Spring naar de content

Wakhakkers bedreigen Elfstedentocht

Ik voorzie grote problemen rondom de Elfstedentocht dit jaar. Niet omdat het niet hard genoeg gaat vriezen. O nee. Over twee weken ligt er een ijsvloer tot op de bodem van de Bonkevaart. In principe. We zouden wel drie Elfstedentochten kunnen houden. In principe. Als de IJsvogelwerkgroep er niet was geweest.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Marijn de Vries

Want die gaat de pret grandioos bederven. “IJsvogelwerkgroep roept op tot wakhakken”, kopt RTV Noord vandaag. Die arme ijsvogels kunnen in een dichtgevroren sloot namelijk geen visjes vangen. Dus moet het water open blijven. Of alle woonbootbewoners en andere mensen die in Groningen en omstreken aan het water wonen even flink preventief willen hakken, de komende tijd.

En dan weet je het wel. Als er één dierenliefhebber opstaat, staan ze allemaal op. Zo gaat dat met die lui. Dus zeg maar dag tegen een dichtgevroren Luts, betrouwbaar ijs bij IJlst of veilig schaatsen in Stavoren. Jammer voor de wakplakkers in Friesland, met hun ijstransplantatie, de wakhakkers beuken de boel op een onbewaakt moment gewoon weer open.

Bivakmuts op, demper op de bijl en hakken maar
Gelukkig hebben ze in Friesland drijvende sneeuwschuivers, officieel voor als het besneeuwde ijs toch te dun blijkt, maar officieus ook heel handig in het geval van nachtwakhakken. Dat gaat ongetwijfeld gebeuren: de Friezen gaan natuurlijk de hele dag patrouilleren langs hun sloten en kanalen om elke wakhak-actie in de kiem te smoren. Maar de IJsvogelwerkgroep is niet voor één wak te vangen en gaat gewoon onder dekking van de duisternis aan de slag. Bivakmuts op, demper op de bijl en hakken maar.

‘s Ochtends is er natuurlijk een vliesje ijs over het wak gegroeid en zo gauw de schuiver aan de gang gaat zakt ‘ie in het wak. Buitengewoon slim uitgedokterd van de IJsvogelwerkgroep: er vallen geen menselijke slachtoffers, maar het wak is wel meteen weer open.

Watje van een ijsvogel
Alles voor de ijsvogel, dat “mooie, kleine, felblauw met oranje vogeltje” dat de vorstperiode van vorig jaar maar ternauwernood overleefd heeft. “Aan het begin van de winter telde de werkgroep nog vier broedparen. In het voorjaar was er daar nog maar één van over.” Echt heel zielig ja, maar u moet toch ook toegeven: hij doet z’n naam niet echt eer aan. Watje van een ijsvogel.

Onze Elfstedenpret een beetje bederven.

Onderwerpen