Spring naar de content

Conflictenjukebox

Ruzie is een onmisbaar ingrediënt voor toneelschrijvers. Wie de aandacht van de toeschouwer wil vasthouden, doet er verstandig aan personages ten tonele te voeren die elkaar verbaal (en misschien ook wel fysiek) stevig te lijf gaan. Zo ook het veelgeprezen toneelstuk God of Carnage van de Franse Yasmina Reza, waarin een ontmoeting tussen twee echtparen gierend uit de hand loopt en uiting wordt gegeven aan allerlei frustraties, verwijten en ergernissen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Regisseur Roman Polanski heeft er een film van gemaakt onder de titel Carnage. Die voltrekt zich goeddeels op één lokatie: een smaakvol ingericht New Yorks appartement. Enige uitzondering zijn de openingsbeelden en de aftiteling, die zich afspelen in een park. Daar krijgen twee elfjarige jongens ruzie. Een van hen haalt uit met een stok, wat resulteert in een paar gebroken tanden bij zijn opponent.

Dat incident vormt de aanleiding voor een ontmoeting tussen de ouders van beide jongens. Die verloopt in eerste instantie nog in een sfeer van welwillende beleefdheid en (ogenschijnlijk) wederzijds begrip. Er worden handen geschud, sussende woorden gesproken en er wordt een verklaring opgesteld. Ook is men het erover eens dat er op een of andere manier excuses moeten worden aangeboden. Heel netjes allemaal, ‘we zijn immers beschaafde mensen’. Maar onder al dat uitputtende vertoon van redelijkheid kun je de irritaties van meet af aan voelen. Dat maakt de eerste vijfentwintig minuten van Carnage uiterst genietbaar. Het is fascinerend om te zien hoe de façade van beleefdheden geleidelijk afbrokkelt en de eerste verbale waarschuwingsschoten worden gelost. Men is ondertussen druk doende elkaar de maat te nemen. Bij de mannen (Christoph Waltz en John C. Reilly) vormt het verschil in sociale status de opmaat voor stekeligheden. De vrouwen (Kate Winslet en Jodie Foster) zijn ondertussen verwikkeld in een competitiestrijd wie over de meeste culturele bagage beschikt. Een wrang staaltje humor is de scène waarin Winslet onwel wordt en de boeken op de salontafel onderkotst. Dat komt de toch al grimmige stemming niet ten goede.


Aanvankelijk staan de echtparen tegenover elkaar. Naarmate meer mensen hun hart luchten, komen ook onderlinge ergernissen aan het licht. Dat leidt ertoe dat de allianties in de loop van de film nogal eens wisselen. En daarmee zijn we aangeland bij de achilleshiel van Carnage, want het toneelstuk blijft voortdurend hinderlijk door de film heen schemeren. De verbale salvo’s die in het theater zo veel indruk maken, slaan op het filmdoek een beetje dood, ook al omdat de opeenstapeling van conflicten groteske trekken begint te vertonen. Carnage verandert gaandeweg in een jukebox die de ene ruzie na de andere opdist. De maximale speelduur per conflict is drie à vier minuten. En daarna is het – changez! – weer tijd voor een volgende ruzie. Die ergernissen vormen tezamen een staalkaart van menselijke onhebbelijkheden. En ook op de dialogen valt op zichzelf niets aan te merken: dat zijn fraaie vileine miniatuurtjes. Maar de optelsom van al die ongenoegens wordt op den duur topzwaar, waarmee het verhaal zijn geloofwaardigheid verliest. Het is geen eenvoudige opgave de dynamiek van een toneelstuk in film te vertalen. Carnage is daarvan het zoveelste bewijs.

Carnage. Regie: Roman Polanski. Vanaf 8 december in de bioscoop.