Spring naar de content

De dressoirtjes van Lance Armstrong

Zeven keer stond Hij-die-niet-genoemd-mag-worden op het bovenste treetje van het Tourpodium. Nog even en de herinnering aan Hem-die-niet-genoemd mag worden zal door wielerorganisaties worden uitgewist als een plakje vogelpoep op een autoruit. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

In toekomstige jubileum-DVD’s van de Tour zal Hij-die-niet-genoemd-mag-worden zorgvuldig worden weggemonteerd. Soms zul je nog iemand in de verte zien wegfietsen, een gele stip. Daar snelt Hij-die-niet-genoemd-mag-worden weg van Hen-die-voorlopig-nog-genoemd-mogen-worden, tot er een instantie komt die besluit dat ook zij niet meer gezien, gehoord of gelezen mogen worden.

Erelijsten die langzaam witter worden. De herinnering ondergesneeuwd, doodvriezend onder een dik pak goed fatsoen.

Biografieën die voortaan als ‘fictie’ in de boekwinkel verkocht worden, tot ook de laatste exemplaren uit de ramsj zijn weggekocht door mensen die niet malen om leugens en bedrog, omdat ze wielerfans zijn, omdat ze bedrogen wíllen worden. Niets liever.

Op een dag zal de administratie op orde zijn en de naam van Hem-die-niet-genoemd-mag-worden met wortel en tak uit het wielrennen verwijderd zijn.
Gone, gone, the damage done ( (c) Neil Young).

De vergetelheid zal hem met open armen ontvangen.
Dan zal er niets meer zijn.
En tot die tijd behelpen we ons met zijn twitter-account met bijna vier miljoen volgers.

Op die pagina (www.twitter.com/hijdienietgenoemdmagworden) plaatste hij dinsdagmorgen een foto waar ik nu al uren naar kijk. Onder de tekst “Back in Austin, just layin’ around” had hij een foto van zichzelf gezet.
Het eerste wat opvalt, is de bank. Een L-vormige draak van een bank is het, in een niet geheel te definiëren donkere kleur, en vol met rode kussens, of kussenvormige bloedzakken.

Daar ligt-ie, Lance, op zijn bank vol kussens. Hij ligt languit, maar komt nauwelijks halverwege de rechtstaande poot van de L, wat betekent dat we te maken hebben met een bank van bijna vier meter lang en zeker twee meter breed.

Het is het soort bank dat je wel eens in de VT Wonen ziet, het soort bank waarvan je denkt: wie koopt dat? Lance dus.

Misschien wil hij bewijzen dat deze bank geen miskoop was, is deze foto een verhuld bericht aan zijn vrouw (“We zitten er nooit op!” “Hij staat toch niet in de weg.” “Het is een rotbank: te lang en teveel kussens!” “Haal er dan wat kussens vanaf.” “Het blijft een rotbank, jij ligt er ook nooit op, we zitten verdorie altijd in de keuken!”) of aan zijn moeder (“Jongen, wat is dat nou toch voor bank daar in die hoek? Ik snap dat je geld zat hebt, maar je hoeft het toch niet zó over de balk te smijten?”).

Dan de dressoirtjes.
Aan weerszijden van de bank – meters van elkaar dus – staan twee salontafelachtige gedrochten, van die handige bijzettertjes, meubelstukken die je er bij Ikea op het laatst nog in je kar gooit, omdat je zo lekker bezig bent en waarvan je bij thuiskomst niet meer weet waarom je ze kocht. Op het één, bij Lance’ hoofd, staat een uiterst gedegen bureaulamp, van het soort blauw dat een normaal mens te allen tijde uit zijn woonkamer weert. Ernaast ligt een dik boek – waarschijnlijk heeft Lance het USADA-rapport laten inbinden bij de Multicopy.
Op het andere tafeltje staat een non-descripte pot, iets wat op een geurkaars lijkt en de lelijkste lamp ter wereld (“Lance, die lamp…” “Mooi, he?” “Die komt ons huis NIET IN!”)

En dan die gordijnen… Rozerood en tot op de grond, alsof ze ieder moment opgetrokken kunnen worden en er een musical of een cabaretact kan beginnen. Maar vooral: waarom zou je gordijnen hebben op een plek in je huis waar geen raam te bekennen valt? Wáárom?
Daar ligt-ie, Lance, zich wentelend in zijn eigen wansmaak.
Walgelijk.
Schandelijk.
Provocerend.
Narcistisch.
Bah, bah en nog eens bah ( © Dagobert Duck).
Wel een geinig detail: die zeven ingelijste gele truien aan de wand. Geeft een interieur vaak nét dat beetje meer. Je moet er wel de muur voor hebben.

(“Ik zeg het nog één keer: het is die lamp eruit, of ik eruit!”)