Spring naar de content

De CDA- jeugd ziet Wilders wel zitten

Twee maanden na de historische verkiezingsnederlaag staat het CDA alweer klaar om te gaan regeren. Maar tussen de coulissen beraadt de partij zich op wat er misging – en op hoe het verder moet. De jonge garde loopt zich warm.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Op een late namiddag in juli, op het CDA-partijbureau te Den Haag, neemt demissionair minister-president Jan Peter Balkenende afscheid van zijn campagneteam. Balkenende en zijn campagneleider Michael Sijbom houden een speech. Er wordt veel gelachen. De bijeenkomst eindigt met een daverend applaus. Na een uur of wat loopt het partijbureau langzaam leeg, maar in een zaaltje verderop verzamelt zich een groepje jongeren. Het zijn leden van het Christen Democratisch Jongeren Appèl (CDJA), een club die zichzelf graag een horzelfunctie in de moederpartij mag toebedelen. De horzel prikt nu een beetje van rechts, zoals Trouw nog niet zo lang geleden vaststelde. Het CDJA is niet zomaar een jongerenvereniging. Nieuw politiek talent begint vaak daar zijn loopbaan. Jack de Vries, jarenlang mannetjesmaker van Balkenende en later staatssecretaris van Defensie, en Jan Kees de Jager, de huidige minister van Financiën, zaten in de jaren negentig gezamenlijk in het CDJA-bestuur. De Vries als voorzitter, De Jager, uiteraard, als penningmeester. Fractievoorzitter Maxime Verhagen is ook afkomstig uit het CDJA.

Er is veel fout gegaan de afgelopen jaren, stellen de jongeren met enig aplomb vast. Ook tijdens de laatste verkiezingscampagne. Maar de campagne is niet het belangrijkste gespreksonderwerp. Het onderzoek naar de fouten tijdens de campagne is iets voor de evaluatiecommissie, die dit najaar op een congres met haar bevindingen komt. Daarbij zal ook worden gekeken naar de vraag of Nederland inderdaad Balkenende-moe was, zoals vaak wordt gesuggereerd.

De jongeren zoeken liever antwoorden op structurelere kwesties waar de partij voor staat, zoals de secularisering. Want hoewel het lang goed is gegaan met de christendemocraten in de geseculariseerde samenleving, keren veel kiezers de partij nu toch de rug toe. Het CDA lijkt een anachronisme, een overblijfsel van vroeger. Andere thema’s betreffen het immigratievraagstuk, de vitaliteit van de parlementaire democratie, de rol van de overheid en het belang van het maatschappelijk middenveld.


In het zaaltje van het CDA-partijbureau zitten ongeveer dertig CDJA’ers. Een aantal is zomers gekleed, sommigen hebben zich in het pak gehesen. Er wordt gelachen, maar niet uitbundig: er is heel wat voor nodig om het CDA toekomstbestendig te maken, klinkt het. De jongeren hekelen de weigerachtige houding van hun moederpartij om stelling te nemen in het immigratiedebat. Ook vinden ze het CDA te wantrouwend tegenover bestuurlijke vernieuwing. De jongeren lijken gecharmeerd van een districtenstelsel, dat vooral bedoeld is om de burger meer te betrekken bij de politiek, en daarin vinden zij uitgerekend in een goddeloze partij als D66 een medestander.

Degene met het hoogste woord op deze bijeenkomst is oud-vicevoorzitter Maarten Neuteboom, die overigens getrouwd is met Marijse Klink, eveneens oud-vicevoorzitter – het CDA is en blijft een familiepartij. Neuteboom vindt dat het CDA zich in het algemeen fermer moet uitspreken. Maar er is ook andere kritiek. Volgens Neuteboom vinden CDJA’ers dat de politiek in het algemeen niet progressiever moet willen zijn dan de bevolking. “Dit is een generatie die, zonder alles bij het oude te willen laten, weer eens durft op te komen voor goede tradities.” Over de vorige generatie is hij beduidend minder te spreken. “Als je politici en de intellectuele elite in dit land soms hoort praten, krijg je de indruk dat onze voorouders collectief seniel waren.”

Neuteboom vindt ook dat de toon evenwichtiger moet en dat de culturele verworvenheden van Nederland meer mogen worden gewaardeerd. “Links-liberalen zoals Alexander Pechtold kijken neer op mensen die niet staan te trappelen om mee te gaan in de vaart der volkeren of die niet mee kunnen komen door alle veranderingsdrift en vernieuwingsdrang. Maar mensen hechten aan zekerheid en willen een beetje met rust worden gelaten.” De politicus in spe vult aan: “Als de politiek dat eens gaat begrijpen, zou er al veel gewonnen zijn.”


De inhoudelijke discussies van de CDJA’ers moeten leiden tot een document dat volgende maand af moet zijn. Het geheel staat onder leiding van CDJA-bestuurslid Paul Schenderling. Hij studeert economie en is het type dat in gesprekken gretig Winston Churchill citeert of zelfs de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino. In het document wordt antwoord gegeven op vragen betreffende immigratie, integratie, bestuurlijke vernieuwing, het belastingstelsel, de rechtsstaat en het ‘doorgeslagen gelijkheidsdenken’. Stuk voor stuk zaken waar het CDA het volgens Schenderling moeilijk mee heeft.

Wat immigratie en integratie betreft, denkt Schenderling dat er nu echt een pas op de plaats nodig is. “De prioriteit moet liggen bij de mensen die al zijn gemigreerd. Maar we verwachten wel van ze dat ze meedoen met de samenleving. Onze taal is ook belangrijk. Een typisch Nederlands woord als gezelligheid moet je gewoon kennen. Burgerschap is het kernwoord hier.” Hij vindt ook dat ‘nieuwe Nederlanders’ niet alleen moet worden geleerd dat ze grondrechten hebben, maar ook zogenoemde ‘grondplichten’. “Dat geldt ook voor mensen die hier zijn geboren. We worden geleerd te leven als een consument, maar we moeten ook leren een constructieve bijdrage te leven aan de maatschappij, bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk.”

Niet alleen de immigratie is een moeizaam onderwerp, ook de rol van de overheid ligt gevoelig. “De overheid heeft steeds meer taken overgenomen van de burger. De verstatelijking is geen goede ontwikkeling. De overheid heft teveel belasting; een vlaktaks (waarbij iedereen hetzelfde percentage inkomstenbelasting betaalt – red.) zou op de lange termijn verstandig zijn.”


Ook het cultuurrelativisme, een onderwerp dat tegenwoordig vooral van PVV-leider Geert Wilders vandaan lijkt te komen, wordt gehekeld. “CDJA’ers schamen zich er minder voor dan CDA’ers om te zeggen dat niet alle culturen gelijk zijn,” merkt Schenderling op. “Er zijn nu eenmaal verschillen, dat moet je gewoon erkennen. Toch zie je het gelijkheidsdenken oprukken, vooral vanuit linkse hoek. Het CDA gaat mee in dat relativistische denken.”

Alleen een andere visie op het immigratievraagstuk en al die andere zaken, is niet voldoende. Daarom wordt er ook aandacht besteed aan reflectie, bezinning en herbronning, en dat gebeurt op bijeenkomsten van de zogeheten ‘zomerschool’ van het CDJA. Journalisten zijn er niet welkom, maar er wordt, na overleg, een uitzondering gemaakt voor HP/De Tijd. Er zijn wel een paar voorwaarden aan verbonden: niemand mag worden geciteerd, iedereen wil vrijuit kunnen spreken. En er mogen ook geen namen worden genoemd. Op bepaalde avonden worden er boeken besproken door jongeren, veelal studenten recht of filosofie. “Het is een stevig programma,” zegt iemand van de organisatie, “maar het is dan ook de plicht van onze generatie om de zesjesmentaliteit achter ons te laten.”

Op de avond die HP/De Tijd kan bijwonen, zijn er ongeveer vijftien studenten. Ze werpen tal van filosofische vragen op, die vaak van zichzelf al groot en ingewikkeld zijn. Ze hebben betrekking op het christelijke leven in een seculier tijdperk of gaan over het belang van filosofisch onderwijs. Het boek van Arend Jan Boeke-stijn over ontwikkelingshulp komt aan de orde, en Het christendom is zo gek nog niet van de Amerikaans-Indiase denker Dinesh D’Souza. Ook wordt er gediscussieerd over een boek van voormalig arts-psychiater en schrijver Theodore Dalrymple, geliefd onder rechtse denkers. Zelfs het Atheïstisch manifest van Herman Philipse wordt gelezen.


Voor een buitenstaander zijn de avondjes soms lastig te volgen. Het lijkt ook wat pretentieus om zoveel boeken te lezen, maar de jonge mannen en vrouwen wensen zichzelf heel serieus te nemen. Een twintiger die zich verdiept in Plato’s De staatsman of Wilhelm Röpkes A Humane Economy voldoet niet bepaald aan het stereotype beeld van de calculerende student die bij voorkeur de avond voor z’n tentamens snel zijn studiemateriaal tot zich hoopt te nemen. Hier evenwel leidt een nieuwe generatie zichzelf op. Het lijkt op een schaduwuniversiteit, met een eigen selectie aan ‘great books’. Kennelijk biedt de gewone universiteit deze jongeren te weinig.

Maar volgens initiatiefnemer Bart-Jan Heine moeten we dat anders zien: “Het is zeker geen schaduwuniversiteit, maar het gaat uit van de gedachte dat het goed zou zijn als jonge politici door het lezen van relevante boeken het zomerreces zinvol besteden. Het is in zekere zin de concretisering van het adagium van ‘voorbij de zesjescultuur’.” Want die mentaliteit, vindt Heine, is de dood in de pot. “Er moet een cultuur ontstaan binnen de politiek die eens voorbij de hyperigheid en oppervlakkigheid gaat van alledag.”

En hij vindt dat het CDA zijn signatuur moet bewaken. “Linkse CDA’ers zien graag de christen-democratie verwateren tot een soort ‘D66 met God’, om zo meer te worden geaccepteerd door de dominante liberale cultuur. Ik heb niet het idee dat veel jongeren binnen het CDJA voorstanderzijn van een dergelijke strategie.” Volgens Heine zien zij liever een uitgesproken CDA. “Dat oog heeft voor de apolitieke verbanden in de samenleving zoals het gezin, de kerk en het verenigingsleven.”


Terwijl de CDA-jongeren zich druk maken over de nieuwe koers, gaat hun partij onderhandelen met VVD en PVV. Hoe gaat de achterban reageren op een eventueel akkoord? Op een van de bijeenkomsten zijn twee gasten met enige statuur uitgenodigd: CDA-senator en partijprominent Hans Hillen en politiek journalist Eric Vrijsen.Het is uitgerekend de avond van de dag waarop VVD-leider Mark Rutte voor het eerst zegt geen mogelijkheden te zien voor Paars-plus. Er gaat een zucht van verlichting door de zaal als iemand het nieuws nog eens opdist. Hans Hillen vindt het beter als het CDA zich opnieuw uitvindt in de regering dan in de oppositie en Eric Vrijsen constateert dat de media Paars-plus hebben uitvergroot. “Vooral de media waren Balkenende-moe, en door maar te blijven publiceren over Paars-plus werd dat een self-fulfilling prophecy.”

De PVV; de naam alleen staat in het CDA garant voor opschudding. Er is een generatie CDA’ers, die nu nog de dienst uitmaakt en op sleutelposities zit, die links van het midden staat en onder geen beding met de PVV wil regeren. De nieuwe generatie, de twintigers van nu, heeft geen principiële bezwaren tegen een (gedoog)kabinet met de PVV. Zeker, ze vinden dat Geert Wilders te ver gaat, dat hij te veel schreeuwt en zich niet inzet voor de vrijheid van onderwijs en godsdienst voor moslims. Bart-Jan Heine vindt dat het CDA pal moet staan voor de rechtsstaat. “Maar velen binnen het CDA zijn blind voor het feit dat die vrijheid ook in slechte handen is bij de andere seculiere partijen, zoals D66 en GroenLinks.”

De jongeren vinden dat er veel mis is met de huidige immigratiepolitiek. Er moet een tijdelijke immigratiestop komen, zeggen ze. Er moet een einde komen aan het ‘verlammende cultuurrelativisme’. De burger moet meer bij de politiek worden betrokken, wil het politieke systeem nog enigszins overeind blijven. Het belastingstelsel moet worden hervormd. De ontwikkelingshulp kan veel efficiënter en goedkoper. Het is een greep uit de punten die zo lijken te zijn overgenomen uit het partijprogramma van de PVV. Is dat volgens het CDJA dan de agenda van de toekomst? Het heeft er alle schijn van. Aldus wordt de PVV als het ware ingekapseld in het systeem. En uitgehold. Over een aantal jaren is Geert Wilders volledig uitgekleed en kan het CDA opnieuw de grootste partij worden. Althans, dat lijkt het idee te zijn.


Rest de vraag of in het huidige CDJA de hoofdrolspelers rondlopen van het toekomstige CDA dat zoveel op de PVV zou gaan lijken. Zit de nieuwe Jan Peter, Jan Kees of Jack tussen deze studenten? Schenderling denkt van wel: “Ik zie wel CDJA’ers om me heen die het over vijftien tot twintig jaar ver gaan schoppen in de politiek. Vooral als ze zowel inhoudelijk als organisatorisch hun zaakje voor elkaar hebben.” CDJA-voorzitter Jeroen van Velzen denkt dat Schenderling daarin gelijk heeft. “Er is een hoop potentieel, maar niet iedereen wil de politiek in. Veel leden gaan naar het bedrijfsleven, de wetenschap of maatschappelijke organisaties.”

Zelf heeft Van Velzen nog geen ambities om ‘door te stoten’ in de politiek. Hij hoopt in ieder geval niet dat hij, net als Jack de Vries destijds, CDJA-voorzitter is in oppositietijd. Maar dat lijkt wel goed te komen. Na het mislukken van Paars-plus zette het CDJA in op een middenkabinet, omdat het bezwaar had tegen de PVV-standpunten rondom de vrijheid van godsdienst. Maar die bezwaren zijn tijdens de informele onderhandelingen weggenomen. Nu vinden de CDA-jongeren het prima als er wordt onderhandeld, zolang de rechtsstaat maar overeind blijft. “Er zijn nog veel hobbels tussen het CDA en de PVV en er heersen nog vragen, maar het is nu gewoon wachten op de resultaten van de onderhandelingen,” zegt Van Velzen.

In tegenstelling tot partijprominenten als Dries van Agt en Willem Aantjes, staan de jongeren pragmatisch tegenover samenwerking met de PVV. Of ze inderdaad stukje bij beetje opschuiven naar de PVV? Van Velzen vindt van niet: “Wij proberen terug te grijpen op de christen-democratische bronnen en van daaruit consequent de vertaalslag te maken naar de actualiteit.” Het CDA heeft dat volgens de voorzitter niet voldoende gedaan. De partij staat volgens Van Velzen op een tweesprong. “Of we worden een pragmatische rechtse partij zoals de Franse UMP, of we vertellen een verhaal en proberen onze eigen visie op de samenleving over te brengen. We staan in een bepaalde traditie. Er is toekomst voor ons gedachtengoed.”


Het CDJA is opgericht in 1981, een jaar na de fusie van de ARP, CHU en KVP die sinds 1980 het CDA vormen. De kern van de jongerenvereniging bestaat uit het dagelijks bestuur van zeven studenten, zes heren en één dame. Dat bestuur wordt gecontroleerd door een algemeen bestuur van afgevaardigden van de provinciale afdelingen.

De vereniging baseert zich op de christen-democratie, die stoelt op normen en waarden uit het christelijk geloof. Het christen-democratisch denken en de bijbehorende speerpunten zijn ontleend aan de Bijbel: gerechtigheid, solidariteit, gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap. Maar het CDJA is er niet alleen voor christenen. Ook andere gelovigen zijn welkom. In tegenstelling tot het electoraat van het CDA is slechts een klein deel van de CDJA-leden islamitisch, maar dat ligt volgens het bestuur aan het feit dat allochtonen niet zo vaak lid worden van een politieke partij of politieke jongerenorganisatie. Ongeveer de helft van de CDJA-leden is niet gelovig, terwijl bij een afdeling als Rotterdam de ongelovigen juist flink in de meerderheid zijn. Het ledental van het CDJA schommelt tussen de twee- en drieduizend leden.