Spring naar de content

U heeft wel lef dat u in Nederland durft te wonen

Asbest lijkt hét zomergevaar van 2012 te worden. Hype of niet, het blijkt weer eens dat we heel ver willen gaan om zo veel mogelijk risico’s uit te bannen. Want in Nederland kan ons heel wat overkomen. Een inventarisatie. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Mark Traa

De sportclub
Mensen die sporten, denken vaak dat ze gezond bezig zijn. Maar daar is wel wat op af te dingen. Een sport moet bij je passen (dikke mensen met zwakke enkels kunnen beter niet gaan volleyballen) en alleen op de lange duur gaat je conditie erop vooruit. Op de korte  termijn loop je vooral risico op blessures. Die kosten de samenleving jaarlijks 1,3 miljard euro, inclusief het arbeidsverzuim. Elk jaar melden zich 170.000 geblesseerde sporters bij het ziekenhuis. Er zijn jaarlijks 1,4 miljoen medisch behandelde sporters, tegen 300.000 medisch behandelde verkeersslachtoffers. Het totale aantal sportblessures, dus ook de gevallen die het ziekenhuis niet halen, komt op circa 3,5 miljoen per jaar.

Fitness dan misschien? Ook opgepast; elk jaar levert dat 370.000 medisch behandelde blessures op. Fitnessers belanden minder vaak in het ziekenhuis, maar ze hebben relatief lang last van hun kwetsuren. Bij een derde van de gevallen gaat het om oude blessures die opnieuw opspelen. Al met al geldt: wie geen spierscheuringen of botbreuken wil oplopen, doet er beter aan om niet te veel te bewegen. Dammen heeft ook zijn charmes.

Openbaar vervoer
‘Onder de tram lopen’ is zo ongeveer synoniem aan een schlemielig maar fataal ongeval. In de vier grote steden samen zijn er jaarlijks zo’n vierhonderd tramongevallen. Bij een  kleine honderd mensen leidt dat tot een ziekenhuisbezoek. Een handvol komt te overlijden. In veruit de meeste gevallen is het niet de trambestuurder die iets te verwijten valt, maar gaat het om onoplettende fietsers, voetgangers en automobilisten. Bij spoorwegovergangen vallen jaarlijks gemiddeld achttien dodelijke slachtoffers (de zelfdodingen rekenen we dan niet mee). Dat aantal was tien jaar geleden nog ruim twee maal zo hoog.

Het ziekenhuis
We zullen niet overdrijven: in het ziekenhuis gaan de meeste mensen er nog altijd op vooruit. Maar er is ook het spook van de ‘vermijdbare doden’; de mensen die in een ziekenhuis komen te overlijden terwijl dat eigenlijk niet nodig was. Meestal gaat het dan om een menselijke fout, bijvoorbeeld bij operaties of bij het toedienen van medicatie. Elk jaar vallen er zo circa tweeduizend doden, en dat aantal zit in de lift. Bijna veertigduizend patiënten lopen anderszins schade op als gevolg van medisch handelen. Heel onverwacht is dat niet. De techniek waarmee we onszelf in leven houden, wordt steeds complexer. De kans dat er fouten worden gemaakt, neemt navenant toe.

De natuur
Bij natuurgeweld denken we in Nederland al snel aan overstromingen. Het is lang geleden dat dit tot dodelijke slachtoffers leidde. In ons land liggen enkele duizenden kilometers dijk en er gaat zelden wat mee mis. Toch moet zo’n achthonderd kilometer op de schop om op de lange duur bestand te zijn tegen stijgende waterspiegels. De zwakke plekken liggen verspreid in heel Nederland. Deze locaties staan boven aan de lijst: Den Helder en Callantsoog, de Hondsbossche- en Pettemer Zeewering, Noordwijk, Scheveningen, de Delflandse kust, het Flaauwe Werk (Zuid-Holland), Zuidwest-Walcheren en westelijk  Zeeuws Vlaanderen.

De échte gevaren die we in de natuur moeten trotseren, zijn van een andere aard. Het letsel dat we er oplopen, doen we vooral onszelf aan. Bijvoorbeeld als we gaan barbecueën (we rekenen de tuin nu even gemakshalve tot natuur). Elk jaar gaan 170 onhandige mensen – vooral mannen – naar de spoedeisende hulp. In de meeste gevallen gaat het om tweedegraads brandwonden. De wijze les is hier: gebruik aanmaakblokjes, en geen spiritus, petroleum of benzine. En nu we toch in de tuin zijn: circa vijfduizend mensen raken elk jaar gewond bij het tuinieren. De grootste boosdoeners: de snoeischaar, de
grasmaaier en de heggenschaar.

Dan zijn er de beestjes die ons buiten belagen. Elk jaar overlijdt een half dozijn mensen aan een bijen- of wespensteek. Het gaat dan meestal om een fatale allergische reactie of om een zwelling in de luchtwegen. Maar liefst twintigduizend mensen krijgen de ziekte van Lyme door een tekenbeet, bijvoorbeeld doordat teken zich vastklampen aan onze blote wandelkuiten. Lekker een eindje fietsen dan? Jaarlijks moeten 78.000 mensen dat bekopen met een bezoekje aan de dokter. Maar liefst 190 Nederlanders overlijden tijdens een fietsongeval, ofwel één fietser per twee dagen.

Het weer valt ook onder de natuur. We hebben het dan even niet over het handjevol mensen dat in ons land jaarlijks dodelijk wordt getroffen door de bliksem. Het weer richt veel meer schade aan als het simpelweg warm is. Elke graad die de temperatuur bóven het gemiddelde ligt, leidt tot een extra sterfte van ruim dertig personen per week – vooral ouderen. In de hete zomer van 2010 liep dat op tot vijfhonderd.

En dan moeten we buiten ook nog ademen. Dat is in Nederland redelijk verantwoord, hoewel een langdurige wandeling langs de snelweg valt af te raden. Luchtverontreiniging
is hoe dan ook verantwoordelijk voor drie tot vijf procent van de tijd die we korter leven door ziekte en vroegtijdige sterfte. Een paar procent van de spoedopnamen voor long-, hart- en vaatziekten komt door fijn stof en ozon in de lucht. Maar het moet gezegd: het is nog altijd beter om buiten te ademen dan binnen.

Thuis
De meeste ongelukken gebeuren thuis, hoor je altijd. En dat is ook zo. Elk jaar overlijden er zo’n 2400 mensen door een ongeval in de privésfeer, voor het grootste deel door vallen. Onder het begrip ‘privéongelukken’ vallen overigens ook ongevallen in openbare  gebouwen, op straat en tijdens vrijetijdsbesteding. Alleen verkeersongevallen (jaarlijks 830 doden), arbeidsongelukken en sportblessures vallen er niet onder.

Raar is het niet, al die malheur in en rond huis; tenslotte brengen we daar het grootste deel van een etmaal door. We zouden ons er hooguit om kunnen verbazen dat de hoeveelheid preventiecampagnes over thuisongelukken niet drie maal groter is – dat zou meer recht doen aan de sterftecijfers. Veel ongelukken thuis worden veroorzaakt door pure onhandigheid. Zo moest de brandweer in 2009 in totaal 15.400 binnenbranden blussen. In de helft van de gevallen betrof het een brand in een woonhuis. De helft daarvan werd veroorzaakt door een defect apparaat, of een apparaat dat verkeerd werd gebruikt.

Onhandigheid leidt natuurlijk ook tot de meeste doe-het-zelfongelukken: 130.000 keer per jaar moet daar een arts aan te pas komen. De behandelingen en het aansluitende arbeidsverzuim kosten elk jaar 170 miljoen euro. Elk jaar moeten 1,2 miljoen mensen naar de dokter voor een huis-, tuin- of keukenongeval. Ouderen en kinderen zijn relatief vaak de dupe. Gemiddeld wordt er elke dag een kind naar het ziekenhuis gebracht dat van een commode is afgevallen. Elke dag vallen er tien peuters van de trap, zó ernstig dat de spoedeisende hulp ernaar moet kijken. Liefst 43.000 55-plussers moeten ten na een val in of rond het huis naar de spoedeisende hulp. Bij 560 van hen leidt de val tot de dood.

En dan is er nog de categorie letsel die we van het huis zélf oplopen. De sterfte van jaarlijks ruim duizend Nederlanders wordt mede veroorzaakt door het inademen van radon, een radioactief edelgas dat van nature in de aardbodem en in bouwmaterialen als beton zit. Het hoopt zich vooral op in kruipruimtes. Via de woning kan het de open lucht in worden ‘geademd’, maar huizen zijn tegenwoordig zó goed geïsoleerd dat radon veelal geen kant op kan. Goed luchten is dus het devies. Niemand in Nederland gaat overigens rechtstreeks dood aan een radonvergiftiging; het gas is een van de factoren die een rol speelt bij het ontstaan van longkanker. Er valt niet aan te ontkomen, zoals er ook niet kan worden geschuild voor kosmische straling. Voor zover het enige geruststelling kan bieden: nergens in Europa komt zo weinig radon uit de bodem als in Nederland.

We zouden ook nog in detail kunnen treden over de onzichtbare beestjes die er in onze woningen rondkruipen. Over de huismijten die met miljoenen tegelijk in matrassen samenscholen en astma-aanvallen veroorzaken, over bacteriën die we via verkeerd bewaard of bereid voedsel (jaarlijks duizenden zieken en tientallen doden), huisdieren en elkaars aanrakingen binnenkrijgen. En over de giftige stoffen die er in het binnenmilieu terechtkomen door goedkope vloerbedekking, behang, verf en ondeugdelijke geisers (aantal zieken en doden: onbekend). Maar dat zullen we maar niet doen. De essentie van de boodschap is dat we ons elke dag opnieuw terugtrekken in een omgeving waarin we ons volstrekt onterecht veilig wanen.

De straat
Wat is de gevaarlijkste snelweg van Nederland? Een kandidaat is de A20, om precies te zijn het stuk tussen de hectometerpalen 20,1 (Vlaardingen-West) en 40,0 (Capelle Schollevaar). Daar werden in 2009 298 ongevallen gemeld, ofwel 7,5 per kilometer per weghelft. Dat is ruim boven het landelijk gemiddelde van twee meldingen per kilometer per weghelft. De A10 staat op de tweede plaats, daarna volgen de A4 en de A2.

De cijfers zijn afkomstig van de Stichting Incident Management Nederland, een samenwerkingsverband van alarmcentrales die personenauto’s bergen. Er werden alleen de ongevallen meegerekend waarbij géén vrachtwagens waren betrokken. Ook moest er een berging aan te pas komen om te worden meegeteld. Andere uitkomsten lazen we in 2008 in het AD, dat ongevallencijfers van Rijkswaterstaat had nageplozen. De A22 tussen Beverwijk en Velsen bleek hier het gevaarlijkste stuk snelweg in Nederland. Per kilometer asfalt zouden zich hier de meeste ongevallen afspelen, vooral bij de Velsertunnel.

Ook in een ander opzicht kan de eigen woonomgeving een bron zijn van gevaar – al is het maar in de perceptie. Een kwart van de bevolking zegt het afgelopen jaar slachtoffer geweest te zijn van een misdrijf. In twee derde van de gevallen speelde dit zich af in de eigen buurt. Als de dader bekend was, dan ging het in één op de tien gevallen om een buurtgenoot. Toch voelt maar een paar procent van de bevolking zich vaak onveilig in de eigen buurt. Meer mensen (6,9 procent) voelen zich weleens onveilig in de eigen woning. Elf procent van de bevolking doet ’s avonds de deur meestal niet meer open.

Industrie
Sinds de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk zijn we er ineens allemaal alert op: ontploffende fabrieken die chemische troep de lucht in kunnen slingeren. Er bestaat een lijst van bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO); daar wordt gewerkt met de gevaarlijkste stoffen. In Nederland zijn er 272 van. De meeste staan in Rotterdam en wijde omtrek (75), vervolgens in Amsterdam (21) en Sittard-Geleen (21). Wie voor zichzelf dit soort risico’s wil inschatten, doet er goed aan eens te kijken op www.risicokaart.nl. Daar staan zo ongeveer alle gevaren op die ons zouden kunnen bedreigen: van LPG-opslagtanks tot buisleidingen en vuurwerkfabrieken. Wie dat heeft aanschouwd kan maar één ding concluderen: die Nederlanders, dat zijn pure waaghalzen – gewoon omdat ze in Nederland durven te wonen.

Dit artikel verscheen eerder in HP/De Tijd van 26 augustus 2011