hills zijn om de hoek, maar hij maalt er niet om. Sterker nog, hij is nog niet één keer naar het strand geweest. Gianinni Semedo Moreira (21) uit Rotterdam-Zuid brengt zijn tijd door in North Hollywood. Dagelijks gaat hij richting dansschool en weer terug. Op de fiets, want voor zijn rijexamen is hij net gezakt. “Het verkeer in LA is verschrikkelijk,” zegt hij met ideale schoonzoonglimlach. Auto’s komen van alle kanten, grote wegen bestaan uit vijf of meer onoverzichtelijke banen, fietspaden zijn nergens te bekennen. Niemand waagt het om de fiets te pakken, maar Gianinni vindt het wel meevallen. “Fietsen worden hier vaak gestolen, zeggen ze, maar ik zie nooit iemand op een fiets.” Crossend door de chaos rijdt hij naar Debbie Reynolds, een dansschool voor talent uit alle werelddelen. De school ligt op een plek zonder glamour, tussen Troost Avenue en Lankershim Boulevard. Veel half gesloopte auto’s en overal vuil op straat. Bedrijfsgebouwen en fastfoodrestaurants wisselen elkaar af. In de vervallen huizen wonen Mexicanen en andere gelukzoekers. Is dit het danswalhalla waar hij als lefgozertje uit Rotterdam-Zuid van droomde? Trainen honderden jongens en meisjes zich het leplazarus om via tv-programma So You Think You Can Dance in deze gribus terecht te komen? Ja, this is the place to be, zegt Gianinni. Hij, Giorgio Costa en Timor Steffens, drie jonge Rotterdammers, knokken zich samen met een groepje Nederlanders in LA een weg omhoog in de hiphopdanswereld. Ze hebben de sprong gemaakt, maar moeten weer onderaan beginnen.

De concurrentie uit alle windstreken is moordend.


De klok in dansstudio Debbie Reynolds geeft twee uur aan, het uur waarop een danser in LA zijn dag begint. Uit de zalen klinken harde hiphopbeats van Drake, Rihanna en Usher. Bezwete dansers lopen zaaltjes in en uit. Gianinni groet een paar vrienden en opent de deur van zaal B. Hier vinden de komende dagen rehearsels plaats onder de leiding van choreograaf J.J. Villar. Gianinni en David Mayorga zijn gevraagd om als achtergronddansers op te treden bij de zeventienjarige Australische artieste Giulietta Russo. De kleine roodharige funky artieste is voor vier maanden in LA om haar nieuwe album te promoten.

David laat zich dramatisch op de grond vallen. “Hij heeft een kater van gisteravond,” verklaart Gianinni lachend terwijl hij zijn hand door zijn wilde haarbos haalt. “Hij gaat het zwaar krijgen vandaag.” Gianinni drinkt zelf niet. “Dat past niet bij mijn levensstijl als danser.” Hij drinkt liever water of rood-violette limonade.

J.J. vraagt: “Hoe lang ben je, Gianinni? Giulietta moet worden gelift.” De choreograaf ziet eruit alsof hij ook de hele nacht heeft doorgehaald. Hij doet denken aan Kevin Federline, de ex van Britney Spears, die ook danser is. Voor meer tekst is geen tijd, er is danswerk aan de winkel.

In januari verruilde de 21-jarige Kaapverdisch-Surinaamse danser Gianinni Semedo Moreira regenachtig Rotterdam voor zonnig Los Angeles. De mensen op straat doen hem soms even terugdenken aan Hoogvliet: zwart, blank en Hispanic. Verder lijkt de wijk weinig op zijn oude buurt. De huizen zijn groter en de wegen breder.

Op vijf minuten van zijn huis is Denny’s, een junkfoodrestaurant. De danser probeert er bijna elke dag een nieuwe limonade uit. Zijn favoriet tot nu toe is blueberry pomegranate. Eten kookt hij vaak thuis, wat ongewoon is in het land waar boodschappen meer kosten dan een happy meal. Maar hij moet natuurlijk wel een beetje gezond eten met zoveel lichamelijke inspanning.


In zijn sobere kamer vallen twee dingen op: de dikke bijbel naast zijn computer en het meer dan een meter hoge Ikeabed.

“Ik ben op mijn vijftiende begonnen met dansen. Ik zag een clip van Run DMC, It’s like that, en dacht: wauw dat wil ik ook!” We eten macaroni met gesneden groentes, het bord op schoot. In de videoclip van Run DMC zit een breakdance. Het werd Gianinni’s eerste dansstijl. Vanaf toen begon hij in zijn slaapkamer, op school en in verschillende zalen te trainen. Hij leerde dansers kennen, van wie sommigen nog steeds tot zijn vriendenkring behoren. Ze belden elkaar om te oefenen of spraken af in het centrum van Rotterdam, waar ze een gratis zaaltje hadden gevonden. Op de gereformeerde school waar hij zat, voelde hij zich nooit thuis. “Ik danste in de pauzes altijd in de aula, wat nogal wat bekijks gaf. Maar ze begrepen niet waar ik mee bezig was, met ze praten lukte niet. Ik raakte al snel gedemotiveerd. Ik was ook nog eens een van de weinige donkere jongens op mijn school.”

Na vier jaar verliet hij de havo en ging hij een ict-opleiding volgen. Maar hij danste meer dan dat hij huiswerk maakte. Na het winnen van een danswedstrijd van TMF kreeg hij een beurs voor de Dansacademie Lucia Marthas in Amsterdam. “Hier kwam ik in aanraking met andere dansstijlen als jazz, ballet en moderne dans. Ik kreeg verschillende televisieopdrachten, maar stiekem dacht ik: wil ik dit wel? Wil ik later wel in een musical staan, het hoogst haalbare in Nederland? Eigenlijk was ik mijn reis naar Amerika al aan het plannen vanaf het moment dat ik begon te dansen.” Zijn hiphopstijl heeft hij buiten de danslessen geleerd, van andere dansers, maar ook door goed naar clips op TMF en MTV te kijken. Hoe lang hij in LA blijft wonen, weet hij nog niet. Hij heeft een visum voor drie jaar.


Door So You Think You Can Dance (SYTYCD), waar Gianinni in 2008 aan meedeed, wil bijna iedere Nederlandse hiphopdanser naar LA. Het programma gaf hem de kans om in Nederland een jaar lang hard te werken, waardoor hij genoeg kon sparen om naar LA te kunnen. Als tiener keek Gianinni al naar de Amerikaanse uitzendingen, vóórdat RTL ze overnam. Bijna alle finalisten van SYTYCD 2008 zijn sindsdien weleens in LA geweest. Sommigen gaan voor een paar maanden, zoals Giorgio. Anderen wonen er vast, zoals Timor, die in 2008 de tweede plaats behaalde in de show. De drie Rotterdammers kenden elkaar al voor de aanvang van het programma. “We oefenden samen en gingen samen uit,” zegt Gianinni.

Loraine Day sprong ook van Nederland naar LA en heeft het al gemaakt. Ze is danseres en assistent-choreograaf van de Backstreet Boys. In Denny’s houdt ze het bij een megabeker ijskoud water. Haar vriend Minquell Ramone, ook danser en choreograaf, laat een bord volscheppen met patat en pancakes. Loraine: “Toen ik die baan als assistent-choreograaf kreeg, belde ik direct Minquell om hem te vertellen dat ik kon stoppen met dansen, want ik had de Backstreet Boys ontmoet. Ik deed vroeger mee aan elke Hitkrant-wedstrijd om ze maar te ontmoeten.” Minquell: “Met één grote slag kun je binnen zijn, maar dansers realiseren zich niet dat dit jaren kan duren. Ze zien Timor in SYTYCD, horen dat hij bij Michael Jackson heeft gedanst en denken: dat ga ik ook doen! Helaas werkt het niet zo.” Gianinni: “Laatst was er een auditie voor Christina Aguilera waar ongeveer vijfhonderd mensen op af kwamen. Dan ben je de hele dag bezig met dansen, totdat er uiteindelijk twee worden uitgekozen.” De ober vraagt intussen of ze nog wat willen drinken, het navullen is gratis.


Even naar de States verhuizen gaat niet zomaar. Het is moeilijk om als danser een werkvisum te krijgen en mensen verkijken zich op de kosten. Vincent Vianen (25), die als choreograaf werkte voor SYTYCD en Idols, wil een bureau opzetten om jonge dansers te helpen zich te vestigen in LA. “Er zijn maar een paar Nederlanders die een visum hebben gekregen, Timor en Gianinni zijn twee van hen.

De meeste mensen moeten hier jaren voor ploeteren. Veel dansers komen hier en verliezen geld doordat ze te veel uitgeven aan huisvesting, autohuur, eten en kleding.”

Vincent woont met vijftien jongeren overal vandaan in een huis in North Hollywood. Hij staat tientallen broodjes tonijn te smeren voor een barbecue. “Alleen is ook maar alleen. Sommige Nederlanders raken hier geïsoleerd als ze alleen gaan wonen, ze missen hun vrienden en familie. In dit huis heb ik genoeg aanspraak.” Hij slaapt met drie andere jongens op een kamer met twee stapelbedden. Overal liggen kleren en de bedden zijn niet opgemaakt. Niki van Callandt, die voor twee weken in LA is om te dansen is, zegt eerst enthousiast dat ze ook in een complex met andere dansers wil wonen, maar als ze hoort dat ze dan misschien met iemand een stapelbed moet delen, betrekt haar gezicht. Haar moeder heeft de reis betaald en rijdt haar veertien dagen van studio naar studio.

De Nederlandse dansers in LA zoeken elkaar op. De gesprekken gaan vaak over de mentaliteit van de Amerikanen. Minquell: “Ik moest behoorlijk wennen aan de Amerikaanse ‘voor wat hoort wat’-mentaliteit. Ik vroeg aan een Amerikaan of ik met hem mee kon rijden. Hij vond het best, als ik maar een tank benzine voor hem wou betalen! Hij kon de pot op.” Loraine vult aan: “Je moet hier altijd uiterst beleefd blijven. Zelfs na een harde afwijzing is het de bedoeling dat je ‘thank you for this audition’ roept. Doe je dat niet of ga je uit je dak, dan maak je de volgende keer geen schijn van kans meer.”


Aan elkaar hebben ze meer dan aan Amerikanen. Vincent: “Amerikanen zijn aardig, maar echte vrienden zullen het niet worden. Wij Nederlanders proberen elkaar te helpen. Amerikanen beloven je allerlei audities en dansopdrachten, maar maken het uiteindelijk niet waar. Wat dat betreft kloppen de clichéverhalen over Amerikanen wel. De meeste vriendschappen zijn hier oppervlakkig en lijken totaal niet op de vriendschappen die je in Nederland had.”

Haat en nijd is er ook. Gianinni: “Mensen maken elkaar zwart bij choreografen om zelf een opdracht binnen te halen. Het hoort erbij. Je kunt de beste vrienden met iemand zijn, uiteindelijk sta je wel naast elkaar tijdens een auditie. Zo heb ik vaak audities gehad met Timor en Vincent. We helpen elkaar, maar wanneer het op audities aankomt, sta je er alleen voor.” Venijnig pepert Vincent hem in dat hij hem laatst inderdaad mooi in de steek heeft gelaten. “Er was een belangrijke auditie voor Usher waar ik niets van wist. Gianinni ging er naartoe, maar heeft mij niet op de hoogte gesteld. Dat vond ik best vervelend, juist omdat ik zelf wel altijd audities doorgeef.” Gianinni is zich van geen kwaad bewust: “Ik denk dat ik het gewoon vergeten ben. Iedereen is hier te druk bezig met zijn eigen plan.”

Het is donderdagavond kwart over zeven in danszaal C bij Debby Reynolds. Niki en Gianinni maken zich op voor een les van de beroemde Tricia Miranda, choreograaf voor onder anderen Beyoncé, Daddy Jankee en Prince. De Latijns-Amerikaans uitziende dame, die aldoor kauwgom kauwt, draagt een simpele trainingsbroek, een rode top en enorme gouden oorringen. Haar kleine witte hondje zet ze in de hoek. Loeiharde hiphop knalt uit de speakers. Aan een half uurtje heeft ze genoeg om een dans te oefenen. Ze zet twee rijen tegenover elkaar. Meisjes tegen de jongens. De hond begint te blaffen. Tricia schreeuwt: “Shut up!” Het hondje is koest. Vervolgens kiest ze Gianinni uit ruim vijftig mensen om één op één een dans te doen met een jongen die erg op hem lijkt. Ze hebben dezelfde krullen, zijn ongeveer even groot en hebben dezelfde danskwaliteiten. “My brother from another mother,” noemt hij danser Mikey Pesante na afloop. Maar hij weet dat Tricia waarschijnlijk een bedoeling had en een van de twee ergens voor wil kiezen.


Niki, die in Nederland les kreeg van Gianinni, is bezweet en bekaf. “Het niveau is hier veel hoger dan thuis. In Nederland moet ik altijd lang wachten voordat iedereen alles snapt. Je ziet hier veel Aziaten, Britten en mensen uit Zuid-Amerika. Het is een internationale poel van dansers. Ze leven bijna in de studio’s.”

Later op de avond, wanneer Gianinni op de bank hangt met zijn Amerikaanse vriendin Melissa Miles, krijgt hij een sms’je met de vraag of hij morgen aanwezig kan zijn bij een auditie voor PlayStation. Alleen de locatie, de kledingvoorschriften en de opdrachtgever worden vermeld.

De roodharige Melissa woont al tien jaar in Los Angeles en is ook danser/choreograaf. “De eerste jaren hier was ik serveerster, wat funest is voor een danser. Slecht voor je benen en ik moest vaak afzeggen omdat ik een auditie had.” Ze schat dat één op de tien dansers kan leven van zijn vak. De rest werkt ernaast of heeft een uitkering. “In deze wereld draait het vaak om je uiterlijk, en niet om je danstalent. Natuurlijk moet je goed zijn als danser; maar ik ken ook veel mooie meiden die niet kunnen dansen en toch opdrachten krijgen.”

Veel jonge danseressen kampen daarnaast met eetproblemen.

Melissa: “Nu heb ik nergens last van, maar aan het begin van mijn carrière was ik onzeker, waardoor ik erg weinig at.” Ook mannen worden beoordeeld op hun uiterlijk. Minquell zag tijdens een auditie een jongen met een grote fietsketting om zijn nek. “Dat ding kletterde alle kanten op. Belachelijk vond ik het. Totdat ik erachter kwam dat hij die opdracht binnen gesleept had.” Loraine heeft het er weleens moeilijk mee gehad. Dansers staan tijdens een auditie in een rij en hebben nog geen pas gezet of sprong gemaakt en dan klinkt de vleeskeurder al: ‘Jij wel, jij niet.’ “Dat is hard, maar je weet wel waar je aan toe bent.”


Het afgewezen worden en de keiharde concurrentie leiden niet zelden tot gedeukte ego’s. Melissa: “Dansers en zelfs choreografen raken aan de drugs en geven slome lessen. Een aantal dansers heeft een wiet- of cokeverslaving, veel van hen drinken alcohol en roken sigaretten.” Volgens Melissa zijn er ook veel dansers die in geldnood komen, waardoor ze gedwongen zijn om in hun auto of het park te slapen.

Het is vrijdagmiddag. Gianinni heeft een fotoshoot op Venice Beach, een totaal andere omgeving dan North Hollywood. Overjarige hippies, straatartiesten, skaters, musicerende Afrikanen. Gianinni hoort een leuk muziekje en gooit er een paar dansmoves uit. Niemand kijkt op.