Spring naar de content

Het corpsballenkabinet

De regering wil trage studenten gaan beboeten. Opmerkelijk, want de ministers namen zelf ruimschoots de tijd voor hun studie. Waarom eigenlijk? Hingen ze in de kroeg, of spelden ze hun boeken van kaft tot kaft? HP/De Tijd dook in het studentenleven van Mark Rutte en de zijnen. ‘Twee tellen later stond Ivo Opstelten al in zijn onderbroek…’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Ivo van Woerden

Voor het doorsnee corpslid is het Gaudeamus igitur een drinklied, maar voor de Leidse student is het uit het Latijn vertaalde Laten wij ons daarom verheugen hét lied waarmee het collegejaar wordt geopend. Zes van de twaalf huidige kabinetsleden studeerden in de Zuid-Hollandse studentenstad. Zij zullen bij de strofe “Lang leve de meisjes/makkelijk en mooi!/En leve de vrouwen/Lief en van te houden/Goed en werkzaam” niet aan schunnige zaken denken, maar aan hun stoffige studieboeken.

Want als HP/De Tijd zijn bronnen mag geloven, dachten de huidige bewindspersonen sowieso weinig aan schunnigheid. De leden van het kabinet-Rutte zijn stuk voor stuk brave, ambitieuze, hardwerkende en carrièregerichte mensen. Mannen en vrouwen met alfa-opleidingen, die vaak al vroeg wisten dat ze een bestuurlijke positie wilden bekleden. Zes van hen zaten bij een studentenvereniging, waarvan de helft tussen de ‘hete aardappels’ van het Leidse studentencorps Minerva.

Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Marja van Bijsterveldt ging niet naar de Leidse universiteit, maar volgde in dezelfde stad een opleiding Verpleegkunde-A. Ook Henk Kamp bezit geen universitaire bul: hij haalde na de middelbare school het diploma voor belastingcontroleur. Toevalligerwijs zat hij toen in de klas bij de huidige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Fred Teeven. Ten slotte is ook Gerd Leers een vreemde eend in de bijt, als de studie planologie en ruimtelijke economie tenminste tot de bètastudies mag worden gerekend.

Gemiddeld genomen deden de kabinetsleden zes jaar over hun studie, met Maxime Verhagen als uitschieter naar boven: hij studeerde maar liefst elf jaar. En zaten ze allemaal braaf op hun studentenkamertje met hun neus boven de syllabus? Mwah. Mark Rutte mocht graag quatre-mains spelen, Ivo Opstelten dook gerust op een spijkerbed, Gerd Leers doolde als spook verkleed over het kerkhof en Melanie Schultz van Haegen hield van een drankje en zag zure gezichten als ze voor haar huisgenoten kookte.


“Als hij ergens binnenkomt, stappen mensen makkelijk op hem af. Hij is aardig en open,” zegt Jean-Paul Frishert over Mark Rutte. Frishert leerde Rutte kennen bij de JOVD, waar ze samen in het bestuur zaten. Mark onderbrak zijn studie geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden, waaraan hij in 1985 was begonnen, drie jaar om JOVD-voorzitter te kunnen zijn. In 1992 studeerde hij af.

Wie je ook over Rutte spreekt, telkens vallen dezelfde woorden: ‘attent’, ‘plezierig’, ‘aimabel’ en ‘joviaal’. Was er een probleem, dan werd dat bij een biertje besproken. Frishert: “Maar hij ging nooit zo ver dat hij bezopen raakte.”

Rutte (1967) groeide op in het Benoordenhout in Den Haag en was de jongste telg van een gezin met zeven kinderen. In zijn studententijd woonde hij op kamers in Scheveningen. Volgens intimi heeft Rutte een makkelijke manier van contact maken. “De Amerikaanse ambassadeur kwam voor een congres op bezoek,” zegt Frishert. “Vooraf kwamen mannen in dikke pakken het gebouw doorzoeken op bommen. Wij waren een beetje geïntimideerd, maar Mark niet. Die stapte met een natuurlijke allure op die ambassadeur af. Het maakte hem allemaal niets uit.”

Rutte rekende mensen uit allerlei leeftijdsklassen tot zijn vriendengroep. Hij speelde bijvoorbeeld graag piano met een medestudent die twee keer zo oud was als hij, weet zijn oud-docent en studiebegeleider professor Simon Groenveld. “Die man had twee vleugels thuis staan, dus dan was het makkelijk om quatre-mains te spelen.” Groenveld heeft zelf ook mooie herinneringen aan Rutte. “Er zit altijd wel een student tussen die opvalt. Mark was zo iemand. We raakten aan de praat over muziek. Hij speelde piano en ik orgel.”


Groenveld vermoedt dat Rutte stiekem helemaal niet voor de in het regeerakkoord voorgestelde bezuinigingen op de cultuursector is. “Hij twijfelde er vroeger zelfs over om naar het conservatorium te gaan.”

De politiek had al vroeg Ruttes interesse. Groenveld: “Toen Mark met zijn studie stopte om voorzitter van de JOVD te worden, had ik daar mijn bedenkingen bij. Maar Mark is na drie jaar gewoon teruggekomen om af te studeren met een scriptie over de patriotten van Haarlem, dat waren de vroeg-liberalen van de achttiende eeuw.”

Zat het er toen al in dat hij later premier zou worden? Jean-Paul Frishert: “Dat heeft ons niks verbaasd. We hebben er zelfs al eens een voorsprong op genomen. Nadat we samen in het JOVD-bestuur hadden gezeten, spraken we jaarlijks af op de zondag voor Kerst. Tijdens zo’n bestuursdiner hadden we het al over het kabinet-Rutte. Ik zou de minister van Financiën worden, en nee, ik voel me nu niet gepasseerd.”

Frishert vond Rutte een bruggenbouwer. Toenmalig mede-JOVD-bestuurder Ron Batten is het daarmee eens. “Het was een tumultueuze tijd bij de JOVD. Besturen vielen met ruzie uit elkaar, maar tijdens Ruttes voorzitterschap is het drie jaar rustig gebleven.”

Batten herinnert zich nog twee details over de latere premier. Zo had hij zijn standaardbestelling in het Haagse café Paraplu: cassis en warme appeltaart met de slagroom ernaast. En dan was er Marks grote agenda. “Die had hij altijd bij zich. Maakte hij een afspraak, dan stond er even later een puntenlijstje achter, met de zaken die moesten worden besproken. Mark had veel afspraken, waardoor de bladzijden van die agenda helemaal vol stonden gekriebeld.”


Zaten daar ook afspraakjes met leuke vrouwen tussen? Frishert: “Ik heb nooit meegemaakt dat hij een lange relatie had. Mark was daar gewoon niet mee bezig.” Batten: “En ik kan bevestigen dat Mark absoluut geen homo is. We hebben samen hotelkamers gedeeld, en dan had ik dat wel gemerkt.”

Professor Simon Groenveld had niet alleen Mark Rutte in de klas, hij doceerde ook aan Maxime Verhagen, die van 1975 tot 1986 geschiedenis studeerde in Leiden. Maar in tegenstelling tot Rutte was Verhagen niet nadrukkelijk aanwezig tijdens hoor- en werkcolleges. “Ik vermoed dat hij gewoon een stille jongen was,” zegt Groenveld. Misschien is dat de verklaring dat studentencorps Minerva en roeivereniging Njord, waarvan Verhagen lid is geweest, liever niets over hem willen – of kunnen? – vertellen. De Rooms-Katholieke Kerken in de omgeving van Leiden herinneren zich evenmin een bezoek van de jonge Verhagen. Anekdotes uit Verhagens studententijd lijken niet te bestaan.

Verhagen moet een corps-lid zijn geweest met een zeer onbeduidende sociëteitscarrière. Hij woonde bijvoorbeeld op kamers in het monumentale pand De Olmen aan de Geversstraat te Oegstgeest en niet in een Leids Minervahuis. En hij was lid van het streekgezelschap Limburgia. Elk corps kent streekgezelschappen, die lager in aanzien staan dan subgezelschappen, disputen of anderssoortige commissies. Streekgezelschappen zijn er vooral voor Brabanders en Limburgers die zich buiten hun provincie expats voelen en elkaars gezelschap opzoeken. Ook het bestuur van zo’n gezelschap kent een pikorde. Verhagen was in het bestuur van Limburgia ‘ceremoniemeister’, een soort vice-president. In 1980 zat hij in de lustrumcommissie als gewoon lid; dan ben je geen hoogvlieger.


Pieter Hellinga, die Verhagen leerde kennen bij het CDA van Oegstgeest, kan wel begrijpen dat Maxime niet zo in de picture stond. “Verhagen had altijd een heel duidelijk doel voor ogen. Alles wat hij deed, was ten gunste van zijn carrière. Kwam hij er niet linksom, dan wel rechtsom. Je kunt hem gerust een strateeg noemen.” Ook kon Verhagen goed schakelen. “Hij maakte zich onderwerpen snel eigen en wist situaties direct te doorzien.”

Verhagen (1956) kwam uit wat je noemt een politiek nest. Zijn vader was wethouder in Maastricht en gedeputeerde voor de provincie Limburg. De jonge Maxime werd actief bij het CDJA en kwam later in de gemeenteraad van Oegstgeest. Daar werd hij aanvankelijk als een indringer gezien met zijn Limburgse accent: wat moest een zuiderling in de dorpse politiek van Oegstgeest? Hij had ook overal een mening over, die hij overigens op een makkelijke en joviale manier verkondigde. Wel was toen duidelijk dat Verhagens doelen buiten de dorpspolitiek lagen. Hij wilde verder: regionaal, nationaal, internationaal.

Hellinga, lid van de gemeenteraad, sprak veel met hem. “Wij lagen elkaar goed. Eigenlijk waren we elkaars tegenpolen. Maxime was van het proces en ik van de inhoud.” Hij had bewondering voor het rappe tempo waarin Verhagen zich het dorpsnetwerk eigen maakte. “Hij wist altijd wel wie hij bij een onderwerp nog even kon polsen.”

Ondanks zijn toewijding kon Verhagen zich prima ontspannen. Hellinga: “Hij sloot een onderwerp makkelijk af en dan dronken we een biertje.” Werd dat weleens een biertje te veel? “Nee, we hadden andere prioriteiten: we moesten eerst de wereld verbeteren.”


Is er dan helemaal niets opvallends te vertellen over de studententijd van onze huidige minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie? Hellinga: “Ik kan me herinneren dat we gingen flyeren in de buurt en dat we iets bijzonders wilden doen met onze folders. Maxime bedacht toen dat we er zaadjes bij moesten uitdelen. Vergeet-me-nietjes.”

“De kwaliteit van Uri’s dictaten was heel erg goed,” zegt Harry van den Bergh, PvdA-coryfee en vroegere studievriend van Uri Rosenthal. “Hij had altijd van die typische dictaatschriften en zijn aantekeningen waren heel precies en nauwkeurig. Of ik ze mocht overschrijven? Daar hebben we nog steeds een meningsverschil over: hij zegt van wel, terwijl ik me kan herinneren dat het niet mocht en dat Uri zei: ‘Moet je maar harder werken.'”

Uriël Rosenthal werd op 19 juli 1945 geboren in het Zwitserse Montreux en verhuisde datzelfde jaar naar Nederland. Zijn ouders, beiden van joodse afkomst, waren Nederland tijdens de oorlog ontvlucht. Zijn grootouders kwamen om het leven in Auschwitz.

Uri groeide op in Den Haag. Na het gymnasium begon hij in 1963 aan een studie politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Daar leerde hij Van den Bergh kennen, die nog steeds verbaasd is over de politieke keuzes van Rosenthal. “Ik vond hem niet in het VVD-hokje passen. Die liberalen waren vrij grof in mijn ogen en hij was genuanceerder.”

Twee jaar later kreeg hij contact met Ido Abram, die toen verkering kreeg met Uri’s zus Ruth (inmiddels Abrams ex-vrouw). Ook Abram zegt dat Uri heel ijverig was. “Hij was geen uitgaansvent en zat ook niet bij het corps. Hij speelde tafeltennis. Dat was het wel zo’n beetje.”


Wel weet Abram dat Uri, die in 1970 zou afstuderen, bij ‘de groep-Daudt’ hoorde, vernoemt naar de inmiddels overleden hoogleraar Daudt. Dat klinkt spannend en mysterieus, maar in werkelijkheid was hij daarmee toch het braafste jongetje van de klas. Professor Daudt ageerde namelijk tegen de agressieve manier waarop studenten destijds inspraak eisten tijdens tentamens – ze wilden elkaar kunnen beoordelen. Vorig jaar vertelde Rosenthal in het RKK-radio-programma Andersdenkenden: “Er zijn heel wat doctorandi in die jaren afgestudeerd dankzij de beoordeling van een medestudent.” Daudt staakte in die dagen daarom zijn colleges. Rosenthal steunde hem en dichtte zich daarvoor in dat radio-interview een bepaalde rebelsheid toe – “en dat wil ik zo houden.”

Melanie Schultz van Haegen begon in 1988 aan een studie bestuurskunde, nog onder haar meisjenaam Maas Geesteranus. Ze werd meteen lid van Minerva en woonde met vier andere meiden in een studentenhuis aan de Zoeterwoudsesingel. Huisgenote Masja Kempen weet het nog goed. “Ze was toen al lid van de VVD en deelde folders uit voor de partij in de binnenstad.” Kempen benadrukt dat ‘Mel’ haar politieke overtuiging niet aan de anderen opdrong. “Ze probeerde niet onze zieltjes te winnen voor de VVD.”

De dames gingen regelmatig borrelen bij Minerva en aten ook samen. Waren ze blij als Schultz de dampende pannen opdiende? “Ze kon absoluut niet koken,” lacht Kempen. “Ze wist niet eens hoe ze aardappelen moest klaarmaken en deed geen kruiden bij de rijst.” Maar verder heeft Kempen niets dan lof. “Melanie was altijd gedreven en had veel ambities. En kijk haar nu; ze heeft het bereikt.”


Schultz van Haegen werd in 1970 geboren in Laag-Soeren. Na haar gymnasium-B-examen vertrok ze naar Leiden. Uiteindelijk haalde ze in 1994 haar doctoraal aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Greetje van Gruting, gemeenteraadslid van de VVD in Leiden, leerde Melanie kennen in haar studententijd. Van Gruting weet nog hoe ze binnenkwam: “Ze was samen met een vriendin en ze giechelden. Volgens mij hadden ze een paar wijntjes op. Daar hebben we later nog erg om gelachen.”

Tijdens haar tijd als fractieassistent in Leiden schreef Schultz vooral nota’s over het verkopen van sociale huurwoningen en monumenten. Volkshuisvesting was haar thema. “Ze was erg slim en betrokken. Melanie heeft een groot vermogen om mensen voor zich te winnen. Een natuurlijke charme,” zegt Van Gruting trots. “Maar ik maakte me wel zorgen over haar snelle ontwikkeling. Ze deed steeds heel kortstondige ervaringen op, maar heeft ze er wel van geleerd?”

Ondanks het harde werken, werd er door de VVD’ers ook geborreld. “Liberalen zijn wel van de gezelligheid. We gingen dus weleens met de fractie naar de kroeg,” zegt Kempen. “Het zou best een keer uit de hand gelopen kunnen zijn, maar dat kan ik me niet herinneren.”

Zelf noemde Edith Schippers de kleur van het mantelpakje dat ze droeg tijdens de bordesfoto geen ‘paars’ maar ‘cyclaam’. HP/De Tijd vermoedt dat het lila moest zijn, de kleur van het Leidse damesdispuut Caduta Massi, Italiaans voor ‘vallend gesteente’. Het dispuut, dat Schippers in 1985 met een groepje vriendinnen oprichtte, maakte deel uit van ALSV Quintus, dat onder Leidse corpsleden geldt als een net-niet corps. Een nette vereniging voor studenten die niet bij het corps durven te gaan en ook niet alternatief genoeg zijn om voor een ‘linkse’ vereniging te kiezen.


Caduta Massi vindt volgens de website zelf dat de termen ‘klein’ en ‘bijdehand’ typerend zijn voor het dispuut. We lezen: “Nou ja, inmiddels zijn de kleine dames wel wat groter.” Inderdaad, Schippers is tegenwoordig minister van VWS.

Edith Schippers werd in 1964 geboren te Utrecht. Na haar vwo-examen in Coevorden vertrok ze in 1985 naar Leiden om politicologie te studeren. Daar leerde ze Anneloes Margadant kennen. “De meiden van Ediths dispuut spraken me aan. We konden op hetzelfde level met elkaar praten en hadden dezelfde humor.”

Elke dinsdagavond werd er geborreld. Als de dames in een gekke bui waren, verzonnen ze een activiteit. Margadant: “Edith en wat andere meiden hadden een lift-wedstrijd georganiseerd. We trokken liftend door Nederland om bij andere disputen terecht te komen.” Er werd ook samen geskied.

“We waren heel hecht met elkaar,” vervolgt Margadant. “Edith woonde in het huis waar mijn man ook woonde. Ik kwam haar vaak tegen.” Heeft de huidige minister zich toen weleens misdragen? “We hebben wel een streek uitgehaald bij de eerstejaars. Ze kregen bij de ontgroening een T-shirt van de vereniging. Toen ze weer naar huis mochten, wachtten Edith en ik ze onderweg op en zeiden dat ze de T-shirts moesten inleveren zodat wij ze konden wassen. Die T-shirts kregen ze niet terug. Haha, leuke grap was dat.”

Margadant kan haar studievriendin, die tot 1991 in Leiden studeerde, in een paar woorden omschrijven. “Betrouwbaar, loyaal, toont veel inzet en heeft gewoon erg veel gevoel voor humor.”

Een ding wil de tachtigjarige Otto Jansen wel kwijt over zijn vroegere leerling Gerd Leers. “Hij was een ijverige jongen, en vrienden had hij genoeg.” Jansen is oud-directeur van het internaat van het Bisschoppelijk College in Roermond, waar Leers zijn HBS-diploma behaalde. Daarna zou Leers naar Nijmegen vertrekken om er van 1969 tot 1976 planologie en ruimtelijke economie te studeren. Janssen had een positieve indruk van hem, al was Gerd Leers, die in 1951 te Kerkrade werd geboren, een eigengereide knaap. “Hij wist het allemaal wel.”


Frits Vromen kent Leers al sinds hun jeugd in Brunssum. “We waren overburen en troffen elkaar regelmatig op ons gezamenlijke ‘verblijfadres’: het huis van de plaatselijke notaris,” vertelt Vromen geanimeerd. “Die had vier mooie dochters, waar we op een sportieve manier om vochten.”

Toen Leers studeerde in Nijmegen, kwam hij hem regelmatig tegen op feestjes. “Gerd was een populaire jongen; hij kwam overal. Hij was spontaan, impulsief, aimabel, ad rem en een echte bourgondieër.

Vromen zal al vroeg dat de politiek iets voor Leers was. “Hij houdt van debatteren. Aan de bar met wijn, en dan praten. Waarover? Gerg had een bijzondere interesse voor bijvoorbeeld handel naar Ruslanden het oosten.

Had Leers zichzelf altijdin de hand? “Hij ging nooit helemaal over de schreef. Wel was hij aanjager van leuke ideeën: midden in de nacht nog ergens naartoe gaan.”

Als er door de jaren heen iets aan hem is veranderd, dan is het volgens Vromen dat Leers bedachtzamer is geworden. “Maar dat hoort ook bij zijn positie.”

Vromen glundert wanneer hij aan een speciaal voorval terugdenkt. “Op voorstel van Gerd zouden we elkaar ‘s nachts ontmoeten om op het kerkhof te gaan picknicken. Maar hij kwam niet opdagen, de lafaard.” De anderen vertrokken toch maar naar de begraafplaats. Het was pikdonker en iedereen was best bang voor al die doden. “Ineens hoor ik een enorm gesis, en we stuiven gillend alle kanten op. Een ‘wit laken’ springt wild zwaaiend achter een kruis vandaan. Dat was Gerd – ten voeten uit.”

Een leuk en memorabel uitje uit de tienerjaren van Marja van Bijsterveldt is volgens haar jeugdvriendin Maaike Scheurkogel een bezoek van hun kerkelijke jeugdclub GJV aan een feestje in een conservatief dorp, waarvan de naam haar is ontschoten. “Zaterdagavond was het nogal laat geworden en de volgende ochtend moesten we gewoon weer naar de kerk. Met z’n dertigen gingen we naar het plaatselijke gereformeerde kerkje en daar keek iedereen ons toen wel heel raar aan: we droegen spijkerbroeken.”


Van Bijsterveldt werd als Marja Vliegenthart geboren in 1961 te Rotterdam en groeide op in Rhoon. Op haar zestiende sloot ze zich aan bij de GJV, een kerkelijke jeugd- en praatclub, en ondernam ze veel activiteiten met de andere leden. Scheurkogel weet nog waar het over ging: “Abortus, kernenergie, onderwerpen die nu ook nog spelen. Maar we gingen ook naar de film en organiseerden jaarlijkse uitjes.”

Daarnaast kwam Van Bijsterveldt bij de Scheurkogels over de vloer. “Ik heb twee broers, en ja, dan gaan die vlindertjes wel heen en weer,” grinnikt Maaike.

Vanaf haar achttiende mocht Van Bijsterveldt naar Sordino, een soort boerenfeestschuur die drie avonden in de week open was en waar ze eens in de zoveel tijd bardienst draaide. Scheurkogel: “Dat waren hartstikke leuke avonden.” Van Bijsterveldt bleek behulpzaam: “Als iemand de afwas deed, pakte ze meteen een theedoek om af te drogen.”

Maar toen Van Bijsterveldt in 1981 aan haar opleiding Verpleegkunde-A begon in Leiden, veranderde haar tot dan toe onbezorgde leven voorgoed. Tijdens de vier jaar van haar studie werkte ze namelijk veertig uur per week, met soms wel zeven nachtdiensten achter elkaar. Ze hield dat vol door bij haar ouders te blijven wonen.

Scheurkogel is trots op de carrière van haar jeugdvriendin: “Mensen kijken altijd wel neer op het MBO, maar door pure ambitie en gedrevenheid is ze stapje voor stapje verder gekomen.”

De huidig ministere van Financiën, Jan Kees de Jager, was in zijn studententijd al een druk baasje. Voormalig spindoctor Jack de Vries noemt hem een ‘alleseter’. Waarom? De Vries: “Jan Kees deed een paar studies, hij zette een eigen bedrijf op en hij was actief binnen het CDJA en het corps. Hij maakte de eerste stemwijzer in 1994.”


De Jager werd in 1969 geboren te Kapelle. In 1990 haalde hij zijn bachelor Business Administration aan Nyenrode. Daar leerde hij Karel van der Woude kennen. Samen richtten ze het bedrijf Spectra Vision op, later omgedoopt tot ISM eCompany. Vanuit hun studentenkamer haalden de twee jogen ondernemers opdrachtgevers binnen als de Hema en de Bijenkorf.

Maar De Jager was nog niet klaar met studeren. In 1994 haalde hij zijn doctoraal in sociologische economie en bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, waar hij in 1996 ook nog een bul binnensleepte in Nederlands recht. In totaal had Jan Kees er toen dus tien jaar studie op zitten.

Naast zijn eigen bedrijf en zijn studies vond De Jager nog tijd om actief te zijn in het corps. Hij was lid van de Rotterdamse studentenvereniging RSV Sanctus Laurentius, waar hij nog steeds af en toe langskomt, tegenwoordig als lid van de Vereniging Oud-Laurentianen.

In zijn studententijd was hij ook nog lid van het hoofdbestuur van het CDJA, de jongerenorganisatie van het CDA. Voormalig CDA-Kamerlid Eddy Bilder, die begin jaren negentig ook lid was van het CDJA-bestuur, vertelt dat penningmeester De Jager niet nadrukkelijk aanwezig was bij de vergaderingen. “Hij was ietwat introvert, maar als hij dan wat zei, luisterde wel iedereen.”

Bilder had niet voorzien dat De Jager volledig voor de politiek zou kiezen. “Hij was meer een ondernemer, en ik had verwacht dat hij zich op het bedrijfsleven zou storten en de politiek ernaast zou blijven doen.” Want zelfs tijdens CDJA-uitjes was De Jager bezig met zijn eigen bedrijf. “Als bestuur gingen we een keer een weekend naar Elspeet. Jan Kees wilde graag ook naar het centrum van Nunspeet.” In Nunspeet stond bij een winkelketen namelijk een van de eerste digitale informatiezuilen, geplaatst door De Jagers bedrijf. Bilder: “Die hebben we toen samen bekeken; hij was erg enthousiast.”


Willem Jelle Berg, nu penningmeester bij CNV Onderwijs, zat in hetzelfde CDJA-bestuur. Ook Berg had niet verwacht dat De Jager in de actieve politiek zou belanden. Maar, zegt hij, er waren toen al stevige discussies over de begroting van het CDJA, een thema waar De Jager nu ook mee te maken heeft. Bovendien had De Jager een nogal stellige mening over de nieuwe huisstijl van het CDA die destijds werd gepresenteerd. “Ik weet nog goed dat daar ook een nieuw logo bij hoorde, dat op de voorgevel van het Kuyperhuis, toen nog het partijbureau van het CDA, werd vastgeschroefd,” zegt Berg. “Jan Kees was niet blij met het nieuwe logo, dus pakte hij de schroevendraaier en haalde het zo van de gevel.”

Dat hij nog eens minister van Defensie zou worden, moet wel het laatste zijn geweest wat Hans Hillen (Den Haag, 1947) had verwacht toen hij met een smoes onder zijn dienstplicht uit kwam. ‘Hooikoorts’ was het excuus, verklaarde hij tegen Nieuwsuur-journalist Ferry Mingelen bij de presentatie van het kabinet-Rutte. Lastig natuurlijk, want stel, je ligt gecamoufleerd in de bosjes op de vijand te wachten en ineens krijg je rode ogen, een jeukneus en een hevige niesaanval waarmee je de volledige operatie compromitteert… De dienstweigering moet pijnlijk zijn geweest voor Hillens vader, die beroepsmilitair was.

Hans Hillen, die in 1947 in Den Haag werd geboren, had als jongeman een andere ambitie: hij wilde journalist worden. Daarom begon hij in 1966 aan de Stichting Journalistieke Vakopleiding in Utrecht. Hij voelde zich er niet bepaald thuis: de oudste opleiding journalistiek van Nederland was destijds een links bolwerk. Hillen kreeg etiketten opgeplakt als ‘rechts’ en ‘monarchistisch’ omdat hij sigaren rookte met een opvallend oranje bandje, de Willem II Extra Senoritas. “Voor zulke uitingen was natuurlijk geen plaats,” zei Hillen in een interview met de VPRO Gids.


Hillen had prominente studiegenoten: Jan Tromp, Max Pam en thrillerschrijver Tomas Ross. Tromp, presentator van het opinieprogramma Uitgesproken VARA, reageert lichtelijk gepikeerd als we hem bellen. “Ja, ik deed tegelijk met Hillen die opleiding, en nee, ik ga er helemaal niks over zeggen. HP/De Tijd heeft namelijk een buitengewoon onfatsoenlijk verhaal over me geschreven, zoals bijna alle artikelen van jullie onfatsoenlijk zijn.” Hillen switchte in 1967 naar de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij in 1974, na in totaal acht studiejaren, de studie sociologie afrondde.

“Ik nam Henk letterlijk in de houdgreep,” zegt de huidige staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven tegen HP/De Tijd. Teeven deelde van 1978 tot 1980 met de tegenwoordige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Henk Kamp de schoolbanken van de controleursopleiding van de Belastingdienst.

Teeven: “Henk was in alles beter: hogere cijfers op elk gebied. Behalve bij judo. Iedere maandagmorgen sportten we in een gymzaaltje van een Haarlemse school. We kregen vechttraining met zelfverdedigingstechnieken. Het was de enige plek waar ik Henk de baas was: ik liet hem alle hoeken van de gymzaal zien.”

Henk Kamp werd in 1952 geboren te Hengelo. In 1972, na het behalen van zijn middelbare schooldiploma, werd hij meteen lid van de VVD. Hij werkte bij een aantal groothandels, tot hij besloot om toch maar door te gaan leren. Niet bepaald een spannende studie. Hij kon er best wat naast doen en werd lid van de gemeenteraad van Borculo, waar hij later wethouder zou worden.

De VVD’er Jan Markink, nu wethouder voor de gemeente Berkelland, heeft hem in die tijd gekend. “Hij was toen ook al zeer daadkrachtig. Henk had toen al de kwaliteiten en de ambitie om hogerop te komen.”


Kamp was in zijn vrije tijd niet bepaald een feestbeest, zegt Markink. “Natuurlijk ging hij naar feestjes toe, maar hij dronk niet veel. Hij was een matig drinker.”

Fred Teeven kan dat bevestigen. “Volgens mij drinkt hij zo goed als nooit.” Maar hij vindt Kamp wel heel levenslustig. “Hij heeft allerlei grappige hobby’s: motoren, auto’s. Die kant van hem zie je meer als je zijn vrouw leert kennen. Zij is juist heel frivool. Verder kan ik zeggen dat hij in al die jaren totaal niet is veranderd: hij werkt hard, is daadkrachtig en let op hoe hij leeft. Wat dat betreft is en blijft hij een voorbeeld voor mij.”

Is het puur toeval dat deze klasgenoten nu samen in het kabinet zetten? Teeven: “Dat moet je Mark Rutte vragen.”

Piet Hein Donner droeg niet zomaar een stropdas toen hij met het kabinet Rutte op het bordes verscheen; nee, hij droeg zijn dispuutsdas. Wijnrood, met een goudgeel streepje en daarop een zon waarin de letters I.V.M.B.O. (spreek uit ‘jumbo’) staan. Wat die letters betekenen? Alleen de dispuutleden weten het.

I.V.M.B.O. is een herendispuut van de studentenvereniging LANX, het corps van de Amsterdamse Vrije Universiteit. Donner werd er tijdens zijn studie Nederlands recht (hij studeerde na zes jaar af in 1974) lid van deze mysterieuze club.

Piet Hein Donner, geboren in 1948 te Amsterdam, is afkomstig uit een gerenommeerde en invloedrijke familie van bestuurders en juristen. Zijn grootvader Jan was minister van Justitie, zijn vader werkte als rechter aan het Europese Hof van Justitie, Donners oom Jan Hein was schaakgrootmeester (drievoudig Nederlands kampioen) en een van de beste vrienden van wijlen Harry Mulisch.


Piet Hein past volledig in die traditie. Hij bekleedde tijdens het eerste, tweede en derde kabinet Balkenende de post van minister van Jusitite en was tijdens het vierde minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Maar over zijn studentenjaren tasten we zoals gezegd in het duister. Niemand wil iets zeggen: zijn dispuutgenoten niet, zijn studiegenoten niet en zelfs zijn vrouw niet. Of toch? “Ik kan wel een boek schrijven over de studentenjaren van Piet Hein,” zegt ze telefonisch. Maar eerst wil ze toestemming vragen. Even later: “Mijn man wil nu liever niet in de publiciteit komen.” Kan ze ons doorverwijzen? Mevrouw Donner overlegt met een nukkige man op de achtergrond, die tegen haar bromt: “Nee, daar wil ik niet aan meedoen.”

Jan Loorbach leerde Ivo Opstelten tijdens zijn middelbare schooltijd kennen. Hun wegen hebben elkaar daarna nog regelmatig gekruist. “Ik liep Ivo tijdens mijn studentenjaren eens tegen het lijf bij de soos in Groningen,” vertelt Loorbach. “Opstelten was toen nogal moe. Hij was helemaal komen fietsen uit Leiden. In het kader van de studentencontacten reisde namelijk een tandemfiets, bereden door twee Leidse of twee Groningse studenten, regelmatig heen en weer tussen de twee studentensteden.”

Soms namen studenten stiekem de trein tot aan Assen om vanaf daar naar Groningen te fietsen, maar Loorbach geloofde hem op zijn woord toen Opstelten verklaarde het volledige eind gefietst te hebben. “Ivo kennende kun je daar gerust van uitgaan,” zegt Loorbach. “Hij ondernam soms de meest wonderbaarlijke dingen.”

Daan Heijning leerde de in 1944 te Rotterdam geboren Opstelten kennen bij Minerva. Opstelten behoorde tijdens zijn studie rechten in Leiden, die hij afrondde in 1969, tot het corps. “Ik was quaestor, penningmeester, en hij was verantwoordelijk voor ‘het meubilair’. Hij was de ordehandhaver van de sociëteit.”


Volgens Heijning was Opstelten toen duidelijk meer geïnteresseerd in het studentenleven dan in de studieboeken. Heijning herinnert zich een optreden van een fakir op de soos. De man had een spijkerbed meegenomen. Heijning: “Ivo zei: ‘Wat jij kan, kan ik ook.’ Twee tellen later stond hij al in zijn onderbroek en plofte zo, voor een zaal met verbouwereerde studenten, op het spijkerbed.”

Opstelten hield wel van een grap. Zo bedachten de heren dat ze op een verrassende wijze zouden aankomen bij een buitenreceptie van de roeivereniging: via het water. Ze regelden duikerspakken en zuurstofflessen. Heijning: “We zwommen door een smerige gracht en zagen geen hand voor ogen. Met een touw zaten we aan een boot vast die ons de weg wees, anders waren we hopeloos verdwaald in de Leidse wateren. De terugweg hebben we toch maar over land gedaan.”

Maar het was niet allemaal lang leve de lol. Volgens Heijning had Opstelten al wel carrièreplannen: “Hij wist al vroeg dat hij burgemeester wilde worden.” Drie jaar na zijn afstuderen werd Opstelten inderdaad burgemeester, van Dalen, en met zijn 28 jaar de jongste burgemeester van Nederland.

Met medewerking van Noortje Beumer, Suna Floret, Tineke Haegens & Frank Verhoef.