Spring naar de content

De flexitariër houdt zichzelf voor de gek

Het gedachtegoed van Marianne Thieme wint terrein. Vlees eten beweegt zich langzaam in de richting van alcohol drinken en junkfood: schuldige genoegens, die weliswaar niet verboden zijn, zoals roken in openbare gelegenheden, maar waar een mens zich toch enigszins voor dient te schamen. Vlees eten is moreel beladen. Wie het dier een warm hart toedraagt heeft de grootste moeite om de gedachtenloze consumptie ervan te rechtvaardigen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Beatrijs Ritsema

Vlees van de kiloknaller is onethisch. Vlees van gelukkige (scharrel)dieren kan door de beugel, met een merkwaardige uitzondering voor afgeschoten wild (goedbeschouwd de allergelukkigste dieren, want afkomstig uit de vrije natuur), maar die afkeur geldt vooral de jagers die plezier hebben in hun moordarbeid. Het valt niet mee om correct te eten.

Het makkelijkste is natuurlijk om helemaal geen vlees meer te eten en vegetariër te worden, dan zit je altijd goed. In de aanloop naar deze bestemming besluiten veel mensen om eerst maar eens te minderen met de vleesconsumptie. Net als bij het afkicken van alcohol of nicotine is het monitoren van de intake een bekende methode om greep te krijgen op de verslaving. Een dagje niet drinken moet lukken toch? En daarna het niet-drinken langzaam uitbreiden.

De feiten
Mensen die met enige regelmaat bewust afzien van vlees noemen zichzelf flexitariër, vleesmijder, vleesverminderaar of vleesverlater. Daar zijn er heel veel van. Uit onderzoek bleek dat nog maar achttien procent van de Nederlanders elke dag vlees eet, terwijl dat in 2009 nog op zevenentwintig procent lag.

Meer dan tachtig procent houdt er dus één of meer vleesloze dagen per week op na. En omdat deze flexitariërs zo bewust bezig zijn, kan het niet anders of het vlees dat zij wél eten is van het correcte, biologische soort. Een verbluffende mentaliteitsverandering!

Spijtig genoeg stemmen de harde cijfers niet overeen met de beleden dierenliefde. Het productschap vlees rapporteert in NRC Mens&n van 5 juni dat de Nederlander gemiddeld drieënveertig kilovlees per jaar eet, precies evenveel als vijftien jaar geleden. Dat komt neer op acht ons per week, oftewel ruim een ons per dag voor elke Nederlander, inclusief zuigelingen en thuiszorg ontvangende bejaarden, van wie, volgens weer een ander onderzoek, vijfendertig procent ondervoed schijnt te zijn – ondervoeding lijkt niet bepaald een indicatie voor vlees verslinden.

Zelfonderschatting
Liegen is een groot woord om de inconsistentie tussen woord en daad te verklaren. Mensen denken dat ze minder vlees eten, maar ze vergissen zich. Voor een deel komt dat doordat ze bij het woord ‘vlees’ denken aan grote, rode biefstukken, spareribs, hele kippen, orgaanvlees, waar ze dan af en toe nee tegen zeggen. Van orgaanvlees moeten ze sowieso al niets hebben. Ze vergeten domweg dat gehaktballetjes, knakworsten en kroketten ook onder vlees vallen. Elke vegetariër kan de anekdote vertellen van hoe hij eens bij mensen op bezoek was die heel gastvrij voor hem vegetarisch hadden gekookt, waarna hij tot verbazing van de gastheer/vrouw alsnog de spekjes uit de pastasaus moest vissen: ‘Mag je ook geen spekjes?’

Mensen onderschatten hoe veel vleesproducten ze eten, omdat ze paté en kipcorns nauwelijks als vlees ervaren. En als ze groentesoep maken, gooien ze er gerust bouillonblokjes in.

De flexitariër van nu eet precies hetzelfde als de omnivoor van vijftien jaar geleden. Het enige verschil is dat de schuldbewuste flexitariër denkt dat hij goed bezig is, terwijl de zorgeloze omnivoor alleen maar dacht: ‘Ha, eten, lekker!’