Spring naar de content

Franck Ribéry – C1000 tussen de delicatessenzaakjes

Ik heb me lang verzet tegen Franck Ribéry. Hij maakte op mij altijd eenzelfde indruk als de jongens die rond het station rondhangen maar nooit met de trein hoeven.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Al jaren plaatsen mensen Ribéry naast Messi, Cristiano Ronaldo en Zlatan. Ik herinner me dat Henk Spaan daar ooit mee begonnen is. Ribery speelde nog bij Marseille en Spaan – die zoals bekend alle West-Europese voetbalcompetities op de voet volgt – gaf Ribéry een negen in zijn Parool-rapportrubriek, een beetje zoals je goede vrienden dat ene betaalbare, nog niet door toerisme en fastfood verziekt restaurantje in Parijs tipt.
Sindsdien kijk ik naar Ribéry met de ogen van iemand die naar hypermoderne kunst kijkt: je weet dat het briljant moet zijn, maar hoe je je best ook doet: je ziet het niet.

C1000
Verstoken van iedere vorm van gratie raast hij nu al jaren over de flank van wat inmiddels het beste team ter wereld aller tijden (als gevolg van een paar maanden leiding door de beste trainer ter wereld aller tijden) schijnt te zijn.
Een uitstekende voetballer, ja, dat zag ik ook nog wel. Maar verder?
Neem alleen al dat loopje: het is geen aalvlug glijden, zoals Messi; geen borstvooruitgalopperen met hoog opgetrokken benen, zoals Ronaldo; geen vals traag schrijven, zoals Zlatan; nee. Het is meer een soort amechtig gedribbel, de rug wat krom, alsof er een Gouden Bal tussen zijn schouders ligt. Z’n goals: zelfde verhaal. Gedegen schoten, fijne solo’s, maar nooit zakt je onderkaak een paar centimeter als hij aan de bal is – als Ribéry al mooi voetbalt, is zijn spel van een functionele schoonheid. Ribery, de C1000 onder de wereldvoetballers: geen fratsen.

Ribery’s klasse was voorspelbaar, zijn acties een onderdeel van een groter plan waarop iemand met zwarte stift WINNEN had geschreven. Dat is niet waarom ik naar voetbal kijk: ik wil iets zien wat ik niet verwacht, iets wat ik zelf niet kan verzinnen. Liever een spectaculaire misser dan een voorgekookt doelpunt.
Geef mij fratsen. In godsnaam.

Een functionele frats
Gisteren werd Bayern voor de ontelbaarste keer Duits kampioen, tegen het Hertha van Nederlands beste voetbaltrainer, Jos Luhukay. Het beslissende doelpunt werd gemaakt door Franck Ribéry.
Het was een functionele frats.
De bal opzij was iets te hard, Ribéry moest uitwijken naar een linkeruithoek van het strafschopgebied.
De doelman kwam uit, verkleinde zijn doel door in de baan van het toekomstige schot te duiken.
Wiskundig gezien kon de bal er onmogelijk nog in.
En wat deed Franck Ribéry?
Hij chipte de bal met de buitenkant van zijn linkervoet, waardoor hij met een soort tegeneffect over de keeper roteerde.
Een trekstoot met een voetbalschoen.
De bal roteerde richting het hoekje dat de keeper noodgedwongen had vrijgelaten.
Het paste.
Een doelpunt van volstrekte beheersing, een kunstwerk van efficiency.
Ribéry juichte niet, trok zijn bekende, verstoorde gezicht en dribbelde terug naar z’n eigen helft.
Het gebeurt niet vaak dat je thuis op de bank enthousiaster en trotser bent op een doelpunt dan de doelpuntenmaker zelf. Dit was zo’n zeldzaam moment. Mijn verzet tegen Franck Ribéry was voorgoed gebroken.

Bekijk de goal hier.