Spring naar de content

Het kan altijd mooier en verder en hoger en beter

Het moet een keer gebeuren. Ooit. Toch? Je kunt niet altijd maar winnen. Niemand. Sport bestaat bij de gratie van winst en verlies, van spanning, van onterecht zegevieren en volkomen verdiend ten onder gaan. Wat is de betekenis van een wedstrijd waarvan de uitslag al bij voorbaat vaststaat?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Ze vragen me steeds vaker: kun je je die dag in januari 2003 nog herinneren? En altijd als dat gevraagd wordt, denk ik even na, voor de vorm. Ik staar naar een denkbeeldige horizon, alsof ik daar het antwoord op de vraag vermoed. Dat is beleefdheid, alles om maar niet arrogant over te komen. En wanneer ze dan, gniffelend dat juist zij een vraag hebben bedacht die nooit iemand eerder aan mij gesteld heeft, uitleggen dat ik op een dag in januari 2003 mijn eerste van 477 achtereenvolgende enkelspelzeges boekte, kijk ik altijd blij verrast.

O ja! Nee, dat kan ik me niet meer herinneren, antwoord ik dan. Echt waar joh, 2003? Dat is écht heel lang geleden, of niet dan?

Allemaal beleefdheid. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan die wedstrijd in januari 2003 denk. Niet dat ik me er nog iets van herinner – ik heb alles in mijn gedachten moeten reconstrueren. Wonderlijk hoe dat gaat met hersenen: zodra je je hebt voorgenomen je iets te gaan herinneren, stromen de gedachten aan juist die gebeurtenis je hoofd binnen.
Langzaam vormt je geheugen zich naar je wil.
477 wedstrijden.
5724 games, om en nabij.
5724 keer dat sprongetje, ergens diep van binnen, als de stand op het elektronisch scorebord in je voordeel verspringt.

Wat ‘ze’ ook altijd vragen: of het nog wel leuk is. Of ik er nog wel plezier uit haal. En, als ze nog nooit een rolstoeltenniswedstrijd gezien hebben, waarom ik niet bij de valide speelsters meedoe.

Ja, antwoord ik dan altijd, snel en op m’n allerstelligst. Zo probeer ik mijn trage antwoord op de vorige vraag te compenseren. Ja. Ja. Het is nog leuk, het blijft altijd leuk. Ja, spannend ook. Iedere wedstrijd een nieuwe uitdaging, iedereen die je wil verslaan, aan de top komen is één, aan de top blijven blablabla, je moet op je hoede blijven… Soms sta ik van mezelf te kijken, zo keurig beleefd en omzichtig ik te werk ga in dat soort gesprekken. Allemachtig.

Vorige week dacht ik dat het moment was gekomen om er nog een schepje bovenop te doen. Toen ik voor de 400-zoveelste keer achter elkaar weer over een tegenstandster was gewalst en iemand voor de 1700-zoveelste keer vroeg of het nog wel leuk was zo (Hoezo “zo”? Wat is er nou leuker dan “zo”?), antwoordde ik dat ik met smart zat te wachten op het moment dat ik eindelijk eens verslagen zou worden.

De journalist – natuurlijk was het een journalist – knikte, hij leek het te begrijpen.
Wát hij precies begreep, snapte ik niet. Waarschijnlijk vermoedde hij dat winnen iets is dat went, een misverstand dat wijdverbreid is onder mensen die niet zoveel ervaring met winnen hebben. Die mensen denken dat vier Olympische medailles achter elkaar genoeg moet zijn.

Dat 6-2 6-2 ook wel eens mooi is, ook als het eigenlijk 6-0 6-0 had moeten zijn.
Zouden dat dezelfde mensen zijn die geluk zeggen na te streven, maar tevredenheid ook wel okee vinden? Zoeken zij verder naar de grote liefde als ze de kleine binnen hebben?
Over een paar maanden weer een Gehandicapte Sporter-award ophalen. Ook dan zal die vraag weer komen, want behalve dat mensen niet naar de Paralympics kijken, luisteren ze ook liever niet naar wat de deelnemers te zeggen hebben.

Of het dan nooit mooi geweest is. En terwijl ik een schijnbaar aarzelend antwoord zit te formuleren, daar op dat podium, zal ik denken aan januari 2003, aan die wedstrijd die ik me nauwelijks nog herinner, omdat ik toen niet bevroeden kon dat Mart Smeets me er tien jaar later over ondervragen zou en er zullen weer nieuwe, geconstrueerde herinneringen opborrelen, als belletjes lucht in een pan heet water.

Dan, na wat gestamel, zal ik het weer zeggen, tegen iedereen die het maar horen wil: Nee. Nee, het is nooit mooi geweest, het kan altijd mooier en verder en hoger en beter.
En dat geldt dan trouwens niet alleen voor mij.