Spring naar de content

Nouvelle Classique

De liefhebber van klassieke muziek is vrijwel de enige consument die volop bereid is om cd’s bij de vakhandel of in de webwinkel aan te schaffen. Voor de noodlijdende muziekindustrie een klant om te koesteren dus. Maar hoe lang nog? door Ruud Meijer

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

November 2010, Festival De Nachten, Internationale Kunstcampus deSingel, Antwerpen. Het is kwart over twaalf ‘s nachts. Gevangen in de felle lichtkolom van de schijnwerpers heft de dj zijn armen als een voetballer die zojuist een droomgoal heeft gescoord. Zijn gebalde vuisten bewegen agressief op het staccato ritme van de muziek. Dan zakken zijn handen naar beneden om van cd te wisselen. Hij sluit zijn ogen en laat, als LeonardBernstein in extase, zijn vingers loom in de rondte wieken. In de zaal draaien twee meisjes als volleerde ballerina’s gracieuze rondjes over de vloer. Zij dansen niet op de tranceverwekkende puls van techno of de opzwepende ritmes van deep house. Uit de speakers klinkt de stem van Kiri Te Kanawa die een aria van Wolfgang Amadeus Mozart zingt. Dj Von Rosenthal de la Vegaz, het welluidende pseudoniem van Peter Rosendaal, draait klassiek. En of hij dat nu doet op het Amsterdam Dance Event, in het voorprogramma van Vive la Fte of als entr’acte op het hippe Vlaamse literatuur en muziekfeest De Nachten: de jeugd vréét de smaakvol gemixte klanken die de dj hen in behapbare brokken voert.

Het zit wel snor met de relatie die de jeugd heeft met klassieke muziek, zou je denken na het bijwonen van een optreden van dj Von Rosenthal de la Vegaz. De internetgeneratie, die met één muisklik – legaal of veelal illegaal – elke denkbare muziekstijl op een iPod kan laden, is eclectischer dan ooit. Het oor van de gemiddelde twintiger lijkt nergens meer van te schrikken, en staat meer en meer open voor alles wat ‘anders’ is. Het is een stelling die voor een deel de welwillendheid verklaart waarmee Von Rosenthals klassieke sets worden ontvangen. Toch is Von Rosenthal op de poppodia nog niet meer dan een pionier, een eenzame avonturier die zich – dát dan weer wel – in de rug gedekt weet door de muziekindustrie. Want, zo weet de platenbaas, van initiatieven uit het veld zelf, zoals die van Peter Rosendaal, moet de afdeling klassiek het meer dan ooit hebben.


Toen Rosendaal met zijn Teutoonse alter ego bij multinational Universal Music naar binnen stapte om zijn idee voor een album te verkopen, ging hij bij wijze van spreken met een cd onder de arm weer naar huis. Hij noemt z’n dj- mixalbum Nouvelle Classique en een jaar later is het fysiek en digitaal te koop. Ondertitel: A Classical Music DJ Mix by Von Rosenthal de la Vegaz. Von Rosenthals curieuze melange van klassiek en filmmuziek zal niet iedereen gelukkig maken. De weg die via Gustavo Santaolalla, Philip Glass en John Barry van Richard Strauss naar Georg Friedrich Händel loopt, zal voor menigeen een hels parcours zijn. De echte liefhebber laaft zijn muzikale reislust namelijk liever aan álle vier de Letzte Lieder van Strauss. Ook is de insteek van het album duidelijk anders dan die van de liveshows. Waar Von Rosenthal op de dansvloer kiest voor energieke mixen compleet met filmdialogen, echo’s en andere elektronische vervorming, klinkt Nouvelle Classique eerder als een soundtrack voor tedere seks. En gezien de aanbeveling op het hoesje – ‘a mix to cool down with or spice up your love’ – is het album dat ook.

Ondanks zijn succes op de dansvloer en in de slaapkamer beschouwt Peter Rosendaal zich geen ‘man met een missie’. Hij noemt zijn besluit om klassiek te gaan draaien eerder een statement. De man die als dj alles van house tot electro al had meegemaakt, had het op een gegeven moment wel gehad met dat eeuwige geboemboemboem.

“Ik pretendeer niet een grootse dj te zijn die alles van klassieke muziek weet,” erkent hij nederig, “maar ik ben wel een groot liefhebber en geniet van het optreden voor een jonger, eclectisch publiek, of dat nu op de dansvloer of op Lowlands is. En ik hou van variatie: van filmmuziek, die in sommige gevallen niet onderdoet voor Beethoven of Mahler, tot populair klassiek, of Arvo Pärt, of nog dieper. Ik wil niet puristisch zijn, niet toegeven aan de hokjesgeest. Het komt er eigen-lijk op neer dat ik draai wat ik zelf mooi vind. En geen beats eronder natuurlijk, dat heeft klassiek muziek niet nodig.”


Nouvelle Classique is maar een voorbeeld van hoe de muziekindustrie probeert aan te haken bij de belevingswereld van de jeugdige muziekliefhebber. Universal, dat prestigieuze labels als Decca en Deutsche Grammophon in huis heeft, is zich er terdege van bewust dat een musicus in onze huidige beeldcultuur meer moet zijn dan ‘alleen maar’ een briljante instrumentalist. Net als een goed verkopende popact moet de klassieke artiest anno 2010 een bepaalde mate van star appeal hebben.

In Nederland is de topvioliste Janine Jansen het schoolvoorbeeld van een musicus die net dat beetje extra heeft. Naast haar briljante vioolspel zijn ook haar schoonheid, charme en charisma belangrijke marketingtools. Die kwaliteiten maken haar ook tot een role model voor de vele kleine meisjes die later óók een Janine Jansen willen worden.

Jansens albums zijn bij verschijning al steevast goud. Haar digitale verkoopsuccessen bij iTunes – in Engeland noemen zij haar ‘The Queen of the Download’ – laten zien dat het wel degelijk mogelijk is om klassieke muziek aan een jongere generatie te slijten. “Er wordt beweert dat klassieke muziek vergrijst, maar ik merk eerder het tegenovergestelde,” zei Jansen naar aanleiding van het feit dat zij met haar vorige album (met vioolconcerten van Beethoven en Britten) de best verkopende muzikant op de Nederlandse iTunes was.

Star appeal hebben ook de pianospelende broertjes Arthur (14) en Lucas (18) Jussen. Ook hun debuutalbum, met werken van Beethoven, was bij verschijning al goud. Want zij spelen niet alleen goed, maar zien er ook nog eens uit alsof ze net zijn weggelopen uit een populaire boyband – en dat helpt. “Heey,” schrijft de 13-jarige Rosa op hun website, “ik vind jullie muziek echt mooi, maar als ik het aan mijn vrienden laat horen, vinden ze het maar niks. Tot dat ik een foto van jullie lied [sic] zien. Haha, nu vinden ze jullie muziek ook mooi…”


Paul Popma, de marketingmanager die zowel Jansen als ‘de Jussens’ onder zijn hoede heeft, geeft toe dat ook in de klassieke wereld looks en charisma een belangrijke rol spelen. “Natuurlijk heeft het succes van Arthur en Lucas alles te maken met het feit dat het twee van die leuke, aardige jongens zijn. Door hen verkopen we niet alleen platen, maar bereiken we ook een jong publiek dat anders nooit naar Beet-hoven zou luisteren.”

Bij Decca en Deutsche Grammophon (DG) plaatsen ze het scouten van jonge, getalenteerde musici dan ook hoog in het vaandel. Maar wie aan die kwaliteitsnorm voldoet, heeft lang niet altijd zin in het mediacircus dat daar onvermijdelijk bij hoort. Popma: “Het komt er eigenlijk op neer dat je van een artiest een merknaam moet maken die staat voor kwaliteit. En daarvoor moet je als artiest bijna voortdurend zichtbaar blijven. Met alleen maar spelen red je dat niet. Dat betekent interviews in kranten en bladen, televisieoptredens in talkshows, endorsement van bepaalde producten: het zijn allemaal activiteiten die je privéleven behoorlijk onder druk zetten.” Toch zijn ze er nog, die mooie, jonge mensen die alles voor hun muziek over hebben. Alleen bij DG worden er in 2011 alweer minstens vijf jonge, nieuwe sterren gelanceerd.

Niet alleen de muziekindustrie, ook de concertzalen hebben te maken met vergrijzing. In Duitsland probeert Deutsche Grammophon daar al sinds 2001 iets aan te doen middels een project dat refererend aan de kleur van het DG-logo Yellow Lounge wordt genoemd. Het concept? In geselecteerde clubs draaien dj’s klassieke platen – Von Rosenthal is kennelijk niet de eerste – en wordt er op een relaxte, communicatieve manier over muziek gepraat. Hoogtepunt van de avond: een live optreden. Het Concertgebouw is inmiddels met een soortgelijk project begonnen met Tracks. ‘Tracks,’ zo lezen we op de website, ‘is dé manier om kennis te maken met Het Concertgebouw: korte, krachtige en onverwachte 1-uursconcerten met borrel na afloop. Op het podium staan topmusici in de leeftijdsgroep van het publiek. Na afloop opent Tracks de cocktailbar. De musici zijn daar ook. Op de achtergrond draait een dj.’


Programmeur Aart-Jan van de Pol stelt dat klassieke muziek vroeger bij de opvoeding hoorde, maar dat dat helaas niet meer zo is. “Daar beginnen we dus mee. Door de muziekeducatie maken zo’n 30.000 schoolkinderen per jaar kennis met Het Concertgebouw. En met Tracks proberen we jonge mensen die in principe wel van die muziek houden, maar de drempel te hoog of het imago te stoffig vinden, tóch in huis te halen. Wij merken dat de marketing zoals wij die jarenlang hebben gedaan, nu gewoon niet meer toereikend is.”

Voor een alternatieve, wellicht wat meer structurele oplossing voor het vergrijzingsprobleem moeten we weer even terug naar de Internationale KunstcampusdeSingel in Antwerpen. Het is inmiddels kwart voor één ‘s nachts. Zoals een zaal vol kan druppelen, blijkt hij ook leeg te kunnen lopen. Dj Von Rosenthal de la Vegaz grossiert nog immer in hemelse klanken, maar hoe hij ook zijn best doet: halverwege zijn set draait hij alleen nog maar voor een handvol verdwaalde festivalgangers en een vloer vol achteloos vertrapte wegwerpglazen. Waar is iedereen naartoe? In het kielzog van het laatste substantiële groepje Von Rosenthal-fans komen we min of meer bij toeval terecht in De Rode Zaal van het imposantedeSingel-complex. Het is er afgeladen, maar op de trapreden tussen de reguliere zitplaatsen is hier en daar nog een plekje te vinden. Beneden, op het podium in de diepte, zit links een orkest dat is samengesteld uit koper- en houtblazers. Aan de andere kant huist het rudimentaire instrumentarium van het gemiddelde punkrockbandje. Op een niet al te netjes opgehangen banier lezen we de in hanepoten opgekalkte woorden ‘These New Puritans’, de naam van de in 2006 opgerichte Britse art-rockband. We zijn net op tijd voor de ouverture, Time Xone, de openingstrack van hun bejubelde tweede album Hidden. Het is een stemmige samenspraak van koper en hout die het midden houdt tussen begrafenismuziek gespeeld door een Engelse fanfare en Stravinsky’s Octet for Wind Instruments. En wanneer later, zoals op het album, het koor invalt, waant de luisteraar zich heel even in een eigentijdse kloon van de Psalmensymfonie van dezelfde componist.


Als de band invalt met een oriëntaals klinkend ritme, valt ook het kwartje: dít is de manier om jonge mensen aan de muziek te krijgen. Sterker nog: misschien ís dit de nieuwe klassieke muziek wel. Of om de foutieve kwalificatie ‘klassieke muziek’ te vermijden – de naam is ontleend aan het classicisme (1750-1810), een relatief korte periode waaronder eigenlijk alleen de muziek van Mozart, Haydn en de vroege Beethoven valt – kunnen we beter spreken van hedendaags gecomponeerde muziek. Want niet alleen de consument, maar ook de musici zijn steeds eclectischer geworden.

These New Puritans getuigen daarvan. En ook een musicus als de Canadese Patrick Watson, om maar iemand te noemen, studeerde piano (klassiek en jazz), arrangeren en compositie. Hij verschanste zich echter niet in de ivoren toren van de ‘kunstmuziek’, maar paste zijn academische vaardigheden toe op rock, folk en pop, de muzikale stromingen van zijn eigen tijd dus. Hetzelfde geldt voor een andere eigentijdse cultcoryfee, de Amerikaan Sufjan Stevens, een eclecticus pur sang die op zijn meest recente album The Age of Adz (zie ook pagina 54) een zwaar doorgecomponeerde geluidsorgie van electronica, minimal music en folk presenteert. Geen bestaande, opnieuw gearrangeerde liedjes met een symfonie-orkestje erachter dus, zoals dat vroeger helaas maar al te vaak gebeurde, maar volwaardige, voor een grote bezetting gecomponeerde nieuwe muziek.

En omdat de fans altijd willen weten wat de inspiratiebronnen van hun helden zijn, zal ook de liefhebber van de hedendaagse, doorgecomponeerde popmuziek weer terugkeren naar bronnen als Philip Glass, Steve Reich, Samuel Barber of Charles Ives. Want Tom Waits opent de deur naar Kurt Weill, Frank Zappa naar Edgar Varèse, Rufus Wainwright naar Puccini en de surrealistische excentriciteit van Antony Hegarty naar Eric Satie.


De grote paradox is dat bijna al deze baanbrekende musici hun muziek in eigen beheer of op kleine independent labels moeten uitbrengen. De meeste grote maatschappijen zien er geen brood meer in om te investeren in dit soort lichtelijk avant-gardistische acts. En dat terwijl een megatalent als Sufjan Stevens wereldwijd waarschijnlijk meer muziek verkoopt dan die beeldschone jonge violiste die werd gecontracteerd om de zoveelste uitvoering op te nemen van een concert uit de oude doos.