Spring naar de content

Kijk eens om u heen: wat heeft u nou écht nodig?

Uw bezittingen, tel ze eens, voor de grap? Dat kan natuurlijk niet. Na vijftig heb je geen zin meer in tellen, en dan ben je waarschijnlijk nog niet verder gekomen dan de spullen die pal voor je neus op tafel liggen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Pauline Bijster

Er zijn momenten in je leven dat je opruimt. En dan niet alle spullen van de ene naar de andere stapel verschuiven en de rest in de kast proppen, maar echt opruimen. Dus: wegdoen. Zo’n moment is bijvoorbeeld een verhuizing: omdat in het licht van je mooie, nieuwe woning de spullen ineens verdacht veel op oude troep lijken in plaats van bezittingen die je werkelijk nodig hebt. Het kan ook – om dezelfde reden – na een scheiding zijn, als de kinderen uit huis gaan of juist als er kinderen bij komen, of een nieuwe partner. Dat laatste is bij mij het geval: ik ga samenwonen en daarom ben ik aan het opruimen.

Paarse legging
Gisteren heb ik zes vuilniszakken vol kleren in de Humanabak gestopt. Het is waarschijnlijk een aanzienlijk deel van mijn studieschuld, die nu in die Humanabak zit. Ik sleep de kleren al jaren met me mee van woning naar berging van de volgende woning, naar de Koninginnedagrommelmarkt en daarna (de helft) weer terug. En nu dacht ik: laat ik het maar wegdoen. Het was alleen confronterend om te zien hoevéél het was. Een paarse legging van een hippe winkel die ik dus nooit gedragen heb omdat ik helemaal niet van paars houd. Een jasje van de H&M-samenwerking met Comme des Garçons (ieder jaar trap ik er opnieuw in): een jasje dat me niet eens goed paste en ik daarom nooit droeg.

Na afloop voelde ik me vooral schuldig, waarom koop ik zoveel? Waarom heb ik al díe dingen? Ik besefte boven deze zakken meer dan ooit dat ik een goede vertegenwoordiger ben van de wegwerpcultuur-generatie: bedreven in kopen en weggooien. Dit was alleen nog maar de kleding. Ik moet de boeken nog, het kinderspeelgoed, de keukenkastjes. Bij iedere trui en elk potje in mijn handen kan ik me herinneren waar ik het kocht (of kreeg) en wanneer ik het droeg of gebruikte, voordat het bijna ongezien in de kasten verdween. Bij ieder voorwerp in huis heb je een associatie, waarna je tot je spijt moet concluderen dat je er minstens een jaar niet naar hebt omgekeken, als het niet langer is.

Dus nu gaat het weg. En het is veel. Ik voel me een verspiller: alsof ik, de volgende keer dat ik weer verleid word door H&M om één of ander niet-passend jasje uit de Martin Margiela-collectie te kopen, dat net zo goed metéén in die Humana bak kan kieperen in plaats van het eerst een jaar ongedragen in de kast te hangen en daarna in een zak in de berging te zetten.

52 is genoeg
Er zijn mensen die het anders doen. Enige tijd geleden las ik een verhaal over een man die niet meer dan 52 dingen in zijn bezit heeft – in totaal. Dus inclusief: zijn bed, zijn broek, zijn ondergoed, zijn iPhone, een pen. Nog een paar dingen en dan ben je er. Voor deze Everett Bogue is het een levensstijl: hij is expres minimalist omdat hij de vrijheid wil voelen om op ieder moment te kunnen opstappen en weggaan. Omdat hij met weinig spullen ook weinig woonruimte nodig heeft, en weinig dingen aan zijn hoofd om over te piekeren, weinig associaties.

Als Bogue ergens een maand niet naar heeft omgekeken, doet hij het weg. En de spullen die hij koopt zijn zo duurzaam, dat hij er járen mee doet. Ik ben wel een beetje jaloers op hem. Ik ga nog veel meer wegdoen. En dan niet meteen opnieuw allerlei andere troep kopen. Deze keer echt niet.

————————
Volg HP/De Tijd ook op Twitter!