Spring naar de content

Korting op corporatiewoningen: vloek of zegen?

Makelaarsvereniging NVM en Vereniging Eigen Huis (VEH) vrezen dat de Nederlandse woningmarkt nog verder zal inzakken, doordat woningcorporaties mogelijk de gelegenheid krijgen oude huurhuizen tegen ‘dumpprijzen’ aan te bieden. In september stemt het kabinet over nieuwe regels die het corporaties gemakkelijker moet maken om oude huizen met kortingen tot 25 procent aan te bieden.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tim Jansen

Dat NVM en VEH zich verzetten tegen deze plannen is logisch. Zij verdedigen de belangen van hun achterban. Woningen die door makelaars worden aangeboden zullen minder aantrekkelijk zijn wanneer in dezelfde wijk goedkopere corporatiewoningen te koop staan. VEH representeert de belangen van huidige huiseigenaren. Veel huiseigenaren zullen hun huidige woning in waarde zien dalen door het goedkopere aanbod. Velen zullen daardoor hun huis minder snel kunnen verkopen tenzij ze een (hogere) restschuld voor lief nemen.

Starters profiteren
Toch is er ook een groep die kan profiteren van het besluit. Voor veel starters is de woningmarkt nu lastig begaanbaar. Doordat er jarenlang veel lucht in de huizenmarkt is geblazen zijn woningen nog steeds duur. Daarnaast zijn banken steeds terughoudender in het verstrekken van financiering aan starters. Goedkopere koopwoningen zijn, zeker voor de startende middenklasse, een zegen. Zij komen vanwege hun inkomen vaak niet in aanmerking voor een sociale huurwoning, terwijl er nauwelijks betaalbare vrijesectorwoningen zijn.

De maatregel is echter niet ingegeven door de wens om de woningmarkt in beweging te krijgen. Het plan moet voornamelijk woningcorporaties meer financiële armslag geven. Corporaties die overigens niet zelden zichzelf in de nesten hebben gewerkt door derivaten aan te schaffen. En daar zit dan ook een ongemakkelijke spanning.

Woningcorporaties hebben van oudsher een maatschappelijk taak: het verstrekken van woningen aan arbeiders. Onder het juk van in economisch liberale regeringen moesten woningbouwverenigingen zich steeds bedrijfsmatiger gedragen. Er kwamen ‘prestatieafspraken’, investeringen in kantoren, hoge beloningen voor bestuurders en complexere financiële huishoudingen. Daarnaast werd eigen woningbezit gestimuleerd en heeft het idee dat er in Nederland te veel sociale huurwoningen zijn aan populariteit gewonnen.

Kiezen tussen twee kwaden
De bedrijfsmatiger woningcorporaties moeten momenteel echter alle zeilen bijzetten om hun maatschappelijke taken nog te financieren. Hiermee komen zij in het vaarwater van makelaars en huidige huiseigenaren. De crux van het probleem zit hem in de opvatting van de woningmarkt. Woningcorporaties zijn ontstaan uit het idee dat iedereen recht heeft op een fatsoenlijke en betaalbare woning. Makelaars zien de huizenmarkt als een vrije markt waarop geld kan worden verdiend. Een woning als recht versus een woning als bezit. Deze twee opvattingen bijten elkaar niet zolang de woningmarkt in een opgaande lijn zit en de taken strikt gescheiden blijven.

Nu de woningmarkt vastzit, huizenprijzen blijven dalen en de woningcorporaties deels zijn losgeslagen van hun historische taak is het kiezen tussen twee kwaden. Moeten we de oneerlijke concurrentie voor lief nemen om de huizenmarkt aan de onderkant op gang te krijgen of houden we de prijzen hoger om makelaars en huiseigenaren te beschermen? Of moeten we ervan uitgaan dat de markt altijd gelijk heeft en wachten tot de huizenprijzen uitgebodemd zijn? Lastige keuzes. Het gecreëerde spanningsveld toont in ieder geval aan dat de grens tussen markt en maatschappij goed bewaakt moet worden.

Onderwerpen