Spring naar de content

De A2: het geluk van weldadig asfalt

Als het aan de ‘politiek’ ligt, mogen we straks op de A2 tussen Utrecht en Amsterdam niet meer weten hoe fijn het is om juist op dat stukje asfalt het gaspedaal helemaal in te trappen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

De kwalificatie ‘fijn’ is waarschijnlijk nog te zwak uitgedrukt. Het is, nou ja, ik ga u uitleggen wat mij laatst overkwam in mijn twaalf jaar oude Volvo V70 2,5 liter, categorie ‘rijdend bankstel’, iets voor Abcoude. Daar doemde ‘s ochtends om kwart voor zeven een weg voor mij op, nee het leken een paar wegen naast elkaar, een woestijn van zwart, een prairie van asfalt, glanzend in het ochtendvocht en zowat reikend tot aan de hemel, dat zich als het ware vastzoog aan mijn wielen. De wagen werd een beetje naar beneden gehaald, alsof de aarde mij en mijn Volvo naar zich toetrok, als een zogende moeder haar van de honger krijsende kind.

Bij Maarssen werd ik ingehaald door een motoragente die mij zonder pardon verbaliseerde. Dit was mijn repliek: “Heus mevrouw, ik wilde me keurig aan die 100 kilometer houden, maar de weg nam daar geen genoegen mee. Die stond erop dat ik mijn gaspedaal helemaal induwde, en toen dat gebeurde en mijn auto met 110, 120 en 130 kilometer per uur voortraasde, hoorde ik het geluid van de motor niet eens meer, was het alleen nog maar een zacht zoeven van een auto die heel gelukkig lag te wezen.”
Ze zuchtte: “Het zal wel,” waarna ze mij de bon overhandigde en ik verder mocht rijden. Ze kwam net dichtbij genoeg om een flard van haar goedkope parfum op te snuiven.

Op de rest van het traject hield ik mij aan de 100 kilometer, en van de weeromstuit begon mijn auto te protesteren, ik kan het niet anders noemen. Het stuur trilde opeens, achter me klepperde iets en de weg leek ineens een stuk hobbeliger, wat ook te maken kan hebben met versleten schokbrekers.

‘s Avonds reed ik weer terug naar de hoofdstad en iets voorbij Utrecht, begon de Volvo weer te trekken, duwde een onzichtbare hand op mijn rechter-bovenbeen waardoor er automatisch meer druk op mijn voet kwam en het gaspedaal dus weer werd ingeduwd. Deze keer voelde het nog fijner, want ik was me nog meer bewust van het gevoel zwaar in de fout te gaan.

Op baan 5, de uiterste buitenbaan waarop alleen de grote jongens mogen rijden, zweefde ik voorbij Vinkeveen, wees een verdwaalde kleine witte Hyundai met daarin iets blonds achter het stuur, hooghartig haar plek op baan 1, en waande me enige momenten als de piloot van een Jumbo die net toestemming had gekregen van Shiphol Tower om te vertrekken. In gedachten haalde ik de hendel over van alle vier de motoren van General Electric, stoof het luchtruim in en ondertussen maakte een ravissante stewardess haar entree in de cockpit – vergeeft u mij de woordspeling.

Onderwerpen