Spring naar de content

Mijn vertrouwen in Leo van Vliet is onbegrensd

Het wereldkampioenschap is voor wielerliefhebbers een jaarlijkse Elfstedentocht, een uitputtingsslag die ’s ochtends bij de koffie begint en via de lunch, de thee en de borrel tot het avondeten de dag overschaduwt. Je hebt mensen die zeggen: goh ja, zo’n hele wedstrijd uitzenden, is dat nou wel nodig? Ik kijk het laatste uur wel.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Voor die mensen volgt hier een korte toelichting op het kijken van WK’s op televisie.
Een WK duurt gemiddeld zo’n zeven uur. Dat geldt voor wel meer grote wielerwedstrijden, maar het WK is ook nog eens van begin tot eind te zien. Met name de Belgische tv voorziet altijd in een behoefte die eigenlijk niet bestaat: zelfs als de hemel ieder moment op de aarde kan vallen, hoeft dat voor Vlamingen geen reden te zijn een wieleruitzending te onderbreken – misschien een balkje onder in beeld, als het niet te veel afleidt.

Het uitzenden van zeven uur wielrennen lijkt een overbodige service – in de eerste zesenhalf uur gebeurt over het algemeen niets van belang – maar zo werkt dat dus niet, bij een WK.
Een korte toelichting.

Wie zich ten volle wil laven aan de schoonheid van een wereldkampioenschap, dient de hele, eindeloze rit van zeven uur uit te zitten. Het eerste uur misschien nog een beetje heen en weer lopen, een kopje koffie zetten, nog een laatste keer naar de wc. En dan, wanneer er nog zo’n 223 kilometer te fietsen zijn, neemt u plaats, om niet meer van uw plek te wijken.

Rond die tijd zal er een Bulgaar op kop rijden, of een Chinees, of een andere nationaliteit waar ze in de commentaarhokjes van in paniek raken, omdat er over de koploper niet meer bekend zal zijn dan dat hij in 1986 ter wereld is gekomen in een dorp met een onuitspreekbare naam, een nederzetting die volgens Google Maps niet eens bestaat. De renner in kwestie zal geen erelijst bezitten, hij zal rijden voor een ploeg met een naam die klinkt als een Peruviaanse groothandel in bouten en moeren en zelfs de noodkreet aan kijkers om zich te melden met informatie over achtergronden van de leider in de wedstrijd zal vruchteloos blijken.

Deze situatie zal ongeveer drie uur aanhouden. Dat klinkt saai, het kan zelfs saai lijken, maar u blijft zitten, wat er ook gebeurt. U mag immers niet meer opstaan.

De commentatoren zullen langzaam krankzinnig worden, zij zullen wartaal uitslaan omdat zij zeker weten dat er niemand meer kijkt. En u zit er nog. Rond deze tijd zult u langzaam in een trance geraken, uw hoofd gaat steeds lichter aanvoelen en de eenzame koploper zal maar doorrijden, rondes achtereen, als een perpetuum mobile in een broek met een zeemleren kruis.

Uren later zult u wakker worden, omdat de stem men van de verslaggevers een paar octaven omhoog wandelen. U zult niet weten waar u bent, wie u bent en waarom alles is zoals het is.

Het genot van het laatste halfuur zal met niets te vergelijken zijn. U bent een leeg blad, een tabula rasa, en alles wat er gebeurt, gebeurt voor u en voor u alleen.

Of bij deze zondagshypnose veel oranjeglorie zal komen kijken, valt nog te bezien. Journalisten denken van niet, maar journalisten, zo valt mij op, praten de laatste tijd wel erg negatief.

Dat hoorde ik van Leo van Vliet, de Nederlandse bondscoach, van wie in Studio Sport beelden te zien waren van een persconferentie bij het ontbijt. Ik zag Marianne Vos aan een tafel met broodkruimels, omringd door journalisten bij wie de slaap nog in de ogen stond. Dat was natuurlijk een goeie truc, van Van Vliet, om het wielerjournaille voor het ontbijt uit te nodigen. Die waren de avond tevoren natuurlijk allemaal aan de boemel geweest in Valkenburg en die moesten nu, het bier nog in het haar, de Nederlandse renners scherp aan de tand voelen.

Ik zag hoe Bauke Mollema De Telegraaf zat te lezen, alsof hij poseerde voor een geschilderd portret. Dat was natuurlijk ook een provocatie, Bauke leest veel, maar niet De Telegraaf. Hij wilde ermee zeggen: pas op, rapalje, hoe negatief jullie ook praten, ik lees alles.

Het was mij eigenlijk niet zo opgevallen dat Nederlandse journalisten de laatste tijd negatief praten. Ik vond het net zo negatief of positief of neutraal als altijd, maar dat was dus niet zo. Tenminste, dat hoorde ik Leo van Vliet tegen een journalist zeggen, om er meteen aan toe te voegen: ‘Als je begrijpt wat ik bedoel.’

De jongen noteerde alles wat hij hoorde op zijn schrijfblok en zei: ‘Ja, nee, ik begrijp het wel.’
En Leo van Vliet voegde er nog vergoelijkend aan toe dat ‘dat waarschijnlijk jullie werk is.’
Het zijn kleine dingen die je vertrouwen kunnen doen toenemen. Leo van Vliet die tegen een tafel vol journalisten zegt: ‘Bij mij is het glas vol.’

Zo’n zin… Kunst. Dat vond Leo zelf ook, want hij herhaalde hem nog eens in een microfoon, nadat hij de loop van de draad had gevolgd om zich ervan te vergewissen of er wel een journalist aan vast zat. Ondertussen las hij mee met de aantekeningen van een van zijn tafelgenoten en zei streng: ‘Niet halfvol, vól.’ Korte pauze. En dan: ‘Anders begin ik er niet aan.’

Mijn vertrouwen in Leo van Vliet is onbegrensd. Hij is zondag coach van een ploegje renners die dit jaar her en der wat bescheiden deukjes in zacht geworden pakjes boter hebben gereden en toch houdt hij vol dat het glas vol is. Niet halfvol, vól. Een ander zou nog slechts een bodempje onderin zien zitten, nauwelijks drinkbaar, droesem. Leo niet. Leo is een optimist. Of, zoals de voice-over van de NOS zei: ‘Leo van Vliet is een optimist. Dat slaat over op zijn renners. En dat is goed.’

Leo zelf zullen we overigens niet in koers aantreffen zondag. Waar hij wel zit, toonde hij aan de camera’s van de NOS. Boven op de Cauberg, in een klein torentje, een uitkijktoren zoals het dorp van Asterix en Obelix er één heeft, zal Leo de wedstrijd via de televisie volgen. Langs het parkoers staan drie schermen waarop de bondscoach naar believen aanwijzingen kan projecteren. In geheimtaal, want anders begrijpt iedereen het natuurlijk.

Geheimtaal vanuit een torentje; dat daar nooit eerder iemand opgekomen is, zegt veel over de ergerlijke behoudzucht in het wielrennen. Al die bondscoaches als gekken in auto’s achter dat peloton aanrijden, terwijl ze ook in een torentje voor de tv kunnen gaan zitten.

Leo zal gaan zitten zondag, hij zal een slokje van zijn koffie nemen en de wedstrijd zal beginnen. Dan zal hij zijn hoofd licht voelen worden en het geluid van de televisie zal steeds verder weg klinken.

En dan, bij de vierde of vijfde doorkomst, zullen de Nederlandse renners in spanning hun hoofd naar het bord met de geheimtaalaanwijzingen oprichten.

ZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZZ, zal er staan.
Het zal de sleutel tot de zege blijken.