Spring naar de content

Kees ’t Hart leest: Carrère, Roth en Perec

Schrijvers lezen ook. Maar wat lezen ze eigenlijk? In navolging van Ernest Hemingway geven twintig vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse literatoren een klein college literatuur. Wat moeten we absoluut gelezen hebben, en waarom? Deze week: Kees ’t Hart.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Kees ‘t Hart (1944) debuteerde in 1988 met de verhalenbundel Vitrines. Daarna verschenen diverse romans en dichtbundels van zijn hand, waaronder Blauw Curaçao, De Revue (Multatuliprijs) en recentelijk Hotel VertigoKees ’t Hart is naast schrijver ook recensent voor De Groene Amsterdammer, is getrouwd en woont in Den Haag.

/Nachtkastje
Op mijn nachtkastje ligt een e-reader waarop ik via het Project Gutenberg tientallen klassiekers uit de wereldliteratuur gratis heb gedownload. Dat is vooral werk van Balzac, Guy de Maupassant, Wodehouse en Philip Dick. Op mijn bureau beneden liggen onder andere De barbaren van Alessandro Baricco, Leonard Maltins 2011 Movie Guide en De herhaling van Kierkegaard.

/De Grote Drie
Wat zijn volgens u de drie beste boeken ooit geschreven, en waarom?

Ik heb om de vier weken weer drie nieuwe allerindrukwekkendste boeken die ik ooit las. Op het ogenblik zijn dat: Limonov van Emmanuel Carrère, Operation Shylock: A Confession van Philip Roth en La vie mode d’emploi van Georges Perec, in het Nederlands vertaald als Het leven een gebruiksaanwijzing. Bijzonder verschillende boeken, maar misschien is het de ongegeneerde manier van een verhaal vertellen, alsof het allemaal gisteren gebeurd is, wel de verbindende factor.

> Limonov – Emmanuel Carrère (2011)
Wat zo goed is aan dit boek is dat hij, Carrère, een onsympathieke figuur een volkomen plausibele kleur en achtergrond geeft. Zijn held, schrijver, politicus en warhoofd Limonov (hij leeft nog!) is een halve fascist, dat is duidelijk, maar je gaat helemaal mee met zijn ideeën. Dat kreeg Carrère voor elkaar via een mooie, gejaagde stijl die onder stroom lijkt te staan. Ga door, dacht ik steeds tijdens het lezen, laat me huiveren!

Een boek als dit zal ik nooit schrijven, ook al omdat het op feiten is gebaseerd (weg met de feiten!), maar ik zou er heel wat voor over hebben een dergelijk karakter in elkaar te zetten. Vooral Limonovs blik op allerlei vooraanstaande Russische intellectuelen is onbetaalbaar. Brodsky kan het verder wel schudden. Wat een softe ouwehoer is dat, als je Limonov (en Carrères pen) tenminste mag geloven. En dat doe ik.

> Operation Shylock: A Confession – Philip Roth (1993)
Philip Roths Portnoys Complaint las ik al toen het uitkwam, ik heb de eerste druk uit 1967. Dat was lachen, maar toen schreef ik zelf alleen nog rotzooi en keek ik nog niet goed naar zijn, en ondertussen ook mijn schrijfverlangen. Toch las ik daarna niet veel meer van hem. Tot ik een tijdje geleden Operation Shylock las. Over iemand die zich in Israël voordoet als Philip Roth en daar de raarste ideeën over joden verkondigt. De echte Roth zoekt hem op, en wat er dan allemaal gebeurt….

Ik dacht meteen: wat een mooi idee! Het lijkt te flauw om los te lopen, maar Roth weet met dit gegeven toch een fraaie toestand te bakken. Puntje op de stoel, werkelijk. Hij blijft tegen het realisme aan zitten, dat is zijn gebied, maar hij tilt alles uit boven geneuzel en zelfmedelijden. En als er toch zelfmedelijden in het spel is, dan maakt hij het gelijk belachelijk.

Er zit een ongelofelijke drive in zijn stijl, een diepe schrijflust die hem helemaal meesleept. Hij verenigt Balzac, Flaubert en Melville, al mist hij van die laatste het mythische. Zijn humor berust nooit op de handeling maar altijd op de situatie. Iets van zijn aardse stijl zou ik wel willen hebben, maar hij mist weer mijn doortrapte dromerigheid. Ach, je kunt niet alles hebben.

La vie mode d’emploi – Georges Perec (1978)
Wat me in dit boek van Perec enorm trof is dat hij het over Justus van Effen heeft. Dat is nog eens een mooi figuur, die een gigantisch oeuvre bij elkaar schreef (hoofdzakelijk in het Frans), waar je niemand meer over hoort. Je moet het als schrijver altijd over andere, vergeten schrijvers hebben, dat is een belangrijke schrijfwet die Perec op zijn duimpje kende. Zijn uitgangsgedachte is ijzersterk: via verhalen van de bewoners de geschiedenis van een huis vertellen. Vaak zijn het onwaarschijnlijke verhalen, maar je kunt zien dat Perec zijn best heeft gedaan de lezers ertoe over te halen het allemaal te geloven. Net echt, dus. Ik ben geen navolger van Perec, ik doe iets heel anders, maar ik geloof in hem. Lezen is geloven.

/De Grote Een
De beste schrijver van de wereld, dat ben ik natuurlijk zelf. Ik weet precies hoe het allemaal moet. Keer op keer zet ik me opnieuw aan het beste boek van de wereld, ik schreef er nu al een stuk of tien. Kort geleden nog Hotel Vertigo. Het beste liefdesboek, het beste historische boek, het beste voetbalboek, ik schreef ze allemaal al. Graag zou ik nog een keer het beste pulpboek schrijven, bijvoorbeeld over een jonge vrouw die haar ouders kwijt is en dan een brief krijgt uit Amerika waar op een indianenbegraafplaats een graf is gevonden met haar naam erop. En dan is dit alleen nog maar het begin van het verhaal.

/De leeslijst van Kees ’t Hart
De leeslijst van Kees 't Hart. Nick Muller / HP De Tijd

Dit van kranten gescheurde portret van Kees ’t Hart (grote afbeelding) is exclusief voor deze rubriek vervaardigd en is van de hand van Anne Stolwijk (1989). Wilt u meer werk van Anne zien of dit portret aanschaffen? Kijk hier.

Volgende week: Daan Heerma van Voss.

  Download deze gratis app om ons maandblad op uw tablet te lezen
  Volg HP/ De Tijd en Nick Muller op Twitter
  Volg HP/ De Tijd en Anne Stolwijk op Facebook