Spring naar de content

Sabia, Sylvie, Rafael, Khalid en Schlatan: Mariët Oosterwijk legt het nog één keer uit

Het is pas april, en een jaar duurt lang, maar het beste Internetfilmpje van 2013 (en dat van 2014, tot ver erna) is al bekend. Winnaar is De Telegraaf, dat bolwerk van onderzoeksjournalistiek, nuance en eerlijkheid dat haar redacteuren in enkele minuten de inhoud van hun doorwrochte artikelen laat samenvatten in enkele virtuoze een-tweetjes met de presentator.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

In het filmpje worden de tegels rond de meest choquerende liefdesintrige sinds Sartre en De Beauvoir eindelijk gelicht. Onderzoeksjournaliste Mariët Oosterwijk en het charismatische presentatiekanon met de ijzeren peper-en-zout-kuif Rob Hammink zetten in vier minuten en 51 seconden zomaar even een volstrekt nieuwe standaard voor de komende zes generaties journalisten. Het is een soort Masterclass, in de 25 Onmisbare Vuistregels Voor De Beginnende Sterverslaggever. We nemen ze even met u door.

Regel 1: “Er zijn een paar feiten bekend. Die zal ik even herhalen.”
Wanneer er feiten aanwezig zijn: noem ze. Ook als de feiten algemeen bekend mogen worden verondersteld – zoals bij de droef makende escapades van de families Van der Vaart en Boulahrouz – is het zaak de feiten nogmaals te noemen. Dat schept duidelijkheid en zekerheid: er zijn feiten, tenminste, als u uitgaat van de aanvaarde filosofische misvatting dat er zoiets als een waarheid is.

Regel 2: “Zij zijn in de arm genomen door Sabia.”
Wanneer u niet zeker weet of er zich een gemeenschappelijke omhelzing heeft voorgedaan (maar u dit wel vermoedt) en u ervan uit kunt gaan dat er later nog advocaten aan te pas zullen komen (maar u dit niet zeker weet), speelt u dan met het verwachtingspatroon van de lezer door een zegswijze die zowel letterlijk als figuurlijk kan worden gebruikt. Handig!

Regel 3: “Oudejaarsavond is er iets gebeurd – we weten nog niet wat.”
Wees eerlijk: wanneer u niet weet of er iets is gebeurd, zeg dan dat u niet weet wat datgene is. Duidelijkheid, uw lezers en kijkers zijn er dol op.

Regel 4: “We hoeven ook niets te weten: het grappige is, die foto zegt al heel veel.”
Een beetje journalist deduceert. Niet alle feiten liggen zomaar op straat, dus u zult eens een interpretatie ergens op moeten loslaten. Gebruik vooral foto’s: beelden liegen immers niet, maar kunnen wel op veel verschillende zaken tegelijk duiden. Aan u de taak deze zaken voor de klant te rangschikken.

Regel 5: “Oud en nieuw, dat was vier maanden, drie maanden geleden.”
Heeft u zich niet perfect ingelezen in een onderwerp – bijvoorbeeld in de datum – wees dan vaag, losjes. Laat de lezer merken dat u zich met belangrijker zaken bezighoudt dan zoiets triviaals als een datum.

Regel 6: “Maar wat zegt Sylvie: Ik gun ze het allerbeste. Raarrrr, als je dubbel bedrogen bent, door je man en door je beste vriendin, en je gunt ze na twee weken het allerbeste.”
Als u iets raarrrrrr vindt, steek dit dan niet onder stoelen of banken. Vertrouw op uw journalistieke instincten, insinueer gerust en maak duidelijk dat u zich niet laat misleiden door wat de mensen in kwestie zeggen. Vertrouw liever op uw anonieme bron, en anders op uw fantasie. Wie is er hier nu opgeleid tot journalist?

Regel 7: “Ze is een beetje verrobot, de laatste jaren.”
Gebruik neologismen, maar met mate, ook als u een taalkunstenaar bent.

Regel 8: “Maarrrr, er is een aantal geruchten…”
‘Een aantal geruchten’ is enkelvoud, het werkwoord verwijst naar ‘aantal’. Let daarop!

Regel 9: “Ze vermaakt zich al lang opperbest met andere mannen.”
Wanneer u weet hoe best iemand zich exact vermaakt, waarom dat dan voor u houden? Uw lezers hebben recht op de waarheid, en niets dan de waarheid. Noem het beestje bij de naam: opperbest is opperbest.

Regel 10: “We hebben daar een klein voorbeeldje van, uit een voetbaluitzending.”
Illustreer uw verhaal met beelden uit een nabij verleden, het liefst beelden die iedereen wel kent en als het even kan beelden waarvan niemand precies begrijpt wat ze in uw verhaal komen doen. Het geeft uw verhaal net dat beetje intertekstualiteit dat het kan gebruiken.

Regel 11: “Mocht het al zo zijn (dat Sylvie de hoer van Amsterdam is, FH), dan doe je dat volgens mij niet in een stadion, maar goed: is gebeurd.”
Hou het persoonlijk. Schelden mag niet, bij voorkeur niet in een voetbalstadion. Vindt u dit? Zeg het dan gerust, ook al denkt u misschien dat het een stupide opmerking is. Toon tegelijk uw realiteitszin: iets wat gebeurd is, is vaak al gebeurd. En wat gebeurd is, daar doe je niks meer aan. Je kunt het hoogstens nog eens oprakelen. Dat doet u dan ook.

Regel 12: “Gisteravond kwam het bericht: Sylvie heeft wat met een andere voetballer. En toen viel de naam van Ruud Gullit.”
Soms zit u op een spoor dat later doodlopend blijkt. Noem dit spoor toch even, voor het geval dat het bij nader inzien veel minder doodlopend was dan u dacht.

Regel 13: “Die hebben we toen even gebeld, want zo zijn we.”
Bel mensen. Maakt niet zo gek veel uit wie. Maar: bel, bel, bel.

Regel 14: “Ruud zei: volgens mij gaat het niet heel slecht met haar, want ik zie haar niet verdrietig.”
Quote de gebelde persoon tenminste één keer. U heeft dan niet voor niets gebeld. Dat is fijn.

Regel 15: “Nu kwam de naam van Schlatan.”
Spreek een buitenlandse naam die iedereen op een bepaalde manier uitspreekt, net even anders uit. Wanneer u schrijft, aarzel dan niet een alternatieve spelling aan te houden of er een doopnaam bij te verzinnen.

Regel 16: “Dat klinkt als een sjasliek, dat klinkt als een Oostblokker.”
Vertolk af en toe de gedachten van uw publiek. Is uw publiek zwakzinnig, maak dan af en toe een zwakzinnige opmerking. Dat helpt.

Regel 17: “Laat me raden: ook een voetballer.”
Veins onwetendheid. U bent natuurlijk perfect op de hoogte, maar dit hoeft niet iedereen maar te weten.

Regel 18: “Zlatan had Sylvie inmiddels horizontaal leren kennen.”
Gebruik metaforen en varieer daar gerust mee. Dit maakt uw scoop begrijpelijk en aanschouwelijk.

Regel 19: “Toen heeft hij in de kleedkamer een beetje geplaagd met ‘ik weet hoe ze klinkt’. Heel vervelend. Denk ik.”
Zie Regel 3. Sluit niet uit dat bepaalde zaken gebeurd zouden kunnen zijn – dit is de doodsteek voor uw scoop.

Regel 20: “Het grappige is: als ik in ons fotoarchief kijk, zie ik hele amicale foto’s van Khalid en Rafael, maar niet van Rafael en Zlatan.”
Foto’s, altijd foto’s. Foto’s zijn onverdacht en als u ze verkeerd interpreteert, zeggen ze bovendien niets terug.

Regel 21: “Dus wat een poets heeft Sylvie nu haar ex-man gebakken, door naar Parijs te vliegen om – waarschijnlijk – een ontmoeting te hebben met Schlatan.”
Hier worden verschillende vuistregels in de praktijk gebracht: wees vaag, metaforeer, insinueer en sluit vooral niets uit.

Regel 22: “Om – waarschijnlijk – een ontmoeting te hebben met Schlatan.”
Waarschijnlijk is een sleutelwoord. Krachtiger dan misschien, belangwekkender dan wie weet en veel beter dan ‘het zou kunnen dat’. Waarschijnlijk is uw beste vriend.

Regel 23: “De rode lijn is: ze neemt wraak.”
Vat samen. Vat niet alleen echte feiten samen, maar ook fantasie die dankzij u tot feiten materialiseert. Wie iets samenvat, toont dat hij zijn onderwerp in de vingers heeft.

Regel 24: “De enigen die hier de dupe van zijn, zijn de kinderen.”
Wees menselijk. U mag dan een briljante onderzoeksjournalist zijn, op zoek naar grove misstanden, er is ook altijd een keerzijde, een slachtoffer, een menselijk verhaal. Verlies dat niet uit het oog, maar besteed er ook pas op de valreep aandacht aan, anders raken mensen afgeleid.

Regel 25: “Daar komt het meestal op neer.”
Sluit af met een uitsmijter. Die mag best een beetje ontnuchterend zijn. Alles herhaalt zich tenslotte. Dat u dit begrijpt, maakt van u een nog completere journalist dan u toch al was. Met dank aan Mariët en Rob.