Spring naar de content

Menno Meyjes: In ‘Het diner’ zit mijn Nederlandse ziel

Al ruim dertig jaar woont en werkt de Nederlander Menno Meyjes in de Verenigde Staten, Voor de verfilming van Herman Kochs bestseller Het diner keert hij terug naar zijn moedertaal.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

In de jaren tachtig werd Meyjes bekend door zijn samenwerking met Steven Spielberg, voor wie hij de scenario’s van Indiana Jones and the Last Crusade en The Color Purple schreef. Met Max (2002) en Manolete (2008) maakte hij twee Engelstalige films met respectievelijk John Cusack en Adrien Brody als hoofdrolspeler.

We spreken hem daags na de wereldpremière van Het diner op het filmfestival van Toronto.
Meyjes: “Ik wilde een film maken over iemand die denkt dat hij midden in zijn familie staat en erachter komt dat dat helemaal niet zo is. Hij is mislukt in zijn werk en heeft zich sindsdien helemaal ingegraven in het gezinsleven. Wij met z’n drieën tegen de rest van de wereld: dat idee. In feite is hij een gevangene van zijn eigen gedachten. Hij denkt alles te weten over zijn gezin. Maar dat perspectief gaat volkomen aan gruzelementen.”

Er was aanvankelijk sprake van dat je een Amerikaanse bewerking van het boek van Herman Koch zou gaan maken. Waarom heb je het toch in het Nederlands gedaan?
“Omdat de personages op een bepaalde manier heel Nederlands zijn. Ik had het gevoel dat het zo authentieker zou zijn. Als Serge, de politicus, een Amerikaan zou zijn, dan was hij niet naar dat diner gekomen zonder al aan ‘damage control’ te hebben gedaan. Bij een Nederlandse politicus pik je dat toch makkelijker. En de hoofdpersoon, Paul, heeft een soort sarcastische, ironische blik op de wereld die ook heel Nederlands is. Dat is moeilijk los te weken.”

Heeft het er misschien ook mee te maken dat jij zélf toe was aan een Nederlandse film?
“Natuurlijk. Als dit project tien jaar geleden op mijn bordje terecht was gekomen, dan had ik het zo verplaatst naar Washington, San Francisco of Seattle. Maar ik was er psychologisch aan toe om het in het Nederlands te doen. En daar komt bij dat de Nederlandse film er nu beter voor staat dan tien, vijftien jaar geleden.”

Paul Verhoeven was na ‘Hollow Man’ een beetje moe geworden van Amerika. Hoe zit dat bij jou?
“Precies hetzelfde. Het is ook verfrissend om te zien hoe snel de zaken in Nederland worden opgepakt. Een maand nadat ik het scenario geschreven had, kreeg ik te horen dat ze al mensen gingen inhuren. Die slagvaardigheid zie je in Amerika niet vaak. Nou ja, tenzij je J.J. Abrams heet. In Amerika worden veel projecten langzaam doodgekauwd. In vakjargon noemen ze dat ‘development hell’. Bij Het diner heb ik daar volstrekt geen last van gehad.”

Was je regiedebuut ‘Max’ ook zo’n worsteling?
“Nou en of. Daar verscheen ik uitgeput aan de start. In de aanloop naar die film was ik met mijn gezin op vakantie in Italië, en daar kon ik me volstrekt niet ontspannen omdat het voortbestaan van dat project voortdurend op het randje balanceerde. De hele dag telefoontjes: we’re dead, we’re alive, we’re dead, we’re alive… Nee, papa was niet zo gezellig die vakantie. Papa zat met een thousand-yard stare naar de zee te turen.”

Heeft Herman Koch zich nog met de film bemoeid?
“Hij gaf zijn zegen en zei dat ik vooral moest doe wat ik zelf wilde. Hij wilde alleen weten wie Paul zou spelen. Toen ik hem vertelde dat het Jacob Derwig zou worden, was hij opgetogen. Hij zei: dat is de enige acteur waar mijn vrouw en ik voor in de auto stappen om naar een voorstelling te gaan.”

Dreigt een regisseur die zijn eigen scenario verfilmt niet een pietje precies te worden?
“Nee, nee. Ik wilde niet alles van centimeter tot centimeter vastleggen met het risico dat de spontaniteit verloren zou gaan. Op de set wist ik vaak niet wat we die avond gingen draaien. Dat wílde ik niet weten. Zo blijft het fris en verrassend. Een stierenvechter heeft me ooit geleerd: je moet de stier bevechten die de poort uit komt stormen en níet de stier die je je van tevoren had voorgesteld.”

Wilde je van meet af aan een voice-over gebruiken?
“Ja. Een film gaat naar de kloten als je dat pas in de montagekamer besluit. Het is een essentieel deel van de film. Als je denkt: hier hebben we een voice-over nodig, dan zit je eigenlijk al fout. Dan wordt het een lapmiddel om tekortkomingen te maskeren.”

In de afgelopen dertig jaar heb je bijna uitsluitend aan Engelstalige films gewerkt. Was het lastig om nu in het Nederlands te werken?
“Ik woon in Londen. Mijn vrouw is Amerikaanse en thuis spreken we Engels. Maar ik zie de Nederlandse taal als iets dat in mijn gereedschapskist zit en dat nu van pas komt. Iemand zei eens: een andere taal spreken is een andere ziel hebben. En ik héb natuurlijk ook een Nederlandse ziel. Door deze roman te verfilmen heb ik dat kunnen botvieren.”

Vanaf 7 november in de bioscoop.

Bekijk hieronder de trailer van Het diner:

Onderwerpen