Spring naar de content

De Arabische Lente Een jaar later

De zelfverbranding van de Tunesische fruitverkoper Mohamed Bouazizi – de Man van 2011, volgens de Britse Times – was het startsein voor de Arabische Lente, die in januari 2010 begon. Hoe staat het nu met de hervormingen?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

McDonald’s heeft plannen om hier een keten te openen. Afgezien van de vraag of dat de gezondheid van de Tunesiërs ten goede zal komen, is het opvallend nieuws. Niet zozeer omdat de fastfoodgigant uit Amerika komt – de verdreven president Zine el- Abidine Ben Ali onderhield warme banden met de het land – maar omdat McDonald’s, net als andere grote ondernemingen, niet eerder durfde te investeren in de Tunesische markt. Te corrupt, vonden ze.

De nieuwe premier Hamadi Jebali van de islamitische Ennahda-partij is vastbesloten het tij te keren: niet de invoering van de sharia heeft zijn prioriteit, zo zei hij, maar de bestrijding van de corruptie en de stimulering van de economie. Een slimme zet: vriendjespolitiek en de hoge werkloosheid vormden een jaar geleden de twee belangrijkste aanleidingen voor de Arabische opstand, die het eerst in Tunesië uitbrak. Analisten tonen zich positief over de nieuwe koers van Tunesië, al is het nog afwachten hoe de nieuwe grondwet eruit zal zien. Een door het volk gekozen commissie is daar nu mee bezig. Tunesië moet, volgens de eerste geluiden, een seculier land worden naar Turks model, waar ieders individuele en religieuze vrijheden gewaarborgd zijn.

De Arabische Lente heeft behalve hoop ook wantrouwen en teleurstelling gebracht. Bijvoorbeeld in Egypte. Daar werden in november weliswaar voor het eerst in dertig jaar vrije en eerlijke verkiezingen gehouden, met als sluitstuk de derde stemronde van vorige week – ironisch genoeg op de dag dat het proces werd hervat tegen oud-president Mubarak, tegen wie de doodstraf is geëist – maar het nieuwe parlement, dat naar verwachting eind januari aantreedt, zal worden gedomineerd door Moslimbroeders, die een ruime verkiezingszege behaalden.


Paniek in het Westen, want waren Moslimbroeders geen strenge baardmannen die vrouwen geen rechten gunnen? Zelf bestrijden ze dat; ze zeggen een seculiere staat te willen met respect voor minderheden. Wat het Westen veeleer geruststelt, is dat ze waarschijnlijk niet willen regeren met de veel fanatiekere salafisten – met wie ze sterk van ideologie verschillen – maar eerder met niet-religieuze en liberale partijen.

Los van de verkiezingsuitslag gaat het niet denderend met Egypte. Het leger slaat, volgens de traditie, demonstraties hardhandig neer, toeristen blijven weg en er is een toename van criminaliteit en geweld.

Hoewel er nog bijna elke nacht geweerschoten klinken in Tripoli, vinden analisten het opvallend rustig in het land. De chaos had groter kunnen zijn met al die verschillende stammen, volkeren, regionale elites en milities die elkaar beconcurreren. Toch wordt het pad naar democratie uiterst voorzichtig bewandeld. Parlements- en presidentsverkiezingen staan pas in 2013 op het programma. Voor die tijd moet er een commissie worden gekozen die zich over een nieuwe grondwet buigt.

De Nationale Overgangsraad kwam afgelopen week alvast met een conceptwet. Twee daarin genoemde punten brachten een verhitte discussie op gang: het volgens internetcommentatoren ‘belachelijke lage quotum’ van tien procent vrouwen in het parlement en het plan om Libiërs met een dubbele nationaliteit geen stemrecht te geven. Dat laatste zou volgens hen betekenen dat Libiërs die voor de tirannie van Kadhafi zijn gevlucht dubbel worden gestraft. Maar zoals het hoort bij een serieuze democratie in wording, hebben burgers twee weken de tijd om protest aan te tekenen.


De kans op een islamitische opleving in Libië lijkt vooralsnog klein. Libiërs, zo blijkt uit recente peilingen, zijn weliswaar trouw aan de islam, maar staan tegelijkertijd extreem wantrouwend tegenover islamitische partijen. Dat is een erfenis uit het Kadhafi-tijdperk, toen islamitische invloeden agressief werden bestreden.

Dat de verdreven Jemenitische president Ali Abdullah Saleh een draaikont is, wisten we al langer. Tot drie keer toe kondigde hij vorig jaar zijn aftreden aan, om daar vervolgens weer van terug te komen. Met het tekenen van een machtsoverdracht in november ruimde Saleh pas echt het veld.

Maar daarmee is de rust nog niet wedergekeerd. Integendeel. Saleh was een meester in het tegen elkaar uitspelen van rivaliserende stamhoofden, die hij hoge bestuurlijke functies toebedeelde. Nu dat verbond niet meer bestaat, bloeien de oude haatgevoelens weer op. Salafisten, soennieten en sjiitische Hawthi-rebellen bestrijden elkaar met de kogel. Alsof er al niet genoeg bloed vloeit, is de Republikeinse Garde, de legereenheid die geleid wordt door een zoon van Saleh, begonnen met een klopjacht op ‘islamitische terroristen’ in het zuiden. De laatste weken zijn er al zo’n vijfhonderd gedood, verwond of overmeesterd.

De Verenigde Saten hebben met Saleh een trouwe bondgenoot in de bestrijding van het terrorisme verloren. Maar voorlopig zitten er nog een paar van zijn politieke verwanten in de nieuwe eenheidsregering die, in overeenstemming met een vredesplan van de Golfstaten, voor de ene helft bestaat uit leden van Salehs Congrespartij en voor de andere helft uit oppositieleden. Door het tekenen van het vredesplan ontkwam Saleh aan berechting. Het gevolg: tienduizenden woedende betogers die roepen dat ze niet zullen wijken voordat Saleh voor het gerecht wordt gesleept.


Als meer dan vijfduizend doden president Bashar al-Assad niet doen wijken, wat dan wel? Niet het vredesplan van de Arabische Liga in ieder geval. Dat resulteerde weliswaar in vrijlating van gevangenen, terugtrekking van tanks uit steden en toelating van waarnemers.

Maar inmiddels maken de tanks rechtsomkeert en worden er dagelijks nieuwe gevangenen en doden geteld. Assad is als een kind dat niet wil luisteren, en al helemaal niet naar hooggeplaatste figuren, zoals de Franse president Nicolas Sarkozy, die hem adviseren om op te stappen.

Wat in Assads voordeel werkt, is dat de Syrische revolutie geen helder gezicht heeft. Wie met wie vecht is allang niet meer duidelijk, en wat de oppositie eigenlijk wil evenmin; de twee georganiseerde oppositieraden verschillen onderling van mening.

Ook de demonstranten tonen weinig visie. Ze lijken slechts één wens te hebben: hun koelbloedige president te verjagen. Daarna zien ze wel verder.