Spring naar de content

De wondere wereld van Philip K. Dick

In The Owl in Daylight – Philip K. Dick is Here gaat popjournalist en filmmaker David Kleijwegt op zoek naar de mythische sciencefictionschrijver wiens verhalen de basis vormden voor menige Amerikaanse spektakelfilm. Waar hij ook keek, Dick was overal.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

‘Vergeet de ideeën over de toekomst, vergeet de voorspellingen: dit zijn metaforen die betrekking hebben op het heden. Het zijn eigentijdse romans vermomd als allegorieën.” Deze twee zinnen, uitgesproken door schrijver Jonathan Letham, zijn wellicht de belangrijkste van de film The Owl in Daylight: Philip K. Dick was als een van de weinige sf-schrijvers een echte visionair. “Dick schreef over ons,” stelt David Kleijwegt, “over hoe wij, veertig jaar nadat hij zijn romans schreef, zouden reageren op de wereld om ons heen.” Dat inzicht had Kleijwegt nog niet in de tijd dat hij verslingerd raakte aan het werk van Philip K. Dick. In de jaren zeventig hoorde sciencefiction er voor jongens nét zo bij als hardrock; zijn zes jaar oudere broer las alle sciencefiction die hij te pakken kon krijgen. “Ik zat bij wijze van spreken achter hem op de grond en ving alle boeken op die hij mij, nadat hij ze uit had, over zijn schouder toewierp. Ik was toen nog maar tien of twaalf en dan lees je gewoon nog letterlijk wat er staat, zonder daar nog al te veel van te vinden. Daar zaten ook boeken van Dick bij en ik had wel door dat er iets met hem aan de hand was, maar wát, dat snapte ik toen nog niet.” Over het ‘wát’ van Philip K. Dick, over zijn geniale gedachtengoed, gaat The Owl in Daylight. David Kleijwegt heeft, zoals in al zijn films, de lineaire, biografische verteltrant, standaardformule voor de gemiddelde documentaire, gemeden. “Ik wilde niet dat de mythe die over zijn leven is ontstaan, zijn werk zou overschaduwen. Iedereen die het mythische levensverhaal van, bijvoorbeeld, Vincent van Gogh kent, heeft óók wel een beeld bij zijn schilderijen. In het geval van Dick is dat niet zo, daarom koos ik ervoor om in mijn film niet zijn leven, maar zijn boeken en ideeën te belichten. Daar heb ik getuigen bij gezocht.”


Dicks verhalen vormden de basis voor films als Blade Runner, Total Recall en A Scanner Darkly. Dat Dicks levensverhaal zijn schrijverschap lange tijd heeft overschaduwd, staat buiten kijf. Zijn hele leven was hij niet meer dan een schrijver in de marge die vaak niet wist hoe hij de eindjes aan elkaar moest knopen: dát is de eerste romantische notie die al jaren de ronde doet. Hij was ook de man, die net als Elvis Presley, zijn eerder geboren tweelinghelft verloor, in dit geval een zusje, en daar de rest van zijn leven een schuldgevoel aan overhield. Die ingrijpende gebeurtenis, plus de slechte verhouding die hij had met zijn moeder, wordt vaak als verklaring gegeven voor zijn moeizame relatie met vrouwen. Dick trouwde vijf keer, maar, zoals zijn vriendin Linda Castellani in de film zegt: “De gevoelens van Phil konden omslaan als een blad aan een boom, van intens geïnteresseerd en verschrikkelijk verliefd, tot kwaad, rancuneus en gemeen.” Castellani was een van de dark haired girls die de schrijver zo intrigeerden, vrouwen die hij typeerde als ‘lost, lovely, lonely, long dark haired girls’. En ja, tot slot zijn er natuurlijk ook de verhalen over zijn druggebruik, paranoia, schizofrenie en visioenen. Aan de visioenen besteedt The Owl in Daylight wél uitgebreid aandacht, omdat die een essentieel, bijna obsessief onderdeel van zijn latere werk zouden vormen.

In februari 1974 liet Dick een verstandskies trekken. Nog onder invloed van het verdovingsmiddel, deed hij de deur open voor de vrouw die de door hem bestelde pijnstillers kwam bezorgen. Om haar nek droeg zij het ichthussymbool, het visje waarmee iemand te kennen geeft christen te zijn. De weerkaatsing van de ondergaande zon op het hangertje scheen fel in Dicks ogen, een gebeurtenis die de inmiddels beroemd geworden ‘2-3-74-visioenen’ – een afkorting voor februari-maart 1974 – op gang bracht. Gedurende die twee maanden kreeg de schrijver merkwaardige visioenen, die hij aanvankelijk toeschreef aan de medicatie; een verklaring die hij niet erg plausibel meer vond toen de manifestaties aanhielden nadat hij allang met pillen slikken was gestopt. Hij beschreef ze als een roze licht of een laserstraal die zijn hoofd binnendrong als ‘een transcendent, rationeel bewustzijn’.


Zijn vriend, bewonderaar en collega-auteur Tim Powers zegt in de film over die visioenen: “Iedereen die de roman VALIS heeft gelezen, weet dat Dick destijds met God heeft gesproken.” In VALIS -acroniem van Vast Active Living Intelligence System, Dicks terminologie voor het concept God – heeft hij het over die visioenen en maakt hij zichzelf onder eigen naam tot de hoofdpersoon van zijn boek. David Kleijwegt, die als het om dit soort paranormale manifestaties gaat altijd heel erg sceptisch en down to earth is, zou dit alles misschien met een korreltje zout hebben genomen, ware het niet dat een van die visioenen wonderbaarlijk accuraat bleek. ‘God’ vertelde Dick dat zijn zoon Christopher een niet gediagnosticeerde hernia had die dodelijk zou zijn wanneer er niet snel naar werd gekeken. In het ziekenhuis bleek die ‘diagnose’ te kloppen. Maar wat te denken van Dicks andere visioenen? Hij ‘zag’ niet alleen geometrische patronen, maar ook beelden van Jezus en het oude Rome. En naarmate de visioenen regelmatiger kwamen en langduriger werden, beweerde de schrijver dat hij een soort dubbelleven leidde: een leven als Philip K. Dick, en een als Thomas, een door de Romeinen vervolgde christen uit de eerste eeuw.

De resterende acht jaar van zijn leven heeft Philip K. Dick geprobeerd om de aard van zijn visioenen, en de betekenis ervan, te duiden. In The Owl in Daylight zit een uniek fragment van een speech die de schrijver hield in het Franse Metz. Terwijl het publiek de gebruikelijke lezing over zijn werk verwachtte, begon Dick ineens – “Dat is toch fantástisch!” roept Kleijwegt begeesterd – openhartig over zijn visioenen te praten. Uit een uitspraak als ‘I may be talking about something that does not exist’ blijkt dat hij absoluut geen believer was geworden. “But what it was – what he was – I’m not sure even now.” Waarschijnlijk refererend aan zijn dubbelleven als Thomas zei hij: “Sommige mensen beweren dat zij zich hun vorige levens herinneren, ik beweer dat ik mij een ander, totáál ander leven in de tegenwoordige tijd herinner.” Het is een bekentenis die de deur opent naar de parallelle universums die in de verhalen van de schrijver zo frequent voorkomen, verhalen waarin de illusie vaak de werkelijkheid, en de werkelijkheid vaak een illusie blijkt te zijn. Als lezer weet je nooit wat echt is. Maar Dick wist het wel. “Reality is that which, when you stop believing in it, doesn’t go away.”


Ook in de Amsterdamse stationsrestauratie 1ste Klas, waar wij David Kleijwegt treffen voor een gesprek over zijn hoedanigheid als filmmaker, is niet alles wat het lijkt. Wanneer wij ter ontwatering naar een deur lopen waar het bord ‘Toiletten’ boven hangt, roept de ober geagiteerd dat dáár de toiletten niet zijn. Achter de vervolgens aangewezen deur blijkt een vergaderzaaltje te liggen waar net een lezing annex lopend buffet is begonnen. “Philip K. Dick is here,” constateert de filmmaker met een brede zie-je-wel-grijns op zijn gezicht, en hij schakelt naadloos over op iets wat hem tijdens zijn research in San Francisco overkwam. Kleijwegt overnachtte daar in een soort bikers-motel en om het lawaai van de motorduivels te overstemmen, had hij het geluid van de televisie vrij hard staan. Ineens knalde er een reclamespot door de kamer. Commercials zijn sowieso een ‘phildickiaans’ onderwerp. De schrijver ervoer reclame, zelfs in de bescheiden jaren vijftig, als een ongewenste intimiteit, een ongenode gast die zonder kloppen zijn hoofd binnendrong. In Frisco ziet Kleijwegt een vrachtwagen met een duidelijk leesbaar nummer erop het beeld vullen. Dan verschijnt een man die waarschuwende woorden tot de kijker richt. “Loop niet te koop met je social security-nummer. In Amerika zijn vijf procent van alle identiteiten gestolen.” “Die mensen kunnen dus,” roept de filmmaker, “nergens meer aanspraak op maken, omdat ze geen papieren meer hebben en daardoor domweg niet meer bestaan! Dat is Philip K. Dick ten voeten uit! Het individu dat wordt weggevaagd door de overheidsmachine: hij schreef erover, en het is nu, meer dan ooit, aan de hand.”

In de roman Ubik, die zich afspeelt in 1992, ‘voorspelt’ Dick ook dat de maan is gekoloniseerd. Dat is toch niet helemaal uitgekomen.


“Wanneer je Dick zó leest, neem je hem te letterlijk. Er wordt in zijn verhalen ook naar alle andere planeten gereisd, maar daar gaat het niet om. Zijn verhalen zijn een waarschuwing. Zo van: als wij niet oppassen, neemt de machine het over. En de machine staat voor kapitalisme, commercie, bureaucratie, kortom: ieder instituut dat macht heeft. De hoofdpersonen in bijna al zijn boeken zijn een beetje Lulletje Rozenwaters die verpletterd dreigen te worden door iets wat zij niet kunnen bevatten. Tegenwoordig is denken we allemáál dat we geen grip meer hebben op wat er in de wereld gebeurt. Dus wat Dick schreef, gaat ons allemaal nog aan – en dat op de meest basale manier.”

Staat het concept ‘machine’ ook voor onze informatietechnologie en andere technologische innovaties?

“Het is wel grappig: Dick werd geboren in het jaar dat Jules Verne overleed. Verne was ervan overtuigd dat wetenschap, techniek en vooruitgang er waren om de mens te helpen. Dick stelde dat zij alleen maar dienden om ons beter te kunnen martelen, om ons te transformeren tot de ultieme consument. Dat is zijn grote voorspelling geweest: dat de machine groter wordt en dat de mens, in weerwil van zichzelf, veel kleiner. We zijn niet slimmer geworden van alle kennis die nu, dankzij de informatietechnologie, voorhanden is. De ontwerper Philippe Starck, die een groot bewonderaar van Dick is, heeft het in de film over de dood van het lineaire denken. Ons hele denken, al onze informatie over de wereld zagen we vroeger als een overzichtelijke lineaire lijn voor ons liggen. Dat is definitief voorbij. Nu staat informatie als een muur voor je, een muur die is opgebouwd uit miljarden puntjes. Lineair veronderstelt nog een zekere macht over de gebeurtenissen in de wereld. Maar miljarden opties die je nooit allemaal kunt kiezen, laat staan bevatten: dat is een essentiële Dick-gedachte. Als wij onze geest zó open zouden kunnen stellen dat we al die puntjes zagen, dan kwamen we ons bed niet eens meer uit. Ik denk dat Dick als eerste die miljarden puntjes zag. VALIS, het Vast Active Living Intelligence System, heeft hij ooit gedefinieerd als een bundeling van informatie. En VALIS is God, dus God is informatie.”Voelde Dick zich daardoor destijds ook al verpletterd?


“Ja, en dat terwijl de situatie in de jaren vijftig en zestig nog niks was vergeleken met het bombardement van nu. Maar zoals Letham in de film zegt: hij had geen huid. Hij was een en al zenuwen. Hij schreef over de wereld om hem heen met een soort intense hulpeloosheid.”

Een gevoelig mens dus. Hoe heeft u hem, tijdens uw zoektocht, verder leren kennen?

“Als een zeer sociale, vriendelijke man. Tim Powers vertelde dat iedereen die Dick ontmoette hem de meest fantastische man vond die zij ooit hadden meegemaakt. Niet de gemankeerde gek dus die je zou verwachten. Natuurlijk, hij had, laten we zeggen, een zwakke geestelijke gezondheid en is een paar keer opgenomen geweest. Maar als hij in goeden doen was, bleek hij gewoon een aardige man. Hij was ook geen kluizenaar die alleen maar moeilijke gedachten had en altijd bezig was met schrijven. Hij schreef zijn boeken meestal in tien, twaalf dagen. Voordat hij begon, barstte zijn kop bijna uit elkaar van de ideeën: hij hoefde die alleen nog maar op te tikken. Tweeëntwintig uur per dag schrijven, vaak met behulp van speed, en hij was klaar. Daarna ging het manuscript op de post en keek hij er nooit meer naar. Dat verklaart waarschijnlijk ook ten dele waarom zijn boeken stilistisch zo slecht zijn. Zijn ideeën waren geniaal, maar puur literair gezien, schreef hij ronduit slecht. Omdat sciencefiction toch al een genre was waar een beetje op neer werd gekeken, heeft hij ook geprobeerd om naam te maken als mainstreamschrijver. Het verhaal van de roman Humpty Dumpty in Oakland bijvoorbeeld is vergelijkbaar met Revolutionary Road van Richard Yates. Maar het boek van Dick is niet duizend, maar een miljoen keer slechter.”


U schijnt een voorkeur te hebben voor kunstenaars die ambachtelijk soms tekortschieten, maar wel heel authentiek zijn. Ik denk aan de zusjes Sierra en Bianca Casady van CocoRosie uit de film The Eternal Children of de minimalistisch popmuziek van Low in de film Low: You May Need a Murderer.

“Het gaat bij mij altijd om de informatieoverdracht en die mag zo puur mogelijk zijn. CocoRosie kan bij wijze van spreken nog geen drie akkoorden spelen, dat is waar. Maar wat die zusjes op hun instrumenten, samplers en een handvol kinderspeelgoed maken, is zó mooi en goed! Ik heb tien dagen bij ze rondgehangen maar ik, ook geen muzikant, zou niet kunnen wat zij kunnen. Bij Low ligt dat wat anders. Ik vind Alan Sparhawk wel een goede gitarist. Mimi Parker drumt, maar is natuurlijk geen muzikant; maar wanneer je haar, al dan niet tweestemmig met Alan, hoort zingen, denk je: wow, dat dát geluid bestaat! Muzikaal gezien heb ik een voorkeur voor natuurverschijnselen. Low is misschien voor fijnproevers, maar als ik ze hier in het café neer zou zetten, zou iedereen tóch omkijken. Hetzelfde geldt voor CocoRosie of Antony, die ook in de film zit. Antony kan natuurlijk wel goed spelen, maar heeft toch een heel eigen universum. Daar heb ik een zwak voor: mensen die hun eigen wereld hebben gecreëerd.”

U noemt The Owl in Daylight, The Eternal Children en Low: You May Need a Murderer een trilogie. Twee muziekfilms en één documentaire over een schrijver. Wat verbindt die films?

“Ten eerste mijn liefde voor Amerika, voor het land, het landschap en de mythe die wij, op een afstand, over dat land hebben geschapen. Het einde van die mythe fascineert mij ook. Want dat is natuurlijk nu aan de hand. Schrijver Bret Easton Ellis noemt het ‘the end of the empire’. Ook daar gaan Phils boeken over: dat dat land niet meer dan een façade is. Ten tweede gaan alle drie de films over mensen die hun eigen leven hebben vormgegeven. Die hun eigen mythes hebben gemaakt. Ik hou wel van mythologieën. Ik probeer als filmmaker twee dingen tegelijk te doen: ik help de mythe op te bouwen en gelijktijdig trek ik er een laagje van af, zodat je toch ook kan kijken, terwijl de mythe intact blijft, wat er aan de hand is. De film over Low gaat over religie, en ook over de krankzinnigheid van religie. Alan Sparhawk vertelt dat hij een ‘nervous breakdown’ heeft gehad en dacht dat hij de antichrist was. Alan kan nauwelijks praten over die breakdown. Dat zit ook in de film: een stamelende man op een trapje. Later heb ik het nog een keer geprobeerd. Ik moet erbij vertellen dat ik toen het scenario voor The Owl in Daylight al af had. Toen zei hij: “Weet je waar het nou op lijkt? Ken je Philip K. Dick? Wat mij is overkomen is alleen maar te vergelijken met wat Phil is overkomen met VALIS.” Krankzinnig hè? Je laatste film en je nieuwe film die elkaar een handje geven. Zoiets bedenk je toch niet?”


‘The Owl in Daylight – Philip K. Dick is Here’ is dinsdag 7 december om 22.50 uur te zien op Nederland 2.