Spring naar de content

Het hoofdluizentaboe

Mensen zeggen weleens: als er één dier mag uitsterven, is dat de mug. Sommige mensen die niet van spinnen houden, zouden misschien graag spinnen zien verdwijnen. Ik ben niet zo voor uitsterven, maar er is één dier dat wat mij betreft wél mag uitsterven. Nú. Of zelfs gisteren. Dat is de hoofdluis.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Pauline Bijster

Als kind heb ik ze nooit gehad. Hoofdluizen waren een geheel nieuw fenomeen voor me toen mijn zoontje ze voor het eerst kreeg op de crèche. Ik vond het vreselijk, en behandelde hem zoals ik dacht dat het moest, maar ik deed natuurlijk alles fout, waardoor hij het een paar weken later nog steeds (of opnieuw, ik weet nog steeds niet hoe dat werkt bij die beestjes) had. En ik zelf ook.

Vijf jaar later, en met inmiddels drie kinderen, hebben we ze al zo vaak gehad dat ik precies weet wanneer ze er weer zijn. Ik herken ze al bij het eerste teken, en ik kan ze zó met mijn vinger van mijn eigen hoofd af halen. Alle middeltjes heb ik uitgeprobeerd, en van allemaal ken ik de voor- en nadelen en de exacte prijs. De mengeling tussen angst en walging die ik vroeger had is verdwenen; ik vind ze nu bijna normaal. Eindeloos vaak heb ik alle lakens en bedden en winterjassen gewassen, eindeloos lang het krullende haar van mijn kinderen uitgekamd. Want uiteindelijk, zeggen de deskundigen, is kammen toch eigenlijk het beste, of zelf het enige dat werkt.
Maar mijn kinderen haten het als ik hun haar kam.
Net als mijn man.
En als je niet minstens twee weken lang iedereen in huis twee keer per dag kamt, komen ze weer terug (of blijven ze gewoon zitten – hoe dat ook werkt). Bij een gezin met vijf mensen is dat nogal veel gekam.

Tijdens mijn boekpresentatie – de eerste en tot nu toe enige keer in mijn leven dat ik een boek uitbracht en daarvoor een feestje mocht geven, op een uitgeverij aan de Amsterdamse Herengracht – had ik hoofdluis. Dat heb ik nooit iemand verteld.
Ik heb er weleens over nagedacht hoe grappig het zou zijn, om bij een onenightstand geen SOA maar hoofdluis door te geven. Weer eens wat anders dan chlamydia. Dat zou best grappig zijn, toch?
Het zou best eens gebeurd kunnen zijn.
Niemand zou het toch zeggen.

Want dat is het ook met hoofdluis: niemand praat erover. Het is normaal en gênant tegelijkertijd. Op zomerfestivals breken ook weleens hoofdluizenplagen uit. Dat wist u vast niet.
Op sommige scholen in Nederland en bijna alle scholen in Amerika is het normaal dat kinderen met luis naar huis worden gestuurd. Onlangs schreef Slate-redacteur Dan Kois een verhaal over luizen, en waarom het zo fijn is dat zijn kinderen niet meer naar huis worden gestuurd met die beestjes op hun hoofd maar sinds kort gewoon op school mogen blijven. Want eigenlijk, zegt hij, en zeggen de artsen die hij aanhaalt, zijn luizen helemaal niet zo erg.
Het is niet onhygiënisch om ze te hebben, het is geen ziekte, geen infectie. Ze zijn niet schadelijk. Het is alleen maar onprettig op je hoofd. Hij heeft vast gelijk.

Maar het is dus wel buitengewoon onprettig op je hoofd. Echt het onprettigste op je hoofd van alle onprettige dingen die je op je hoofd kunt hebben, vermoed ik. Daarom hoop ik dat ze uitsterven. In elk geval bij ons thuis. Of dat Sylvia Witteman, of iemand anders die zich niet schaamt, er een keer een groot artikel over schrijft. En dé truc uitlegt. Die ene truc. Hét geheim van de hoofdluis.