Spring naar de content

De fantasieën van Robert Gesink

Iedere keer als de renner voor een rij microfoons zit, telt hij de kappen waarop het logo van een omroep staat gedrukt. Daarna stelt hij zich voor hoe het moet zijn om iemand te zijn geworden voor wie de NOS, Omroep West, Radio Gelderland en God-weet-wie hun dagelijkse bezigheden onderbreken als hij daarom vraagt.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Daar heeft hij weinig voorstellingsvermogen voor nodig.
Hij vraagt zich af hoe het is om bij zo’n omroep te werken.
Of bij een krant, of een tijdschrift.

Een eigen maanraket
De renner is ervan overtuigd dat het geen zin heeft om lang te denken aan iets wat niet kan. Daarom leest hij geen romans, maar non-fictieboeken over de maffia. Biografieën. Allemaal echt gebeurd. Fantasie jaagt hem angst aan, er is in de wereld al zoveel dat echt bestaat waarover je kunt piekeren. De gedachte dat er nog een wereld is, vele malen groter, vol met alles wat niet echt bestaat – en dat je aan al die dingen een gedachte zou kunnen wijden.
Hij zou bijvoorbeeld kunnen fantaseren over hoe het is om hier niet te zitten. Hoe het is om niet ziek te zijn. Of wat er gebeurd zou zijn als hij nooit ziek geworden was, of nooit renner geworden was, of als meisje geboren. De mensen in de zaal, de journalisten en een leeuwentemmer die zich naar binnen heeft gebluft, kijken naar hem.

Zeven microfoons staan er.

Hij zou nu een mededeling kunnen doen over de voortgang van de strijd in Afghanistan, of bekendmaken dat hij zwanger is. Je kunt zoveel dingen zeggen of schrijven of denken – en maar een minuscuul deel ervan is waar.
De kans bestaat dat hij nooit meer beter wordt. Dat de operatie mislukt, dat een chirurg er zijn hoofd niet bij heeft of dat zijn hart weigert te genezen, als een kind dat bang is voor de eerste schooldag.
Nog een laatste keer fantaseert de renner, over hoe het zou zijn als al die mensen voor hem er nu niet zouden zijn en hij naar huis zou kunnen rijden en tegen zijn vrouw zou kunnen zeggen: we gaan naar de maan, en dat hij dan morgen in de tuin zou beginnen met het bouwen van een maanraket.

De fictie vermoeit hem, dat heeft het in elk geval gemeen met de werkelijkheid.

Wachten
De journalisten en de leeuwentemmer kijken hem aan; hij heeft ze bijna drie kwartier laten wachten. Voor de leeuwentemmer voelde het niet als wachten, voor wie niet weet wat er komt en wanneer, is wachten niets meer dan het oplettend laten verglijden van de tijd.
De renner haalt adem, klaar om te vertellen hoe het zit.
Niemand weet ooit hoe het zit. Hij zeker niet.
Daar gaat ie.

Onderwerpen