Spring naar de content

Surrealisme

Iedere week een artikel in zijn geheel op de site. Deze week de column van Frank Heinen over squash in het theater.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Op de dag dat Nederland op het WK korfbal in de halve finale Taipei van de vloer veegde en België hetzelfde deed met Catalonië, ging ik naar het WK squash in Rotterdam. Het zou een unieke gebeurtenis worden, want voor het eerst werden de wedstrijden in een theater gehouden. Op het podium van het Nieuwe Luxor was een glazen kooi gebouwd, waarin de partijen zouden worden afgewerkt. Squash in het theater, dat mocht ik niet missen. Dus ik erheen.
Een kwartier voor aanvang van het middagprogramma was het nog verdacht stil in de foyer van het Nieuwe Luxor. In de grote zaal zaten zeven mensen, die genoten van de muziek die werd gekozen door de dj van dienst, een meisje met rood piekhaar dat op het podium naast de kooi aan de knoppen stond te draaien. Het was Annelies Naudee, een ex-topsquasher, die nu als plaatjesdraaier aan de weg timmerde. Ondertussen werden de wanden van de kooi met Glassex besproeid door twee kale mannen in blauwe T-shirts.
Af en toe keek Jacco Eltingh door een kier van de deur, om vervolgens weer te verdwijnen naar de sponsorlounge, een afgezet stukje foyer waar meisjes met dienbladen vol jus d’orange en witte wijn af en aan liepen. Het was er voorlopig een stuk drukker dan in de zaal.

De middag werd ingeleid door een man in een iets te groot kostuum, die ter introductie drie keer ‘Wat is dat mooi, hè!’ in de microfoon blafte. Hij moest hard praten, want Annelies bleef haar opzwepend bedoelde muziek gewoon doordraaien. Er zaten intussen ongeveer veertig mensen in de zaal, waaronder de man in het ruim zittende pak, ex-topspeelster Vanessa Atkinson, een omvangrijke afvaardiging van de Egyptische squashbond en een minidelegatie van HP/De Tijd. Jacco Eltingh keerde niet meer terug; hij was opgegaan in het gedruis van de vip-hoek.

De eerste wedstrijd ging tussen een Australische en een Egyptische. Daarna volgde er nog een Egyptische tegen een Amerikaanse en een Egyptenaar tegen een Brit. De laatste wedstrijd ging tussen twee Egyptenaren. Squash bleek een behoorlijk Egyptische aangelegenheid te zijn. Een soort piramidespel eigenlijk.
Squash als kijksport bleek nogal bevreemdend. Het is een van de weinige sporten waarbij beide spelers dezelfde kant op spelen – die van de muur – waardoor het publiek het spel alleen van achteren ziet. Dat geldt ook voor de spelers, die voortdurend met hun rug naar de zaal toe staan, zich bewust van de vierde wand die voor het eerst in de geschiedenis echt zichtbaar was.
Toch is het geweldig, squash. Het idee dat je met twee mensen in een uit de kluiten gegroeid aquarium met parketvloer een minuscuul balletje tegen een blinde muur staat te meppen, geeft een gevoel van surrealisme. Het dada onder de sporten, abstracte kunst op 25m2.
Het balletje vliegt soms met zulke enorme snelheden door de kooi dat het voor de toeschouwers onzichtbaar wordt. Wat overblijft, is een ingewikkelde choreografie voor twee mimeacteurs, een ballet met een racket. In volmaakte patronen razen de spelers over de baan, alsof Hans van Manen in de coulissen aanwijzingen staat te geven.

In de pauze tussen de sets kwam er een radioreporter naar ons toe. Wat vonden wij er eigenlijk van, sport in een schouwburg? Kon dat zomaar? De man was van Radio 1, een zender die de stem des volks de hele dag in meningen van zes seconden de ether in slingert. Wij waren het eens. Squash hoorde in het theater, net zoals het ook op televisie en in de bioscoop hoorde. En op de Olympische Spelen. En als verplicht basisschoolvak. Waarom stonden er eigenlijk geen squashromans op de literatuurlijsten?
Iedereen op squash, riepen we. Die noodkreet haalde het Radio 1-Journaal net niet. Jammer.

Onderwerpen