Spring naar de content

Sigi Lens over de SLM-vliegramp: “Geluk heb je in het casino”

Vandaag precies vijfentwintig jaar geleden stortte vlucht PY764 van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij neer bij het Surinaamse Zanderij. Alle negen bemanningsleden en 167 passagiers kwamen om. Elf mensen en een hond overleefden de vliegramp, de grootste in Suriname ooit. Spelersmakelaar Sigi Lens was een van hen. Omdat hij vandaag voor niemand beschikbaar is, spraken wij hem aan de vooravond. Over die 7 juni in 1989 waarover hij lang niet in het openbaar sprak.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: De Redactie

Nog geen zes procent van de inzittenden overleefde de ramp, aldus de koude statistiek. Is het geluk dat Lens deed overleven? Alles behalve, zegt de oud-profvoetballer. “Geluk heb je in het casino. Als je inzet op zwart of rood en het blijkt dat je de goede keuze maakt. De bal loeihard op goal knallen en het blijkt dat die in de kruising eindigt, dat is geluk. Dat ik het overleefd heb en andere niet dat zit hem in het lot. In het lot ja, daar geloof ik wel in … het was mijn tijd nog niet.”

Waarom zijn lot, en dat van zijn Surinaamse teamgenoten Radjin de Haan en Edu Nandlal,
verschilde van hun omgekomen Surinaamse medevoetballers, weet Lens niet. “Ik geloof in God. God speelt een rol in mijn leven. Ik kan niet zeggen of hij de hand in het lot heeft. Ik zie het overleven van de ramp en het geloof los van elkaar. Waarom ik nog leef en die andere niet? Hallo, als ik dat wist was ik zelf een profeet. Dat kan ik ook niet verklaren. Het lot is ongrijpbaar.”

SLM Surinaamse Luchtvaartmaatschappij
Sigi Lens op Schiphol, vier dagen na de ramp.

“Ik geloof dat dingen in het leven op een bepaalde manier zijn vastgelegd en bedoeld zijn. Het was mijn tijd nog niet. Ook al zat ik in rij 13 van het vliegtuig. Het leven is op de één of andere manier gestuurd door iets of iemand.”

Over de ramp is veel geschreven. Lens praat er nu pas weer over in interviews. Dat deed hij een paar keer kort na de ramp, daarna was het over. “Dat ik het overleefd heb, daar wilde ik niet te vaak mee in de media komen. Voor de nabestaanden van overleden mensen van de ramp. Elke keer als ik mijn verhaal zou doen, zullen zij geconfronteerd worden met het feit dat hún dierbare er niét meer is. Dat wil ik niet. Ik kan me niet voorstellen hoe het is een zoon of dochter te moeten missen. Net zo goed als zij niet kunnen weten hoe het is overlevende te zijn van een vliegtuigramp. Zolang je iets bij een ander niet goed kan begrijpen of inschatten, moet je met die gevoelens voorzichtig omspringen.”

Lens heeft na de ramp nooit zijn toevlucht gezocht tot psychologen. “Nee. Hoe kan een psycholoog zich in mijn geval verplaatsen? Dan moet hij of zij ook een vliegtuigramp hebben meegemaakt. Bovendien wil en wilde ik van niemand afhankelijk worden. Als je gelooft dat alleen een psycholoog jouw problemen en pijn kan oplossen, leg je je lot in hun handen. Daar heb je niets aan en het wordt er echt niet beter van, geloof ik.”

Hoe hij er dan weer bovenop kwam? “Door te accepteren dat het mijn tijd niet was. Dat is opnieuw iets ongrijpbaars, maar zo voel ik het. Ik kan het natuurlijk nooit vergeten. Er is een leven voor en na de ramp voor mij.” Na de ramp stopte Lens met voetballen door een heupblessure die hij opliep tijdens de crash “maar ik probeerde vooruit te kijken. Alleen … natuurlijk was dat moeilijk. Er bestaat niet zoiets als een handleiding voor overlevenden van een vliegtuigcrash. Ondanks alle ellende, alle overleden voetbalvrienden, moest ik door. Ik maakte plannen, schiep perspectief voor mezelf, werd spelersmakelaar en wilde niet zwichten voor zelfmedelijden. Medelijden met je zelf, daar moet je voor oppassen. Als ik dat toegelaten had kon ik van alles dat misging in mijn leven die ramp de schuld geven. Door dat juist niet te doen verwerkte ik het beetje bij beetje steeds iets beter.”

Voor zover je een vliegtuigramp kunt verwerken, lijkt Lens dat relatief goed gelukt. Toch, op onbewaakte momenten komt de pijn soms nog als een boemerang terug. “Dan denk ik ineens aan de ramp en vraag ik me vooral af: hoe zou het zijn als die jongens nog gewoon geleefd hadden? Er zaten wat talentvolle jongens tussen hoor. Een aantal had misschien het Nederlands elftal gehaald. Met hen had het Nederlandse voetbal er anders uitgezien eind jaren tachtig, begin jaren negentig.”

Vandaag, de datum van de ramp, is Lens niet bereikbaar. Voor niemand. “Waar ik dan ben en wat ik doe, dat vertel ik ook aan bijna geen enkel mens. Dat gaat niemand wat aan. Is iets van mezelf. Maar 7 juni is elk jaar weer een zware dag voor mij, dat blijft.”

“Boos?”, vraagt Lens. Alleen vlak na de ramp kon hij af en toe boos zijn. Op de piloot bijvoorbeeld, die onverantwoorde risico’s nam in de mist, zo bleek na onderzoek. “Die boosheid was vroeger, maar nu niet meer.”

Gek genoeg hoorde Lens details over de piloot bij zijn tandarts, toen zijn verstandskiezen getrokken werden. “Mijn tandarts had die piloot gekend. Hij ontmoette hem in een hotellounge. Het was een erg erg stevige drinker. ‘Of ik dat wist?,’ vroeg hij. Dat is raar om te horen. Ik kan alleen nooit met alle zekerheid zeggen dat hij als piloot een heftige drinker was. Het zijn slechts de woorden van die tandarts. Maar het was een vreemd bericht voor mij … Maar nee, boos kan ik niet meer zijn. Die man speelde ook met zijn eigen leven tijdens de vlucht. Dat doet niemand met opzet en plezier … tenminste, dat lijkt me toch?’’

Eén van de naarste dingen vond Lens dat hij geen uitvaart van overleden medespelers kon bijwonen. “Ik lag toen nog in het ziekenhuis. Dat ik die begrafenissen gemist heb dat hakte er wel in.”

Nu het 25 jaar geleden is krijgt Lens geen hogere mate van hartzeer en hartenleed. “Ik beleef deze 7 juni precies hetzelfde als die keer dat het 24 jaar geleden was, of dat het straks 26 jaar geleden is. Met dit soort dingen bestaan er geen jubileums.”

Onderwerpen