Spring naar de content

Van rast a…tot bobo

Is hij een diamant of een vloek voor de Hollandse WK-aspiraties? Overal waar ex-voetbalvedette Ruud Gullit opduikt, zijn de meningen hartstochtelijk verdeeld. Is hij de charismatische leider die iedereen ompraat? Of een luie man die teert op zijn verleden?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Zodra ter tafel komt dat Ruud Gullit (48) het gespreksonderwerp zal zijn, zetten velen de ontluikende conversatie in de wacht en nemen onmiddellijk dat vrijwel ondefinieerbare begrip ‘charisma’ in de mond. Maar ook daarna, als je over de eerste teleurstelling van dit lelijke containerbegrip heen bent, bestaat er nog een riedel waar kennelijk weinigen, hoe welbespraakt en ingewijd en origineel ook, onderuit kunnen: dat hij ‘groot’ is, en ‘lang’, en dat er ‘wel even iemand binnenkomt’ zodra hij zijn neus om de hoek steekt. Bijna woordelijk spreekt men elkaar na. Alsof er ondergronds een massamediale imagocampagne is losgebarsten die iedereen geïnfecteerd heeft met dezelfde slogans. Al is er natuurlijk ook een veel eenvoudiger verklaring: namelijk dat Ruud Gullit inderdaad groot is, inderdaad lang is en er inderdaad, als hij ergens zijn entree maakt, bijna automatisch een respectvolle stilte neerdaalt.

“Ik mocht aanwezig zijn bij de WK-loting in Kaapstad,” zegt Chris van Nijnatten, chef Sport bij het AD. “Daar dromt dan de hele voetbalgemeenschap bij elkaar. En ik kan je verzekeren: Ruud Gullit trok in die enorme kluwen de meeste media-aandacht. Op één man na: David Beckham.” Ook volgens Emile Schelvis, sportjournalist en presentator bij Sport1, is Ruud Gullit een logische en sterke keuze als president van het HollandBelgium Bid, de organisatie die het WK hierheen probeert te halen. “Hij is wat ze in vakkringen een communicator noemen. Vraag me niet hoe hij het doet. En of er een speciale gave voor nodig is. Maar ik heb zien gebeuren dat hij hele zalen weet te ontwapenen met zijn charme en… eh… charisma.”


Genoemde karakteristieken kan ik niet alleen beamen; ik heb ze al in een zeer vroeg stadium van mijn leven van nabij leren kennen. En bewonderen. Het zal in 1979 of 1980 geweest zijn dat ik met het Leidse elftal (de beste jeugdspelers uit de regio Leiden) een oefenwedstrijd speelde tegen de B1 van DWS, voor alle duidelijkheid: een ‘gewoon’ clubteam uit Amsterdam. De hele wedstrijd lang liep er bij DWS een lange, donkere jongen op het middenveld met een soort uitschuifbare benen. Gracieus als een hinde draafde hij over het veld in een geheel eigen – ogenschijnlijk te doorkruisen, maar bij nader inzien onbereikbaar – universum, waar de luchtweerstand aanzienlijker minder leek en hij slechts één stap hoefde te doen om een afstand te overbruggen waar alle overige spelers twee tot drie stappen voor nodig hadden.

Hoe hij destijds aan de zijkant van de middenlijn de bal kreeg aangespeeld, in gestrekte draf langs de zijlijn iedereen als het ware stil liet staan, naar binnen sneed en met een pegel in de korte hoek onze keeper verschalkte, zal ik niet snel vergeten. Meer nog dan verbluftheid over de actie zelf (die op een vreemde manier voorspelbaar leek vanaf het moment dat hij de bal aannam) trof mij de apathie van de andere DWS-pupillen die, zodra deze donkere atleet zich over de bal ontfermde, vrijwel terstond ophielden met rondrennen, hun sterspeler aangaapten en in dubio leken over de vraag of ze hun handen wel of niet over elkaar zouden leggen; zó zeker waren ze van hun eigen overbodigheid zodra Ruud Gullit de bal had. De eindstand van de wedstrijd heb ik verdrongen, maar 7-1 of 8-1 komt, denk ik, dicht in de buurt.


Halverwege de tweede helft, dat meen ik nog te weten, drong zich het idee op na het eindsignaal onmiddellijk op hem af te stappen en hem te feliciteren met zijn fantastische wedstrijd. Ik vond dat hij moest weten dat ik zijn klasse gezien had. En dat ik mij niet liet kapen door de kinderachtige emotie dat hij van de tegenpartij was. Zo gedacht, zo gedaan. Na het laatste fluitje rende ik op hem af en zei iets als: “Gefeliciteerd. Je was geweldig!” Zou hij het toen al tot over zijn oren hebben gehad – charisma?

Televisiejournalisten mogen tegenwoordig dan vooral oog hebben voor Gullits glamourgehalte en zijn voetbalkwaliteiten mogen dan al vanaf het prilste stadium onomstreden zijn geweest, bij de schrijvende pers waait nadrukkelijk een andere wind. Zij hebben Ruud Gullit al jarenlang volkomen afgeschreven. “Voor mij hield de held Gullit op te bestaan vanaf het moment dat hij zijn laatste wedstrijd speelde,” zegt ex-Volkskrant-journalist Jaap Visser. “Wat hij daarna allemaal heeft aangepakt, ontstijgt nergens de middelmaat. De man die als een Leopard-tank over het veld bewoog en tegenstanders angst kon inboezemen, maakte plaats voor een matige trainer en een matige analyticus. In Engeland hebben ze hem nog even een kans gegeven, maar al snel werd hij ontmaskerd als een luie, gemakzuchtige en volstrekt clichématige analist. Op een gegeven moment werd hij met zijn uitbundige kapsel en loze gezwets zelfs een dankbaar hapje voor satirici.”

Schelvis gaat een eindje mee in deze scepsis. “Gullit mist het geduld en de absolute toewijding om een elftal op sleeptouw te nemen en individuele spelers beter te maken. Hij houdt wel van voetbal, maar hij eet en drinkt het niet. Ook op het toppunt van zijn carrière was hij geen jongen die naar huis reed en een wedstrijd van de concurrent ging bekijken.” De clubs die hij na zijn actieve voetbalcarrière als trainer heeft versleten (Chelsea, Newcastle United, Feyenoord, LA Galaxy) zullen allemaal kunnen beamen dat Gullit meer beloofde en uitstraalde dan hij uiteindelijk waar wist te maken. Bij zijn allereerste club, Chelsea, spreidde hij een belabberde werkethiek tentoon. Gullit vloog heel Europa door, bezocht kinderen en exen, om met een air van totale controle op het trainingscomplex terug te keren en de persconferentie voor de volgende wedstrijd vol te praten. En ook later, onder meer bij Feyenoord, liet hij de trainingen vaak van A tot Z door assistenten opknappen. De meest virulente aanval kwam misschien wel van assistent-trainer Nol de Ruiter, die onlangs in een boek de losse zeden tijdens het WK ’90 op schrift stelde en Gullit omschreef als een verwende jongeman die ‘vrouwen liet overkomen uit Milaan’.


Brave huisvader of decadente leugenaar? Wie zal het zeggen. Actueler is de vraag of de persoon Ruud Gullit het WK 2018 daadwerkelijk dichterbij brengt. Of dat de verrotting van zijn imago die Jaap Visser meent te bespeuren ook op de FIFA-burelen wordt geroken. Eén ding is zeker: aan stille diplomatie heeft hij een broertje dood. Zo kreeg de afgezwaaide CDA’er Ab Klink bij Gullits terugkeer als Telegraaf-columnist meteen, rámbám!, onder uit de zak. “Als president van het HollandBelgium Bid word ik bijna dagelijks geconfronteerd met politici die van alles en nog wat roepen over onze kandidatuur voor het WK 2018 of 2022. Van demissionair minister Ab Klink tot parlementariërs, gemeenteraadsleden en burgemeesters. Vaak zonder voldoende achtergrondkennis. (-) Via het voetbal is het eenvoudig voor politici om te scoren, en ze schromen niet om daar misbruik van te maken. Het is tekenend voor hun mentaliteit. Ze zijn veelal niet voor de ‘zaak’ bezig, maar voor het oppompen van hun eigen ego.”

Dit soort beschuldigingen werpt een schril licht op de aanwezige dosis zelfkennis bij Gullit. Heeft hij zijn eigen ego dan nooit opgepompt? Heeft meneer zelf nooit ergens misbruik van gemaakt, bijvoorbeeld van zijn voormalige sterrenstatus? En is hijzelf niet bij uitstek een charlatan, die persoonlijke belangen dikwijls zwaarder heeft laten wegen dan bijvoorbeeld die van de club die hij trainde? Het maakt zijn ‘column’ tot een losse flodder. En het laat prangende vragen open over zijn stressbestendigheid.

Maar, eerlijk is eerlijk, een WK binnenhalen is uiteindelijk geen test in deugdzaamheid. Naast zijn veronderstelde clintoneske eigenschappen spreekt ook de huidskleur van Gullit, gezien de machtsverhoudingen binnen de FIFA, in zijn voordeel. Het is een publiek geheim dat Afrika een relatief grote rol speelt bij FIFA’s eindafweging over wie het WK krijgt toegewezen. Niet alleen dankt FIFA-president Blatter zijn eigen positie voor een groot deel aan de steun van Afrika, ook het grote aantal landen (en bonden) maakt het continent invloedrijk, evenals de relatieve armoede, waardoor het stemgedrag meer vatbaar zou zijn voor gunsten en giften dan bij de rijke landen. Het handen schudden met Nelson Mandela heeft de mythe rond Gullit zeker geen kwaad gedaan en maakt zijn positie in deze contreien nog sterker. “Over één ding hoef je je inderdaad geen zorgen te maken,” lacht Schelvis. “Gullit ligt goed bij de Afrikanen. Gaan we even uit van de veronderstelling dat Rusland onze grote concurrent is, dan zal het wat Afrika gaan om de strijd tussen de warme mens Gullit en het koele geld van Rusland. Dat kán heel spannend worden!”


Over de werkelijke kansen om het WK-bid onder leiding van Gullit binnen te halen, wordt overigens verschillend gedacht. Van Nijnatten ziet de combinatie Nederland-België, misschien tegen beter weten in, nog steeds als een serieuze kandidaat. “Onderschat de Belgen ook niet! Wij Nederlanders hebben lang niet altijd een radar voor hoe de poppetjes lopen en hoe daar op in te spelen. De Belgen zijn daar veel beter in.” Schelvis is somberder: “Ik heb sterke aanwijzingen dat ons bid in het eindspel der eindspelen een marginale rol gaat spelen. Als het er écht op aankomt en je belandt in de fase dat er geschoven en gerekend wordt, heb je niets meer aan de charme van Gullit. Dan moet het bid sterk genoeg zijn van zichzelf. En daar twijfel ik sterk aan.”

Juist omdat Van Nijnatten reële kansen ziet, volgt hij de zaak-Arjen Robben intensief. Niet vanwege medische interesse in diens labiele hamstrings, maar omdat de grote man bij Bayern München, voetballegende Franz Beckenbauer, dicht bij het vuur zit in die allerlaatste fase waarin gehandeld en gehannest wordt. En op dat moment suprème doet de mening van Franz ertoe! “Als de zaak-Robben niet op een goede manier wordt afgerond en Bayern blijft met een gefrustreerd gevoel achter, dan moet je niet uitsluiten dat Herr Beckenbauer dat meeneemt naar de allesbeslissende FIFA-bijeenkomst. Dat kan heel schadelijk zijn voor onze kansen.” Het werpt de interessante vraag op of iemand als Gullit in staat is een mastodont als Franz Beckenbauer überhaupt te spreken te krijgen, en of hij vervolgens door ‘Kaiser Franz’ ook maar een millimeter serieus wordt genomen. “Hij mag dan nog zoveel charisma hebben,” meent Jaap Visser, “als je in de beslissende fase niet glad bent als een aal, kom je er niet. En ik kan ter Gullits verdediging zeggen dat hij de vergelijking met een gladde aal niet doorstaat. Daar is hij te eerlijk voor.”


Het gebrek aan souplesse maakt de kans overigens klein dat Gullit de ultieme meesterzet tot een goed einde brengt: het op de valreep verwerven van de steun van het koningshuis. Zijn baas, Harry Been, wist onlangs in het AD te melden dat sommige FIFA-bonzen azen op een plekje in het IOC. Iets waar WimLex natuurlijk in kan bemiddelen, als het erop aankomt.

Om ten slotte enig licht te scheppen in het dichtbegroeide woud van voors en tegens rond Ruud Gullit toch maar even bellen met de eminence grise van de Nederlandse voetbaljournalistiek, VI-hoofdredacteur Johan Derksen. Hij deelt mee dat hij de voormalige rastafari al jaren volgt, niet altijd even vriendelijk voor hem is geweest en, juist op dit moment, liever even niet geciteerd wil worden in verband met een etentje dat eerdaags met Gullit staat gepland. Voorpret, ja, dat heeft hij wel: dat de grote Gullit op zijn knietjes heeft gevraagd om een onderhoud, daar moet hij hartelijk om lachen. Vooral ook omdat het naar Derksens inzicht voor de voetbalvedette een eerste kennismaking met een Van der Valk-restaurant zal zijn, waar hij normaliter gewend is in het Hilton af te spreken.

Gullit die, in zijn lobbywerk voor het HollandBelgium Bid, een Van der Valk-kroket naar binnen schuift. Wie twijfelde er ook alweer aan zijn werklust en toewijding?

Voor wie het vergeten was: Gullit is de ‘taalvirtuoos’ die de term ‘bobo’ ooit heeft geïntroduceerd. Tijdens een interview op het EK van 1988 uitte hij met dat koddige scheldwoord zijn ongenoegen over de grootschalige en iets te prominente aanwezigheid van bestuurders van de KNVB. ‘Bobo’ is afkorting van ‘bondsbons’, een term die, net als ‘bobo’, ook geclaimd wordt door de ex-hoofdredacteur van Voetbal International, Joop Niezen.