Spring naar de content

Cadel Evans wint opnieuw de Tour

“De angst om te lijden is erger dan het lijden zelf, en geen hart heeft ooit geleden wanneer het op zoek ging naar zijn dromen.” Zonder dat hij het weet is Paulo Coehlo een wielerkenner en schreef hij in De Alchemist het levensmotto van Cadel Evans, de bij de Aboriginals in de rimboe geboren Australiër, die vanavond na de tijdrit de gele trui aantrekt. Ik weet het zeker.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marijn de Vries

Cadel Evans is een vreemde snuiter. Een controlfreak, zeggen sommigen. Een autist, zeggen anderen. Hij schudt geen handen omdat hij bang is ziek te worden. Hij scheldt op mensen die te dicht bij zijn hondje komen. Hij gaat nooit zonder hoofddeksel naar buiten. Hij draagt zweetshirts met ‘Free Tibet’ erop. Hij stopt de wikkels van de energierepen die hij eet zorgvuldig terug in zijn achterzakjes en laat ze niet achteloos de natuur in fladderen, zoals andere coureurs dat doen.

Gretiger dan ooit
En hij raakt van de wijs als dingen anders lopen dan gepland. Dus misschien hebben de mensen wel gelijk. Is hij een autist, of een controlfreak. Want die houden niet van onverwachte dingen. Evans laat niets, maar dan ook niets aan het toeval over. En precies dat is de reden waarom hij de Tour de France gaat winnen. Ik dacht dat hij nog even zou willen wachten, dat hij zich nog een tijdje rustig zou houden, maar hij is gretig. Gretiger dan ooit.

Ik hou van vreemde snuiters. Vooral als ze met hun zware wenkbrauwen, brede kaaklijn en kuiltje in de kin op een Thunderbird lijken. Als ze alles lezen wat los en vast zit. Als ze na hun eerste Touroverwinning alleen gefeliciteerd willen worden door hun premier als die belooft iets aan de CO2-uitstoot te doen. Als ze getrouwd zijn met een concertpianiste. Als één van hun favoriete boeken De Alchemist is. En als ze naast fietsen niets liever doen dan filosoferen over de oplossing voor alle wereldproblemen, de financiële crisis in het bijzonder.

Lelijke renners
En ik hou van lelijke renners. Want Evans is geen mooie renner. Hij is hoekig. Hij trekt bekken als hij afziet. Hij wordt asgrauw als hij echt zit te sterven. Hij vreet z’n frame bijna op, alles om maar aan te klampen en uiteindelijk misschien wel te demarreren. En als hij dat eenmaal doet, zie je hoe hij bijna uit elkaar klapt van ellende. Bij sommige renners lijkt alles vanzelf te gaan, maar Evans laat met heel zijn lijf zien hoeveel pijn koersen doet. Heel menselijk, eigenlijk. Desalniettemin lukt het me bijna nooit iemand ervan te overtuigen dat Evans echt geen vreemde snuiter is.

Vreemde snuiters worden doorgaans met argwaan bekeken. In het echte leven, maar in het peloton – de snelkookpanversie van het echte leven – helemaal. Uit de pas lopen is niet de bedoeling. Na zijn wereldtitel en Touroverwinning heeft Evans ongetwijfeld het respect van zijn collega’s gewonnen, maar een graag geziene gangmaker zal hij niet zijn. Vreemde snuiters trekken namelijk hun eigen plan.

Dus laat u niet misleiden door Evans’ prestaties van de afgelopen maanden – die niet om over naar huis te schrijven waren. Alles stond in het teken van dat ene doel, die grote droom: de Tour nog een keer winnen. Het geel van vorig jaar was slechts een tussenstation. Evans is beter in vorm dan ooit, hebben ze me verteld. Hij heeft nog harder getraind op zijn tijdritten. Hij is nog meer overtuigd van zijn eigen kunnen. En dat laatste, weet Evans, is cruciaal. Dat heeft hij namelijk ook van Coehlo geleerd. “Er is maar één iets dat een droom onmogelijk maakt: de angst om te falen.”