Spring naar de content

Het geheim achter de staart van Marianne Vos

Als wielrenster moet je niet al te ijdel zijn. Wij kunnen niet in de rust van de wedstrijd even ons haar opnieuw doen, of onze make-up bijwerken. Allereerst omdat we helemaal geen rust hebben – we gaan gewoon drie of vier uur achter elkaar door – en ten tweede omdat make-up door al het zweet, snot en kwijl dat tijdens een zware koers vrijkomt overal op je gezicht gaat zitten behalve op de goede plek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marijn de Vries

Dat betekent niet dat we niet vrouwelijk zijn. Neem nou zo’n Nederlands kampioenschap (NK) van afgelopen weekend, in Kerkrade. Niet alleen de mannen richtten daar op zondag, in de stromende regen, een massaslachting aan. Ook wij reden er, op zaterdag al. En ook bij ons was het een slagveld. Misschien heeft u gelezen of gezien dat Annemiek van Vleuten de rood-wit-blauwe trui heeft opgeëist, vóór haar ploeggenote Marianne Vos en vóór mijn ploeggenote Lucinda Brand. Maar er reden op deze drie na nog meer vrouwen rond. Zo’n honderddertig in totaal. De meesten moesten gedurende de koers afhaken: maar vijfentwintig rensters hebben de finish gehaald.

Dat neemt niet weg dat we allemaal op ons paasbest aan de start stonden. Op een NK zijn altijd veel fotografen aanwezig, en zelfs de tv. We weten allemaal dat we toch niet in beeld komen in de drie minuten die de NOS uitzendt, maar je weet nooit. Dus achter onze zonnebrillen zijn de wimpers flink in de mascara gezet – waterproof, dan blijft het tenminste zitten. Nagels zijn gelakt in de kleuren van het tenue en we dragen bijpassende oorbellen.

Maar het meest interessante aan het uiterlijk van een wielrenster is toch het haar. Net als normale vrouwen dragen veel van ons hun haar lang. Dat kun je natuurlijk niet los laten hangen onder je helm, dat is oncomfortabel, onhandig en gevaarlijk. De meeste rensters dragen hun haar dus in een staart of in een vlecht, die precies door de sluiting van de helm heen past. Ik vind dat er altijd prachtig uitzien: die golvende haren over de ruggen van de rensters, hun dansende vlechten in de wind. Zelf heb ik helaas maar een heel klein staartje waar weinig aan te golven of te dansen valt. Ik ben dus ook stikjaloers op rensters met gouden watervallen op hun rug.

De staarten en vlechten zijn niet enkel door hun schoonheid zo interessant. Ze zijn vooral van groot belang voor de herkenbaarheid. Wij zien elkaar in een koers niet van voren, zoals u renners op tv ziet, wij zien elkaar vooral van achteren. En hoewel geen bips gelijk is, lijken veel rensters in hetzelfde pakje toch behoorlijk op elkaar. Dan zijn de verschillende haardrachten een uitkomst. Als een renster demarreert en in een flits voorbij komt, herken je haar doorgaans het snelst aan haar staart of vlecht. Natuurlijk zie je aan de stijl en de houding op de fiets ook wel wie het is, maar dat vergt een net iets langere bestudering. Ik vraag me wel eens af hoe de mannen dat doen. Dat lijkt me toch een stuk lastiger, met al die korte koppies onder de helmen.

Om diezelfde reden vind ik het heel handig dat Marianne Vos haar haar weer wat langer draagt. Zonder de rood-wit-blauwe trui die ze zaterdag moest afstaan aan haar ploeggenoot Annemiek van Vleuten is ze nu toch een stuk minder herkenbaar. Maar tegenwoordig heeft ze dus een lange, donker gekrulde staart. Ze kan er bijna niet onopgemerkt vandoor gaan, je ziet meteen dat zij het is. Maar ja. Als die staart eenmaal demarreert, is het eigenlijk al te laat.

————————
Volg HP/De Tijd ook op Twitter!