Spring naar de content

Het misbruik in de jeugdzorg behoeft geen excuus

Slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg zijn teleurgesteld over het uitblijven van excuses van de overheid. Ook PvdA-kamerlid Khadija Arib meent dat de overheid gefaald heeft in haar taak om veiligheid te bieden aan uit huis geplaatste kinderen en daarom excuses zou moeten maken.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Beatrijs Ritsema

In tegenstelling tot Jeugdzorgbestuurder Ans van der Maat, die diep door het stof ging bij de presentatie van het rapport-Samson, spraken demissionair staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten en minister Opstelten slechts hun leedwezen uit en beloofden ze beterschap voor de toekomst.

Wie sorry zegt betoont zich aansprakelijk en aansprakelijkheid kan leiden tot een vloed van schadeclaims, waarmee slachtoffers financiële compensatie kunnen eisen voor het hun aangedane leed. Begrijpelijk dat bewindslieden dit geen aanlokkelijk vooruitzicht vinden en liever het oog op de toekomst gericht houden. Behalve dit pragmatische punt is er nog een dieper argument waarom de overheid niet anders kan dan de directe verantwoordelijkheid voor het misbruik afwijzen.

Stel dat de minister inderdaad mea culpa zou roepen, dan zou dat impliceren dat de overheid schuldig is aan seksuele ontsporingen in tehuizen in de afgelopen vijftig jaar. Maar de overheid heeft de zorg voor uit huis geplaatste kinderen gedelegéérd (aan de sector Jeugdzorg) net zoals het onderwijs wordt gedelegeerd aan scholen en sport aan sportclubs. In al deze sectoren vond en vindt kindermisbruik plaats – de katholieke kerk is heus geen uitzondering.

De overheid stelt algemene richtlijnen op, delegeert vervolgens de uitvoering en toetst randvoorwaarden. Zo hoort het te gaan. Intussen vinden er allerlei spijtige aberraties plaats waar verantwoordelijken (schuldigen) voor aan te wijzen zijn, maar het is gevaarlijk om te ver op te klimmen in de keten van oorzaak en gevolg, juist als het over seksueel misbruik gaat. Als een kind dat in een tehuis zit honger lijdt en in lompen gekleed gaat, is in eerste instantie Jeugdzorg verantwoordelijk (schuldig) wegens wanbeheer en in tweede instantie de overheid, bijvoorbeeld omdat die te weinig geld beschikbaar stelt. Bij een kind dat met seksueel misbruik te maken krijgt ligt dat niet zo duidelijk.

Misbruik is verboden, daar bestaat geen misverstand over. Maar alles wat met seks te maken heeft speelt zich per definitie af in een persoonlijke zone van intimiteit die betrokkenen graag verborgen houden voor spiedende ogen van buitenstaanders. Dat geldt voor zowel de goedaardige op wederzijdse instemming berustende seks als voor de kwaadaardige misbruikvariant. De enige manier voor superviserenden om excessen en aberraties buiten de deur te houden is een algeheel verbod op intimiteit.

Toen ik tussen mijn elfde en mijn dertiende wegens ouders in het buitenland op een katholiek meisjesinternaat zat (jongens in geen velden of wegen te bekennen), was het verboden om je met één ander meisje af te zonderen van de groep. Alle vrije tijd moest collectief worden doorgebracht. Ik begreep dat destijds niet – pas veel later werd me duidelijk dat deze regel bedoeld was om ‘ongezonde’ vriendschappen tegen te houden. Die nonnen waren doodsbenauwd voor intieme betrekkingen en pasten een betrekkelijk rigoureuze (en niet eens succesvolle) methode toe om de aan hun toevertrouwde meisjes ‘veilig’ te stellen.

Jeugdzorg zal zich moeten herbezinnen op regels omtrent intimiteit in tehuizen, al naar gelang de verschillende omstandigheden. Het past de staatssecretaris zich terughoudend op te stellen in zaken die de persoonlijke leefsfeer betreffen, want zij gaat niet over het dagelijks leven.

Excuses voor wat er misging in het verleden zijn dan ook niet nodig.

Onderwerpen