Spring naar de content

Het enige nadeel van de e-reader: nooit meer gluren

Een van de lessen die men kan trekken uit het boek Geschiedenis van de vooruitgang van de jonge historicus Rutger Bregman is dat (technologische) vooruitgang altijd tegenstanders kent.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Tim Jansen

In de negentiende eeuw stelden artsen dat het menselijk lichaam niet bestand zou zijn tegen de duizelingwekkende snelheden van de treinen. Bovendien zouden koeien die langs het spoor grazen zure melk geven. Een kleine anderhalve eeuw later rijden treinen vele malen sneller en vinden we beide beweringen onzinnig.

Bregmans boek las ik op mijn e-reader, een noviteit die ook genoeg tegenstanders kent. De kritieken zijn wat minder spectaculair: e-readers schoppen onze gezondheid noch de voedselvoorziening in de war. Tegenstanders zijn nostalgisten. Zij koesteren het gevoel van papier, de geur van inkt en lijm, versleten kaften en de koffievlekjes die – aanvankelijk vervloekt – als stempels in een paspoort jouw exemplaar een eigen verhaal geven. Naast deze sentimentele argumenten zijn er enkele inhoudelijke aanmerkingen. E-readers zouden niet lekker bladeren, je ogen worden sneller moe, signeersessies worden er niet leuker van, de batterij raakt leeg en aantekeningen zijn lastiger te maken. Op de meeste van deze problemen heeft een goede e-reader een passend antwoord.

Bovendien is vooruitgang vaak verbetering. De e-reader onthoudt waar je stopte met lezen. Die onhandige boekenleggers kunnen in de prullenbak.  Het handzame apparaat heeft plek voor de inhoud van volledige boekenkasten, wat natuurlijk een hoop afstofwerk scheelt. Ook voor de reizende mens is de e-reader een prettige uitvinding. Tijdens de eerste maand van mijn wereldreis las ik dertien boeken. Continueer ik dit tempo dan zou ik 104 boeken moeten meetorsen. Mijn trip zou dan akelig veel wegkrijgen van een militaire oefening.

Eigenlijk is er maar één fatsoenlijk argument tegen e-readers: Nooit meer spieken in andermans boekenkasten. Als ik voor het eerst bij iemand thuiskom mag ik graag, al dan niet onopvallend, mijn oog over de boekenkast laten glijden. De inhoud van een boekenkast kan bevestigen of veroordelen. Is het een ratatouille van politicologisch werk, (soms verschrikkelijk slecht geschreven) voetbalboeken, filosofie, populaire wetenschapsboeken, Dimitri Verhulst en her en der een Nederlandse roman? Verwantschap! Slechts anderhalve plank vol met Stieg Larsson, Dan Brown, Vijftig tinten of Gijp? Je bent een trendvolger of je vrienden wisten geen beter verjaardagscadeau. Alleen boeken van je informaticastudie en een enkel voetbalboek? Je stemt VVD, hebt een goed salaris, haat cultuursubsidies en ziet lezen als noodzakelijk kwaad. En, o ja, één van je vrienden vergeet elk jaar dat voetbal bedoeld is om naar te kijken, niet om over te lezen.

Kwam ik als vrijgezelle student bij meisjes thuis dan zag ik elk boek van Sophie Kinsella of Jill Mansell als een waarschuwingsbord. “Na de seks wegwezen!”. Deze vrouwen willen morgenochtend ‘gezellig’ The Notebook kijken, cupcakes bakken voor je verjaardag en later in Almere wonen. Wat moet de student van de nabije toekomst? Stiekem op haar e-reader kijken? Het elektronische boek heeft helaas dezelfde status als de mobiele telefoon of laptop. Het is privé. Spieken kunnen we alleen nog op de zorgvuldig vormgegeven Facebookpagina. Vragen of je op haar e-reader mag kijken? Een sfeerverpestende actie. Technologie is niet alles. Mijn advies aan mannelijke studenten: zie je bakvormen voor cupcakes? Wegwezen!