Spring naar de content

De toverkunsten van Zlatan Ibrahimovic

Niet zo lang geleden las ik – nota bene op aanraden van een jonge schrijver die door mensen die vermoedelijk niet bar veel van W.F. Hermans hebben gelezen de nieuwe W.F. Hermans wordt genoemd, maar desondanks schrijft als een dolle – het boek ‘Ik Zlatan’.Op het omslag stond een aanbeveling van Henk Spaan: een uitstekend boek.
Vond ik wel meevallen. Maar met twee bevriende intellectuelen die het me aanprezen, was het duidelijk dat ik degene was die hier mis zat.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Het broodtrommeltje van Messi
Je zou het een vermakelijk boek kunnen noemen, tenminste, als je een schier eindeloze aaneenschakeling van stoere praatjes vermakelijk vindt. Zlatans levensverhaal is van het soort waarvan ze er in het basketbal eigenlijk te veel van hebben: opgegroeid in the hood van een deprimerende stad waar werkeloosheid als een schimmel over de buitenwijken woekerde, even geaarzeld op het kruispunt waar het goede pad rechtdoor en het slechte pad kronkelend rechtsaf sloeg, een jaartje lamlendig gamen met onfris ruikende vrienden en uiteindelijk: talent ontdekken, hard trainen en wereldheerschappij.
Aan het einde van 2013 was Zlatan volgens veel voetballiefhebbers als gevolg van een paar onbegrijpelijk fraaie doelpunten plotseling ’s werelds beste voetballer. Een nogal stupide opvatting van het begrip ‘beste’ – bijna net zo onzinnig trouwens als de gedachte dat Franck Ribery de beste zou zijn omdat hij in het beste elftal speelde, maar dit terzijde. Natuurlijk waren Ronaldo en ook Messi betere voetballers: ze beheersen veel meer facetten van het spel dan Zlatan ooit zal kunnen.
En toch… Messi is onmenselijk, Ronaldo is de ultieme mens en Zlatan, ja, wat is Zlatan eigenlijk? Je kunt je de twee beste voetballers ter wereld goed voorstellen buiten het veld. Da’s een probleem.

Messi zie je iedere ochtend met een trommeltje met brood en een banaan op de fiets naar de training gaan. Z’n moeder staat in haar ochtendjas voor het raam te zwaaien; hij is z’n mandarijn vergeten, maar die brengt ze straks wel even langs.
Ronaldo is van het hedonistische multimiljonairsoort dat zijn topmodellenvriendin de geprononceerde spieren in zijn bovenbenen laat invetten met olijfolie, zijn haar laat masseren door vijf gediplomeerde haarmasseuses om vervolgens in een helikopter naar een feestje van Paris Hilton te vliegen, die in Madrids meest exclusieve nachtclub viert dat ze voor de 25e keer haar rijbewijs is kwijtgeraakt.

Edgar in een chesterfield
Maar Zlatan… Er wil zich maar geen beeld in mijn hoofd vastzuigen. Misschien speelt hij op doordeweekse avonden basgitaar in een toeristentent in Montmartre. Of verkoopt hij zelf geteelde marihuana aan Japanners. Wie weet brengt hij zijn dagen wel door in de bibliotheek, kauwend op een potlood, wachtend op dat ene woord dat zijn haiku over de forel perfect zal voltooien. Kan allemaal. Maar vermoedelijk is het wat anders.

Met Edgar Davids had ik dat vroeger ook: terwijl je net gewend was aan het idee dat hij voor het minste meningsverschil zijn boksbeugel tevoorschijn haalde, bleek hij toch vooral thuis in een grote chesterfield Nietzsche te zitten lezen. Je wist dat Frank en Ronald de Boer het liefst op de camping zaten, en je zag ze zitten. Je vermoedde dat Dennis Bergkamp op vrije dagen het liefst in z’n volkstuintje tussen de prei en de pompoenen stond, en hup: daar stond Dennis al, in een oude tuinbroek en op klompen, leunend op een schoffel, starend in een verte die de filosoof in hem wakker kuste.
De fantasie hielp je de werkelijkheid te vervolmaken. Maar hoe je ook fantaseerde: Edgar kreeg je maar niet in een Chesterfield.

De waarlijk grote kunstenaars laten zich niet in een enkel beeld vangen. Zlatan Ibrahimovic is hard op weg zo’n amorfe figuur te worden. Een briljante druiloor op het veld, een schim met een paardenstaart erbuiten. Er bestaan wel foto’s van een Zlatan die met wat tasjes designkleding in z’n hand in een bescheiden gekleurde Ferrari stapt. Je weet dat die foto’s er zijn, je hebt ze gezien en toch lukt het je niet: Zlatan Ibrahimovic in een pashokje voorstellen, hannesend met de rits van z’n gulp.

Niks bijzonders
Gisteravond kreeg hij een bal keihard in z’n voeten aangespeeld van de keeper van de tegenpartij – per ongeluk. Het volgende moment duwde hij die veel te harde bal met een zachte curve over diezelfde keeper in het doel. Hoe vaak ik er ook naar kijk: het blijft een volkomen absurd doelpunt.
Messi en Ronaldo hebben ze zelden zo gemaakt, maar als het ze al eens gelukt is, dan kun je de wijze waarop ze dat artistieke hoogtepunt hebben gevierd vrij precies uittekenen. Wat deed Zlatan gisteravond, toen hij thuiskwam van zijn zoveelste geslaagde expositie conceptuele voetbalkunst?
At hij drie crackers met pindakaas en keek hij naar een oude aflevering van Curb your enthousiasm (zoals ik)?
Trommelde hij 25 van de duurste Parijse escorts op voor een nachtelijk potje levend Stratego in z’n achtertuin?
Kroop hij naast zijn veel oudere vriendin, die morgen weer vroeg op moest en die hem verward en omringd door de muffe geur van de slaap vroeg hoe het was gegaan, waarop hij zei: ‘Goed, schat. Niks bijzonders. Weltrusten.’
Je probeert het je voor te stellen, maar het lukt niet. Misschien bestaat Zlatan Ibrahimovic slechts op een voetbalveld. Buiten de kunst is er niets.