Spring naar de content

De liefde voor Panini-plaatjes (die maar niet slijt)

Gisteren stond ik bij de buurtkiosk mijn eigen boek te zoeken – ijdelheid kent grenzen, maar ik heb ze nog niet gevonden – toen mijn oog op een kartonnen houder met voetbalplaatjes viel.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Die hebben ze dus nog.
In België beginnen ze zich langzamerhand zorgen te maken over de voetbalplaatjes, die daar nogal denigrerend “stickers” worden genoemd. In de Vlaamse krant De Morgen stond een opiniestuk van een vader die schreef: ‘Mijn zoon zit amper nog op Facebook. Hij heeft met zijn Panini-stickers wel wat beters te doen’.
En op de site van De Standaard – nog een Belgische krant – las ik dat het Xavieruscollege in Borgerhout de stickerhandel heeft verboden. Ik citeer de directeur: ‘Het gaat niet alleen om geld, maar ook om de sluwe handelsgeest van sommige kinderen. Niet alle kinderen uit het derde leerjaar weten hoe zeldzaam een specifieke sticker is.’
Alsof je tegen voetballende kinderen zegt: alles goed en wel, maar dat doelpunten maken vind ik zo definitief, zo hard, zo wij-tegen-jullie; dat mag niet meer.

3 Van der Gouws voor 1 Hoekstra
Die Vlamingen toch… De hele lol van de voetbalplaatjesruilhandel is immers het aftasten van de schaarstekennis van de ander. Weet iemand dat 1 Van der Wiel tenminste 5 Verhaeghs waard is? En zo ja: kun je hem of haar zodanig bewerken dat de Van der Wiel uiteindelijk voor slechts 2 Verhaeghs en een Dries Mertensje van de hand wordt gedaan?
Vroeger, toen Panini alleen nog plaatjes waren en geen gegrilde broodjes met mozzarella en ziedend hete tomaat, ruilde ik eindeloos met mijn buurjongen, een specialist in het van een drol een moorkop maken. Zonder blikken of blozen smeerde hij mij gerust drie Raimond Van der Gouws aan voor een enkele Peter Hoekstra.

Ik had zelf al twee Van der Gouws, maar mijn buurjongen overtuigde me van het feit dat je pas vanaf vijf stuks de markt op kon. Pas later begreep ik dat mijn afzetgebied zich tot mijn buurjongen beperkte, en dat hij nooit ofte nimmer die Van der Gouws terug zou nemen. En nog weer later begreep ik dat ik iets miste, net zoals de jongen een groep onder mij zijn pink miste (en een beetje scheel keek).
Ik was geboren zonder handelsgeest.
Zonder Raimond van der Gouw had ik nog jaren in zeven zakelijke sloten tegelijk kunnen lopen, maar ik had geen handelsgeest en deed er dus verstandig aan iedere vorm van handel voortaan te vermijden.

Twee
Daaraan dacht ik aan toen ik gisteren in de buurtkiosk aan de kassa stond en om vijf pakjes voetbalplaatjes vroeg.
‘Dat is dan drie euro,’ zei het meisje.
Ik haalde diep adem en zei ferm: ‘Ik geef je er twee voor. En dan mats ik je.’