Spring naar de content

De schrijver als onbetrouwbaar sujet

Schrijvers wordt vaak verweten dat ze andermans levens zomaar stelen. En dat ze hun omgeving nooit sparen. Dat ze op feestjes de charmante schrijver uithangen en dat het dan vervolgens allemaal heel naar opgeschreven wordt. Dat maakt van de schrijver een onbetrouwbaar sujet waar je beter bij uit de buurt kunt blijven, maar dat doen de mensen natuurlijk niet.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Olga Kortz

Schrijvers zijn toch semibekende figuren waar de omgeving graag mee gezien wil worden. Ze zullen het alleen achter de rug om van de schrijver fluisteren. De mensen vergeten dat de schrijver een mens is, net als zij, met menselijke tekortkomingen. Een schrijver heeft geen idee van wat er in de hoofden van zijn publiek afspeelt zodra hij zijn teksten de wereld in gestuurd heeft. Wat er in zijn eigen hoofd afspeelt verwerkt hij tot fictie, en anders heet het non-fictie. Dat moeten de mensen toch ook wel weten. Verder dan die gedachte denkt de schrijver niet. De mensen weten het niet. Daarom wordt er veel gefluisterd.

Wat de mensen in het leven fluisteren, schreeuwen ze op het web. Net als de schrijver denkt de webschreeuwer niet zo na over de gevolgen van zijn teksten. De schrijver verstopt zich achter zijn kaft, de webschreeuwer achter zijn beeldscherm. Tegenwoordig bevindt ook de schrijver zich op het web. En hij schaamt zich daar niet voor, als hij het beste met zichzelf voor heeft tenminste. En zo komen schrijver en de aanvankelijke fluisteraar elkaar weer tegen. Op de conservatievere websites moet de fluisteraar fluisteraar blijven. Hij kan nergens commentaar achterlaten. Op de meer democratische websites mag hij wel zijn gedachten uitspreken. Eindelijk gerechtigheid, zal de fluisteraar denken. En hij neemt het ervan.

Hemeltergend en koketterend
‘Heb je de commentaren op je column gelezen?’ vraagt de nieuwste vlam van de schrijver. Een schrijver komt makkelijk aan allerhande vlammen. Omdat hij schrijver is. Al die vlammen zijn bovenmatig geïnteresseerd in zijn werk en hopen snel de nieuwe muze te kunnen worden. Ze kunnen niet in het hoofd van de schrijver kijken. Ze hebben geen idee dat ze uiteindelijk vervloekt zullen worden in zijn gedichten. Niemand heeft hen de realiteit nog fluisterend toevertrouwd kortom.

De schrijver schrikt. Ook omdat het gezicht van de vlam ernstig staat. De commentaren. Hij wist niet dat er ook commentaren op zijn stukjes zouden komen, daar had zijn nieuwe hoofdredacteur niets over gezegd. Had hij daarover kunnen onderhandelen? Opnieuw overweegt de schrijver een agent. Maar zet dat snel uit zijn hoofd omdat hij als hij eerlijk tegen zichzelf is, niet eens de boekhouder kan betalen. Zijn nieuwe muze kan trakteren. Een agent is een luxe die hij zich niet kan permitteren.

Met toegeknepen ogen opent hij de pagina waarop zijn columns staan. De stukken waarop geen reacties zijn achtergelaten beschouwt hij onmiddellijk als waardeloos. De reacties op de andere stukken liegen er niet om. De schrijver scant de zinnen die met woorden als ‘hemeltergend’ en ‘koketterend’ aan elkaar zijn gelijmd. Hij herkent in sommige namen van webschreeuwers de afzenders van nooit beantwoorde fanmail. Hij vraagt zich af welke emotie nu het meest gepast is. Moet hij verontwaardigd zijn? Gekwetst? Onzeker? Boos? Moet hij naar buiten nu of juist even binnen blijven? Waarom heeft niemand hem hier op voorbereid?

De fluisteraar en de schreeuwer
Hij denkt nog wat langer na en begrijpt dan dat schrijver en schreeuwer eindelijk dezelfde zijn. Zij vertonen hetzelfde gebrek: niet in het hoofd van hun lezer kunnen kijken. De schrijver is opgelucht. De reacties zijn wat hem betreft onschuldig. Even onschuldig als wat hij zelf altijd schrijft. Het staat er kwader dan dat de mensen het bedoelen, overtuigt de schrijver zichzelf. Het glijdt van hem af. Wanneer hij zijn computer heeft afgesloten ziet hij dat de nieuwe muze vertrokken is. Ze is overtuigd op het web dat haar schrijver geen grote vangst is, zo leest hij in een achtergelaten bericht. De computer wordt weer opgestart.

Zijn nieuwe muze zal een pijnlijke dood sterven in een gedicht.