Spring naar de content

Dit kunt u doen tegen die teringtegenwind

Ik fietste gisteren tegen de wind in. Het maakte me poepchagrijnig. Wat is dat toch, dacht ik, dat ik dit zo haat? Want ik vind het niet erg dat ik moet werken om er tegenin te komen. Of om wat langzamer te gaan. En toch kots ik van tegenwind. En plots realiseerde ik me: het is het lawaai. Tegenwind maakt teringherrie. In m’n oren.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marijn de Vries

Bij een lekker herfstwindje, zoals de laatste dagen, kost die constante herrie me zoveel energie dat ik bij een lang stuk wind op kop m’n fiets het liefst gillend van frustratie in de berm zou gooien. In koersen met veel wind heb ik dat ook: als we een bocht omdraaien en plots wind mee hebben, maar vooral als we gefinisht zijn en ik tot stilstand kom, is het eerste wat ik denk: hè hè. Wat een rust. Eindelijk.

Natuurlijk hoor ik de wind ook in mijn oren suizen als ik ‘m mee heb, want doorgaans fiets ik sneller dan de wind. Maar met wind mee is het een stuk minder heftig. In het geval van tegenwind is gesuis een understatement. Dan doet het me eerder denken aan gegil, gejoel, gekrijs. Gebrul. Het houdt alleen op als ik mijn oor loodrecht op de wind zet, met andere woorden: als ik opzij kijk. Maar dat kun je niet constant blijven doen tijdens een training, laat staan tijdens een koers. Niet enkel vanwege de veiligheid, maar ook omdat een dergelijke fietspositie nogal nekkrampbevorderend is.

Zouden anderen net zo’n last van de wind in hun oren hebben als ik, vroeg ik me gisteren tijdens mijn training af. Ik heb er nog nooit iemand over gehoord. Ligt het soms aan de vorm van mijn oren? Ik heb geen flaporen, maar zoals bij de meeste mensen staan ze wel een heel klein eindje van mijn hoofd af. Het kabaal wordt vast veroorzaakt doordat de wind op een bepaalde manier door mijn oor warrelt. Dat kleine ronde gootje aan de rand van de oorschelp vangt de wind op, redeneerde ik, en daar spat de luchtstroom ongetwijfeld met een oncontroleerbare dynamiek uiteen, door het gootje en de hele schelp heen. Je krijgt een soort draaikolk van wind in je oor, allemaal veroorzaakt door dat gootje.

Als dat er nou niet zou zijn, dan had ik vast minder last van het lawaai, filosofeerde ik verder. Dus deed ik een experiment. Ik trok mijn ene oor plat tegen mijn hoofd. En warempel, het geloei van de wind werd een stuk minder. Andere oor: zelfde verhaal. Zouden mensen met flaporen dan nóg meer last van windlawaai hebben? En mensen met gecorrigeerde oren minder? Daar ben ik nou echt benieuwd naar. Eigenlijk zou je het gootje eraf moeten knippen, dacht ik grimmig. Dat zou ‘m leren, die teringwind.

Inmiddels heb ik een meer fashionable oplossing bedacht. Ik neem gewoon twee piercings, in beide oren, middenin dat gootje. Hartstikke hip. Als ik ga fietsen, span ik een draadje achter mijn hoofd langs, van het ene oor naar het andere. Dat trek ik aan en voilà: platte oren, geen uitstaande gootjes en geen teringherrie. Laat die tegenwind maar komen.

Onderwerpen