Spring naar de content

Interview met Linda van Dyck

Linda van Dyck viert triomfen met haar zware Bergman-rollen. Maar gemakzuchtig wordt ze daar niet van – de volgende keer moet het wéér goed zijn. Een openhartig gesprek over verraad, passie en haar fascinatie voor vliegen. ‘Het liefst zou ik een vogel zijn.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Matt Dings

De ramen van het appartement slaan een hoek om en bieden zo een panoramisch uitzicht over Noordwijk. Een wirwar van straatjes verliest zich gaandeweg in de duinen, waar nog net een handvol villa’s zichtbaar is. De nazomerzon giet een gulle stroom licht naar binnen. Licht en zicht: het verveelt nooit, zegt Linda van Dyck, ze blijft ervan genieten.
“Af en toe moet ik de dagelijkse overvloed aan prikkels en informatie kunnen stopzetten. Ik kwam vroeger ook al in Noordwijk als het me te heet onder de voeten werd. Dan zit ik op zo’n duin en kijk ik hoe de zee op me af rolt en weer van me weggaat en me precies geeft wat ik zoek: ruimte. Als je overvol zit, overvol met rollen, overvol met problemen van anderen, overvol met politiek, overvol met wat je man allemaal meemaakt, overvol met de behoeftes van je kind en van vrienden, dan moet je af en toe wat zien te wissen om ruimte te krijgen voor nieuwe onderwerpen.
“Voordeel van zee is de verre horizon. Die hebben we in Nederland aan land bijna nergens. Aan zee lijkt het alsof de wereld almaar doorgaat, wat ik een prettig gevoel vind. Niet opgesloten zijn, altijd verder kunnen gaan, zowel letterlijk als overdrachtelijk, dat heb je nodig als je aan een nieuw stuk begint. Dan is het tabula rasa en moet je telkens helemaal terug naar af en opnieuw beginnen. Ieder stuk vraagt een eigen dynamiek, manier van denken, manier van bewegen.
“We speelden Oog om Oog tot begin april en werden gevraagd het in september weer op het Theaterfestival te spelen, waar we er overigens de Publieksprijs voor kregen. Normaliter delete ik zo’n tekst meteen na de laatste voorstelling, daar zijn mijn hersenen op ingesteld, dan is er weer plaats voor nieuwe dingen. Nu moest ik dat stuk een half jaar lang bij me houden. En intussen was ik bezig Ontrouw van Bergman te vertalen en te bewerken met Peter de Baan, en drong ook dié tekst zich aan me op. Toen dacht ik: nu moet ik noodmaatregelen treffen. Hebben we voor een half jaar dit appartement gehuurd. De zee brengt de chemische huishouding in mijn hersenen op orde. Ik ga me er altijd beter van voelen, word weer helder; de ruis van malende randgedachten verdwijnt. De nacht heeft net zo’n effect op me. Het is een soort repositioneren, luisteren naar de dingen die wezenlijk voor me zijn. ’s Nachts of aan zee.”

Lees het gehele artikel in de HP/De Tijd van deze week.

Onderwerpen