Spring naar de content

Een geniale klootzak

John Lennon zou op 9 oktober zeventig zijn geworden, als hij niet in 1980 was vermoord. HP/De Tijd ging op zoek naar de man achter de muziek, schatte het oeuvre op waarde en sprak met de weduwe van de ex-Beatle, Yoko Ono.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

George Harrison staat een beetje ongemakkelijk, bijna gegeneerd te kijken wanneer John Lennon hem de song How Do You Sleep? voor de eerste keer voorspeelt. Als Lennon ‘those freaks was right when they said you was dead’ zingt, kijkt hij de sologitarist van zijn vorige band vals gnuivend aan. Harrison weet dat het nummer over die andere ex-Beatle Paul McCartney gaat, maar omdat bijna alles wat Lennon zingt – ‘the only thing you done was yesterday’ – vals, onder de gordel en pertinent onwaar is, worstelt hij duidelijk met een loyaliteitsprobleem. Deze scène uit de documentaire Gimme Some Truth, The Making of John Lennon’s Imagine is een fenomenaal stukje reality-tv avant la lettre, waarin de grote John Lennon laat zien hoe klein hij kon zijn. Over de doden niets dan goeds, maar als mens is Lennon tot zijn laatste snik een cynisch, sarcastisch, jaloers bijtertje met verlatingsangst gebleven. Een klootzak dus, maar wel een van de geniale soort. En met een klein hartje.

Imagine is het meest succesvolle album uit de John Lennon Signature Box, het onder supervisie van Yoko Ono – ‘Je weet hoe ik ben: ik zit altijd overal bovenop…’ – geremasterde oeuvre van de in 1980 door Mark Chapman doodgeschoten ex-Beatle. Daarnaast behoort de titelsong over love, peace and understanding tot de vijf bekendste popsongs aller tijden – niet slecht voor een man die in de jaren zestig met zijn groep The Beatles al een muzikale aardverschuiving had veroorzaakt.

Een vat vol tegenstrijdigheden was hij, de man die op één album het tedere Oh My Love, het kwetsbare Jealous Guy, het razende Gimme Some Truth, het lullige Oh Yoko en het draconische How do You Sleep? kon zetten. Yoko Ono reisde naar Londen om te praten over Lennons zeventigste geboortedag en om tekst en uitleg te geven over de elfdelige ‘signature box’, de thematisch samengestelde 4-cd-box Gimme Some Truth en het alleen los verkrijgbare dubbelalbum Double Fantasy Stripped Down.


Het is een vreemde ervaring om met deze vrouw, die samen met haar man een van de meest besproken koppels van de afgelopen decennia vormde, in één ruimte te zitten. The Japanese snake noemde George Harrison haar tijdens de sessies voor de dubbelelpee die de geschiedenis in ging als The White Album. In de biografie die Albert Goldman over Lennon schreef, een collectie leugens, roddels, insinuaties, verdraaide quotes en halve en – jawel – af en toe ook hele waarheden, wordt Ono helemáál als de vrouwelijk personificatie van de duivel afgeschilderd. Eerst brandt Goldman Lennon zelf helemaal af. De Beatle zou een biseksueel zijn geweest die het zowel met manager Brian Epstein deed als met minderjarige Thaise jongetjes. En een moordenaar was hij ook: Stuart Sutcliffe, de oorspronkelijke bassist van The Beatles, zou overleden zijn aan de gevolgen van de blijvende hersenbeschadiging die hij had opgelopen nadat een ladderzatte Lennon hem in Hamburg helemaal total-loss had geschopt. Ook zou Lennon zijn eigen ongeboren kind hebben vermoord door de hoogzwangere Yoko Ono woedend in haar buik te schoppen. Ono zelf, die zichzelf tijdens haar studie naar verluidt prostitueerde, komt er niet beter vanaf. Ze zou alleen maar uit zijn geweest op zijn geld en roem en om de explosieve Beatle handelbaar te houden zou ze hem aan de heroïne hebben geholpen.

Deze beelden schieten in de fastforward-modus langs ons geestesoog wanneer wij mevrouw Ono beleefd en toch wel een tikkeltje geïntimideerd de hand schudden. Lennons weduwe, met het leeszonnebrilletje op de punt van de neus en het hoge hoedje parmantig scheef op de kruin, oogt zeker twintig jaar jonger dan de 77 lentes die ze telt. Om het ijs te breken beginnen we maar eens met een positieve vraag. We stellen dat er de afgelopen vijf jaar sprake is geweest van een fenomeen dat je ‘de Yoko Ono-rehabilitatie’ zou kunnen noemen. Yoko Ono Plastic Ono Band (1970), het album dat in Engeland helemaal niet verkocht en in de Verenigde Staten niet hoger kwam dan de 182ste plaats, werd na de heruitgave in 1997 ineens binnengehaald als een even vergeten als miskend meesterwerk. Ook het recente Between My Head and the Sky, dat ze sinds jaren weer uitbracht onder de bandnaam Plastic Ono Band, werd overladen met sterren en goede kritieken. De media, die altijd negatief en denigrerend over haar schreven, lijken haar ineens in het hart te hebben gesloten. Ono luistert onbewogen naar de positieve wapenfeiten van de afgelopen jaren, maar wil er niet meer over zeggen dan dat ze het ‘fijn’ vindt.


De ultieme Yoko Ono-rehabilitatie – en de ultieme John Lennon-biografie – zou natuurlijk pas ontstaan wanneer Ono zelf haar memoires zou publiceren. Op de vraag of dat er ooit nog eens van zal komen, antwoordt ze: “Ik denk het niet. Ik heb het daar te druk voor. Bovendien zou ik in zo’n boek met de waarheid een hoop mensen moeten kwetsen. En dat wil ik niet. Ik vind kwetsen een slechte eigenschap.” Met dat laatste adagium zijn we waar we wezen willen: Lennon, de sarcast, die het kwetsen van mensen – in het geval van de song How Do You Sleep? dus Paul McCartney – tot kunst heeft verheven. Wat vindt ze daar nou van? “Ik kan niet voor John spreken,” reageert Ono laconiek. “Maar goed, wij luisteren naar die song met de wetenschap voor wie hij dat nummer had geschreven. Maar als je die song gewoon sec beluistert, kun je niets anders zeggen dan dat het een prachtig nummer is. Als hij zich heeft laten inspireren door ‘een bepaalde situatie’, dan heeft hij dat op de meest artistieke, poëtische manier gedaan. Anderen hadden misschien een hatemail geschreven of hadden iemand op z’n bek geslagen…”

Lennon zelf geeft op hetzelfde album een duidelijker antwoord met tekstregels als ‘there’s one thing you can’t hide, that’s when you’re crippled inside’ en ‘I’m just a jealous guy’. Ook de oorzaak van zijn mentale handicaps bracht hij op zijn vorige album John Lennon Plastic Ono Band zelf kernachtig onder woorden in de song I Found Out: ‘I heard something ’bout my ma and my pa. They didn’t want me so they made me a star.’ Die constatering sluit nauw aan bij de oneliner van Oscar Wilde, die het functioneren van Lennon helemaal vangt: ‘Love me or hate me, but spare me your indifference.’ Aandacht dus ten koste van alles. En iedereen die evenveel of meer aandacht kreeg dan Lennon, zoals McCartney bijvoorbeeld, werd het slachtoffer van zijn allesverzengende jaloezie. Na het uiteenvallen van The Beatles kon Lennon zijn jarenlange gevoelens van na-ijver eindelijk op zijn partner in crime neer laten dalen.


Die jaloezie trof ook zijn vrouwen. ‘I’d rather see you dead little girl, than to be with another man’ zong hij in zijn Beatles-tijd al in Run For Your Life. En in Getting Better biecht hij op: ‘I used to be cruel to my woman, I beat her and kept her apart from the things that she loved.’ Van het songwriters-duo Lennon & McCartney was het sowieso Lennon die altijd het achterste van zijn tong liet zien, van Help, Nowhere Man en In My Life tot Don’t Let Me Down – hij maakte van zijn hart maar zelden een moordkuil. Lennon zei ooit dat we zijn songs moeten beschouwen als een soort minidagboekjes, iets wat de songs in zijn soloperiode eigenlijk zonder enige uitzondering waren. Een mooie vraag voor Yoko Ono dus, die tijdens het remasteren van Lennons oeuvre als het ware alle dagboekjes van wijlen haar geliefde weer heeft moeten doornemen. Was het niet pijnlijk en emotioneel om die oude ‘dagboekfragmenten’ weer te herlezen? “John werd ooit bekritiseerd om het feit dat zijn songs té persoonlijk waren,” antwoordt Ono. “Ik heb dat nooit begrepen. Zelfs songwriters of romanschrijvers die in de derde persoon enkelvoud schrijven, putten uit hun eigen levenservaring, dingen die ze zelf hebben meegemaakt. Dat is niet meer dan natuurlijk: dat is het materiaal dat ze voorhanden hebben. Daarom was het – omdat John recht uit zijn hart schreef – voor mij erg moeilijk om al die songs weer te horen. Ik had eigenlijk niet verwacht dat het zo moeilijk zou zijn: het is per slot van rekening alweer dertig jaar geleden dat hij stierf. Ook omdat ik in 2001 al de supervisie had over het remasteren van zijn werk. Om een of andere reden werd ik toen niet zo geraakt. Ik deed het gewoon, zoals iedere professional het zou doen. Ik was ervan overtuigd dat het nu weer zo zou gaan. Maar dat bleek niet het geval. Kleine, gevoelige dingetjes die hij in zijn songs stopte of de manier waarop hij bepaalde dingen verwoordde raakten mij nu diep. Vooral bij nummers als I’m Losing You voelde ik me zo schuldig, en vroeg ik me af wat ik in godsnaam verkeerd had gedaan. Wat het extra wrang maakt, is dat hij die song zong twee weken voordat hij overleed.”


Naast de technische vraag of het remasteren van Lennons solowerk succesvol is geweest – antwoord: een verschil van dag en nacht! De songs spatten nu de speakers uit – is er de minstens zo belangrijke vraag of Lennons post-Beatles-albums de tand des tijds hebben doorstaan. De meest opmerkelijke prestatie blijft het eerste soloalbum John Lennon/Plastic Ono Band (1970). Lennon schreef de songs na een aantal maanden primal scream therapy bij psychotherapeut Arthur Janov, een behandeling die erop was gericht om verdriet en pijn uit je jeugd weer naar boven te halen en te herbeleven. Datzelfde doet hij eigenlijk op John Lennon/Plastic Ono Band, een plaat die nog steeds door hart en ziel snijdt en wereldwijd tot de beste rockalbums aller tijden wordt gerekend. Hier is een man aan het werk die zichzelf helemaal opnieuw heeft uitgevonden. Door de sobere, minimalistische aanpak neemt hij volledig afstand van The Beatles en bewijst hij dat hij ook op eigen kracht een van de koningen van de popmuziek is. Ook is dit album het ultieme bewijs dat de Lennon die het dichtst bij zijn eigen emoties blijft de sterkste songwriter is. Commercieel was deze rudimentaire, schaamteloos openhartige plaat minder succesvol. De opvolger, Imagine (1971), was ook erg goed, maar wat meer gericht op het grote publiek. De stelling dat inspiratie vanuit politiek engagement zelden leidt tot meesterwerken in de kunst, geldt ook voor het live-album Some Time in New York City (1972): dit zou een vermakelijke bootleg zijn geweest, maar als officieel album schiet het een beetje tekort. Op Mind Games (1973) en Walls and Bridges (1974) wordt het meer sprokkelen om nummers te vinden die boven de 7 uitkomen. Niet dat de oude hitmachine het helemaal heeft verleerd: het album bereikte in Amerika de eerste plaats in de Billboard Chart en met Whatever Gets You Through the Night scoort Lennon zijn enige nummer-1-hit als solo-artiest.


Een ander hoogtepunt van het album is Steel and Glass, een song die tot de beste hoort die hij heeft geschreven. Rock ‘n’ Roll (1975), een album met louter covers, is de plaat die Lennon altijd al had willen maken en waarop hij laat horen dat maar weinigen zich met hem kunnen meten als rock-‘n-roll zanger. Dat is ook te horen op Double Fantasy Stripped Down, een afgeslankte versie van het destijds wat overgeproduceerde dubbelalbum waarop – tot verdriet van de fans – Lennon en Ono afwisselend een nummer zongen. Wat nu naast het fenomenale I’m Losing You vooral opvalt, is hoe goed de songs van Ono eigenlijk waren en hoeveel invloed zij op latere vrouwelijke rockchicks heeft gehad. Dat geldt ook voor haar bijdragen op het postuum uitgebrachte Milk and Honey, een collectie van tracks die Double Fantasy niet haalden en opnamen die Lennon vlak voor zijn dood voor een nieuw album maakte.

Double Fantasy, het album dat ná Johns dood uitkwam, was eigenlijk een duoplaat van Lennon en Ono samen. We richten het woord voor de laatste keer tot Yoko Ono. Waarom heeft zij besloten om, naast Live Peace in Toronto, de eerste drie duoalbums – Unfinished Music #1: Two Virgins, Unfinished Music #2: Life With the Lions en Wedding Album – niet in de box op te nemen? “Ik heb me gewoon gehouden aan de albums die EMI aan de box wilde toevoegen,” bekent ze eerlijk. Die twee eerste albums waren nogal avant-garde, en dat ligt gevoelig. Natuurlijk, avant-garde is een kant die ik ook heb, óók toen we Double Fantasy maakten. Maar ik heb die kant een beetje weggecijferd: John had vijf jaar lang niets uitgebracht en moest het helemaal opnieuw gaan maken met dat album. Ik wilde hem niet voor de voeten lopen, dus heb ik geprobeerd om mijn songs niet al te ‘avant-garde’ te maken. Kiss, Kiss, Kiss en Give Me Something waren het meest extreem. Misschien had ik dat niet moeten doen, ik weet het niet… Maar goed, ik heb mijn best gedaan. Daarom zou het niet goed geweest zijn om aan EMI te vragen om Two Virgins ook toe te voegen.”


En dan, met een big smile en een mentale knipoog: “Ik bedoel: ik begin nét weer een beetje populair te worden…”