Spring naar de content

Paramariblues

‘Alles wat in Suriname is beproefd, het is alles eenvoudig mislukt,’ verzuchtte premier Hendrikus Colijn reeds in 1935. Met een veroordeelde drugsdealer als nieuwe president lijkt het land er nu slechter voor te staan dan ooit tevoren. Of er is er toch nog hoop voor onze ex-kolonie in de West?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

In dertig jaar kan een hoop veranderen en niets is zo geschikt om dat inzicht aan ons verstand te peuteren dan een blik in een stapel oude kranten. Want hoe zag de wereld er ook alweer uit in 1980? Ter opfrissing van het geheugen: in Nederland regeerde toen het eerste kabinet van Dries van Agt. Koningin Juliana deed dat jaar afstand van de troon ten gunste van haar dochter Beatrix en buitenlandse regeringsleiders luisterden naar namen als Helmut Schmidt (Duitsland), Valéry Giscard d’Estaing (Frankrijk) en Margaret Thatcher (Groot-Brittannië). Verder opende Sovjetpresident Leonid Breznjev dat jaar de Olympische Spelen in Moskou, richtte Lech Walesa in het communistische Polen een onafhankelijke vakbond op en werd Jimmy Carter bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen verpletterend verslagen door Ronald Reagan.

Kort en goed: 1980 is erg lang geleden. Of toch niet? Want één naam die dertig jaar geleden bijna dagelijks in de krant stond, was ook de afgelopen weken weer voortdurend in het nieuws. We hebben het dan over Desi Bouterse. In 1980 had hij die eer te danken aan de staatsgreep die hij in Suriname had gepleegd; dat hij nu, drie decennia later, opnieuw van zich doet spreken heeft te maken met zijn recente verkiezing tot negende president van zijn land. Vanwege die enorme ausdauer als nieuwsmaker op de internationale politieke bühne is Bouterse te typeren als een zeer uitzonderlijke figuur. Waarbij dan meteen moet worden aangetekend dat die uitzonderingspositie als het ware samenvalt met de minstens zo uitzonderlijke geschiedenis van Suriname.

Want ga maar na: het land waar Bouterse op 13 oktober 1945 werd geboren stond tot 1975 in de eerste plaats bekend als een (Nederlandse) kolonie. Volgens de Van Dale is dat ‘een wingewest buiten het eigen gebied van de natie gesticht om handel te drijven, ongecultiveerd land te ontginnen enz.’. Maar strikt genomen heeft Suriname nooit aan dat voor het moederland lucratieve ideaalbeeld voldaan. Dat wil zeggen: sinds het land in 1674 definitief in Nederlandse handen kwam – na een deal met concurrent Engeland, die er de Nederlandse kolonie aan de Hudsonbaai, het latere New York, voor terugkreeg – is weliswaar drie eeuwen lang hardnekkig geprobéérd om aan Suriname geld te verdienen, maar echt gelukt is dat nooit.

Lees het gehele artikel in de HP/De Tijd van deze week.

Onderwerpen