Spring naar de content

Op reis door Mozartistan

Hoe vind je je weg tijdens de Week van de Klassieke Muziek, en erna? Een kleine ontdekkingstocht.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Elk jaar probeert de klassieke muziek-sector zieltjes te winnen met een landelijke campagne waar tientallen concertzalen, symfonieorkesten en ensembles aan meewerken. Dit jaar is de Week van de Klassieke Muziek goed voor een honderdtal concerten, maar eenmaal in Mozartistan gearriveerd raken liefhebber en leek al snel de weg kwijt tussen al die componisten en karrenvrachten noten. Maken we na Mozart rechtsomkeert richting Haydn of gaan we juist vooruit naar Beethoven, Brahms of Mahler? En waar moet je naar luisteren als het Vioolconcert van Bruch of het Tweede Pianoconcert van Rachmaninov je de oren uitkomt? Een kleine gids voor een tocht door de wereld van Mozart, Haydn en Bruckner.

Recent Swan Lake gezien? Deze matige film over een ambitieus danseresje en haar nog ambitieuzere moeder wordt overeind gehouden door de tijdloze balletmuziek van Tsjaikovski. Maar de Russische componist schreef meer dan Het Zwanenmeer: symfonieën, opera’s, nog meer balletmuziek, liederen. Toch wordt slechts een klein deel daarvan regelmatig uitgevoerd: het Vioolconcert, wat balletmuziek en een enkele symfonie – meestal de Pathéthique).

Mariss Jansons dirigeerde kortgeleden Jevgeni Onegin, het door Tsjaikovski op muziek gezette gedicht van Poesjkin, bij De Nederlandse Opera. Om te huilen zo mooi was dat, maar het is geen kost voor beginners. Wie Tsjaikovski wil leren kennen, kan beter luisteren naar de Rococovariaties voor cello of de Sérénade mélancolique. Beide werken vormen een mooi alternatief voor het Vioolconcert. Zijn de soloconcerten of symfonieën te zware kost? Dan is er nog altijd de Serenade voor strijkers opus 48. Dat is een soort Tsjaikovski-light: aaibare strijkersklanken, geproduceerd door een lichte bezetting. Wie ook de minder bekende werken wil beluisteren wandelt naar drogisterij Kruidvat, voor de recentelijk verschenen Tsjaikovski-box van Brilliant Classics. Alles wat de man ooit heeft geschreven, werd bijeengebracht op zestig cd’s, en het zijn nog aanbevelenswaardige opnames ook.


Dat Tsjaikovski vaak wordt gekoppeld aan Rachmaninov is niet verwonderlijk. Rachmaninov was immers een groot bewonderaar van Tsjaikovski en beide behoren tot de zogenaamde Russische School. Niet zelden wordt het bekende Tweede pianoconcert van Rachmaninov gecombineerd met het Eerste pianoconcert van Tsjaikovski. Stilistisch zitten die twee dicht bij elkaar, toch zijn er wel verschillen. Het getormenteerde van Tsjaikovski is bij Rachmaninov afwezig. Neigt Tsjaikovski naar sentimentalisme, Rachmaninovs muziek is afstandelijker. Wie iets anders wil horen dan de bekende symfonieën en pianoconcerten, zou naar de relatief onbekend gebleven liederen moeten luisteren. Keus genoeg: Rachmaninov schreef er meer dan honderd.

Met de kerstdagen voor de deur komen twee onvermijdelijke werken weer in zicht: Händels Messiah en Bachs Weihnachtsoratorium. Wie zijn verzameling kerstmuziek wil aanvullen kan terecht bij het in oude muziek gespecialiseerde Cantus Köln en Concerto Palatino. Deze twee gezelschappen maakten samen, onder leiding van Konrad Junghänel, enkele jaren geleden de cd Weihnachtshistorie (HMC 901861). Het betreft een verzameling geestelijke vocale werken van een zeldzame schoon- en vroomheid. Je zou bijna vergeten dat de componist in kwestie de laan uit werd gestuurd omdat hij niet met zijn handjes van de koorknapen af kon blijven.

En dan is er natuurlijk nog Ton Koopman. De nestor van de oude muziek in Nederland is al jaren bezig het gehele oeuvre van Bachs tijdgenoot Dietrich Buxtehude in kaart te brengen. De voor de kersttijd geschreven cantate Jesulein, du Tausendschön is een van de vele parels uit de muzikale schatkist van de Opera Omnia-serie. De muziek van Buxtehude is eenvoudiger dan die van Bach, maar niet minder aansprekend. In zijn liturgische werken, vaak sobere en intieme stukken, ontpopt hij zich zo nu en dan zelfs als vernieuwer pur sang. Waarom is Buxtehude dan niet bekender? Omdat hij zat ingeklemd tussen de twee muzikale reuzen Johann Sebastian Bach en Heinrich Schütz.


De jonge Bach nam geregeld een kijkje in de keuken van de oude Buxtehude. In de winter van 1705 ondernam hij zelfs een vierhonderd kilometer lange voettocht om Buxtehude te horen spelen in Lübeck. Toch stelt Koopman dat Buxtehude meer is dan ‘voorloper’ en ‘inspirator’. Hij heeft gelijk, want nu zo’n beetje het gehele oeuvre in kaart is gebracht, blijkt Buxtehude een veel interessanter componist dan altijd gedacht. Sterker nog: naast de grote Bach blijft Buxtehude fier overeind. De cantates van Buxtehude vormen een perfect alternatief voor die van Bach.

Met samengeknepen ogen keek de maestro, vanachter de vleugel, over zijn zware bril, lachte en zei zachtjes: “Ik ben terug bij af. Mozart wordt mijn eindpunt.” Alfred Brendel zette zijn vingers op de toetsen en de werkkamer vulde zich met de simpele, maar o zo breekbare melodielijn van Mozarts Sonate in C (KV 545). Hoeveel kinderhanden hebben dit stuk niet plichtmatig vermorzeld? Ikzelf kwam niet verder dan het tweede deel, maar ik studeerde dan ook viool en geen piano.

Waarom kwam de grootmeester Brendel aan het eind van zijn immense loopbaan uit bij Mozart? Omdat die de moeilijkste muziek schreef die er bestaat. Eenvoud bedriegt. Elke fout is hoorbaar, elke weifeling doet het muzikale bouwwerk ineenstorten. De fameuze pianist Artur Schnabel zei het al: “Mozart is te makkelijk voor kinderen en te moeilijk voor professionals.”

Mozart is niet van porselein en ook niet van suikergoed. Brendel was, toen ik hem enkele jaren geleden bezocht, op een leeftijd gekomen dat hij die stereotypen los kon laten. Pas dan kun je echt de diepte in. Brendels Mozart is geen product van de authentieke uitvoeringspraktijk, maar het is (net als de gevleugelde Bach van pianist Murray Perahia) wel van een tijdloze schoonheid. De solo-stukken en sonates zijn trouwens een goede opstap naar de andere werken van Mozart. Van de kamermuziek en de symfonieën naar de opera’s: dat is de route die ik zelf ooit nam. Tip: deze maand is bij De Nederlandse Opera Mozarts Idomeneo te zien.


En wat te doen na Mozart? Gaan we voor het heftigere werk richting Beethoven of juist terug naar het classicisme? In het laatste geval komen we via tijdgenoten als Stamitz, Rosetti en nog een leger nijvere toondichters terecht bij grootheden als Gluck en Haydn. Wie van Mozart houdt, houdt ook van Haydn. Dat kan niet anders. Allebei hebben die speelse en lichte toon. Talrijk zijn de opnames van Haydns grote symfonische oeuvre. Als het moest zou ik al die versies inruilen voor de versie van dirigent Frans Brüggen met zijn Orkest van de Achttiende Eeuw, want geen ander weet zo virtuoos te balanceren tussen lyriek en lichtvoetigheid.

Wie niet meteen het symfonische repertoire in wil duiken, kan zich avondenlang vermaken met de strijkkwartetten van Haydn. Hij schreef er maar liefst 68; de vroege werken staan nog dicht bij de barokstijl, de latere werken zijn het absolute hoogtepunt van de muziekliteratuur uit de klassieke periode. Via de strijkkwartetten kun je ook bij Beethoven uitkomen. Luister naar de vroege kwartetten (opus 18) en vervolgens naar Beethovens aangrijpende late strijkkwartetten. Dan begrijp je wat een gigantische ontwikkeling Beethoven heeft doorgemaakt. Een van de mooiste opnames van de late strijkkwartetten werd ooit gemaakt door het Borodin Quartet.

Wie na Beethovens Negende Symfonie toe is aan een volgende stap, zou eens aan Berlioz moeten denken. De revolutionaire pracht en praal van Beethovens Negende sluit perfect aan bij de grandeur van Berlioz.

“Vivaldi schreef vierhonderd maal hetzelfde concert”, schampte componist Igor Stravinsky ooit. Helemaal ongelijk had hij niet. Wie de Sinfonias van Vivaldi beluistert, krijgt nogal eens een déjà vu-gevoel. De componist herhaalt zichzelf regelmatig. Maar ja, dat deed Bach ook en wat vaak wordt vergeten, is dat Vivaldi veel van deze werken schreef voor alledaags gebruik aan het conservatorium. Dat die werken de tand des tijds hebben doorstaan, zegt juist veel over de kwaliteit. Wie door een overdosis Vier Jaargetijden last heeft van Vivaldi-moeheid zou eens naar de Concerti en Sinfonias moeten luisteren. Het zijn stuk voor stuk grillige en onconventionele stukken.


Het in oude muziek gespecialiseerde ensemble Holland Baroque Society is momenteel druk doende om samen met violiste Rachel Podger alle vioolconcerten op te nemen. Voorafgaand aan deze opname gaf het gezelschap onlangs een concert in de Utrechtse Leeuwenberghkerk. Daar bleek hoezeer Vivaldi kan ‘swingen’. Het was een van de meest vitale en uitdagende uitvoeringen ooit. Een aardig alternatief voor Vivaldi is de Tafelmusik van Telemann. Telemann was in zijn tijd een beroemdheid. Hij verdiende drie keer zo veel als Bach en liet zich onder meer inspireren door ‘wufte’ Italianen als Vivaldi. Maar waar Vivaldi nogal eens uit de bocht vliegt met pittige dissonanten, blijft Telemann vooral gründlich en pünktlich.

De eerste klap is een daalder waard. Wie kennis wil maken met de muziek van Gustav Mahler, kan maar beter goed beginnen. Bijvoorbeeld met de oude Haitink-opnames van het Koninklijk Concertgebouworkest. Hun diepgang en kwaliteit zijn alleen geëvenaard door Mariss Jansons en Simon Rattle. De symfonieën van Mahler – en via Mahler die van Sjostakovitsj – zijn vanwege hun populaire en bijna filmische karakter een goede opstap naar de muziek van de late romantiek.

Toegegeven, je moet wel bestand zijn tegen een flinke portie nostalgie en zwaarmoedigheid, want daarin grossieren laat-romantische componisten als Mahler nu eenmaal. Een aanrader voor beginnende en gevorderde mahlerianen is de opname die bariton Thomas Hampson vorig jaar maakte van de Lieder des Knaben Wunderhorn. Hampson ging terug naar de oorspronkelijke bezetting van 1892. Exit groot symfonieorkest. Hij werkt met een klein ensemble en het resultaat van die ‘authentieke zoektocht’ is verbluffend: je hoort meer details. Hampson laat een klankwereld horen die op de achtergrond is geraakt door de grote symfonieorkesten.


Dit jaar herdenken we de tweehonderdste geboortedag van Franz Liszt: virtuoos op vrijersvoeten, pianogenie en grondlegger van het huidige solistendom. Zijn piano-oeuvre is gigantisch en veelzijdig, maar ook hier blijkt de zeef van de geschiedenis grofmazig. Wat horen we van Franz Liszt in de concertzalen? Zijn Hongaarse rapsodieën, de Etudes d’ exécution transcendente, de Sonate in b en de Années de Pèlerinage. Dat is het wel, terwijl de man ongeveer dertienhonderd werken naliet: vierhonderd originele stukken en negenhonderd bewerkingen van andere muziek. Onvergetelijk is de wijze waarop pianist Vladimir Horowitz zich in 1987 over Liszts pianobewerking van Schuberts Valse-Caprice nr. 6 ontfermde. In diezelfde categorie valt ook de wijze waarop meesterpianist Shura Cherkassky de Paraphrases speelde. De onlangs overleden pianist Rian de Waal hield zich uitputtend bezig met deze stukken. Hij wilde zelfs nog promoveren op de transcripties in de late romantiek. Het was hem niet gegund. Wat hij naliet is een reeks uitstekende opnames waarvan de eerste twee Valthermond Recordings inmiddels zijn uitgebracht. Tip: deel 1 istot en met 31 januari met korting verkrijgbaar in de Aangenaam Klassiek-campagne.

Net als de Pianosonates van Mozart behoren de Nocturnes van Chopin tot het huis-tuin-en-keukenrepertoire. Werden die werken vroeger nogal eens al te bloemrijk uitgevoerd – Chopin was een saloncomponist, heette het immers – tegenwoordig struikel je over de gladgestreken, glossy uitvoeringen. Van de Chinese pianist Yundi Li bijvoorbeeld, en landgenoot Lang Lang kan er ook wat van. Is dat fout? Nee, er is simpelweg geen uitvoeringstraditie op het gebied van Chopin. We weten niet hoe Chopin zijn eigen werk uitvoerde. Tussen ‘salonfähig’ en ‘glossy’ liggen eindeloos veel mogelijkheden. Luister maar naar de oude opname van Rachmaninov die de bekende Nocturne nr. 8 speelt. Een filmpje is te zien op YouTube. Zijn tempi mogen dan een stuk trager zijn dan die van Li, het netto resultaat is stukken interessanter en poëtischer. Rachmaninovs Chopin is salonfähig zonder salonfähig te worden. Dat is een kunst die ook de Poolse pianist Krystian Zimerman beheerst. Hij geldt al jaren als de onbetwiste Chopin-specialist, op de voet gevolgd door klavierleeuwen als Lilya Zilberstein en Maurizio Pollini.


De geest van Chopin waart ook rond in het werk van de Poolse componist Karol Szymanowski. Twintig jaar geleden was hij zo goed als onbekend, maar dankzij de inspanningen van een dirigent als Simon Rattle is het kleine oeuvre opnieuw in de belangstelling komen te staan. En terecht, want Szymanowski vormt de ontbrekende schakel tussen twee Poolse kopstukken: Chopin en Lutoslawski. Zijn bekendste werk is het fragiele en adembenemend mooie Vioolconcert, maar ook de symfonieën zijn het beluisteren waard: ze blikken zowel terug (naar Chopin) als vooruit (naar Debussy) en balanceren virtuoos tussen romantische lyriek en een voor die tijd postmoderne grimmigheid.

Het klassieke repertoire is zo rijk en divers dat er voor elke hobbyist wel iets bij zit. De liederen van Schubert, symfonieën van Schumann, strijkkwartetten van Bartok, opera’s van Verdi, Puccini en Wagner of een ‘authentieke Casta Diva’ gezongen door sopraan Cecilia Bartoli: het repertoire is oneindig gevarieerd. Veel componisten kwamen in dit artikel dan ook niet aan bod. Volledigheid was niet de opzet. Wie eenmaal de schatkamer van de klassieke muziek heeft ontdekt, kan echter zelf op ontdekkingsreis.

Voor een persoonlijk luisteradvies stuurt u een tweet naar: #oschneeweisz.

De Week van de Klassieke Muziek duurt van 19 t/m 26 november. www.weekvandeklassiekemuziek.nl