Spring naar de content

De beet van Suárez: het heeft toch iets onsympathieks

Iemand die bijt… om René van der Gijp (filosoof van de Dordtse school der Stoïcijnen) te citeren: “Joh, wa moejje d’r mee?”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Soms sta je als columnist met je mond vol tanden. Gisteren zag ik Luis Suárez een hap nemen uit een Italiaanse schouder en ik vroeg me af wat ik daar nu weer van vinden moest. In eerste instantie zou je kunnen denken: God ja, bijten, persoonlijk vind ik het niks. Je kunt je afvragen of het überhaupt op een voetbalveld thuishoort. Moet je niet gewoon met je gebit uit het vlees van de ander wegblijven?
Het heeft toch nog steeds iets onsympathieks, vind ik, bijten.

NOS-commentator Jeroen Elshoff durfde in eerste instantie er niet volledig zijn tanden in te zetten: “Da’s toch niet weer…? Het zal toch niet weer…?”
Het was niet de eerste keer dat Suárez al tijdens de wedstrijd aan het overwinningsbanket begon – het was hem al twee keer eerder overkomen. Dat maakte het natuurlijk ook zo erg: een keer bijten kun je nog door de vingers zien, twee keer is een beetje dommig, maar drie keer bijten… Noem me een moraalridder, noem me gerust ouderwets, maar drie keer bijten vind ik dus niet kunnen. Natuurlijk, het is een mannensport, dat weet ik ook wel, en een beetje duwen en trekken hoort erbij. Maar als je je letterlijk in een tegenstander verslikt zeg ik, als liefhebber: ho, tot hier en niet verder.
‘Giorgio Chiellini’ is natuurlijk een hele mond vol, maar dat hoefde wat mij betreft niet zo nodig letterlijk in beeld te worden gebracht. Het gras opvreten is natuurlijk prima – al hoor je spelers soms zo vaak aankondigen dat ze het gras gaan opvreten dat je verwacht dat ze ieder moment melk kunnen gaan geven – maar als er op dat gras een tegenstander staat, hoef je er die niet meteen bij te nemen. Vind ik.

Ik snap het allemaal wel hoor: de wetten van het topvoetbal, alles voor de zege en het Van Hanegem adagium ‘alles wat de scheidsrechter niet ziet, is dus toegestaan’, maar ergens diep in mij is toch een stemmetje dat fluistert: je kunt toch niet zomaar iemand bijten? Een Italiaanse voorstopper is toch geen zure appel? Waar moet het heen met de wereld?

Kleine ruimte
Tot ik Suárez na afloop voor een Uruguayaanse camera hoorde uitleggen wat er precies was gebeurd. Ik citeer: “Dat zijn de dingen die gebeuren in het veld, in een kleine ruimte. Hij raakt mij met zijn schouder, dat hoort ook niet. Maar nogmaals, dat zijn de dingen die gebeuren op het veld.”
Ja, dacht ik, dat is natuurlijk ook wel weer zo. Die ruimtes worden steeds kleiner, er zijn schouders in het spel, monden, tanden, hoofden en waar de schouder het gebit raakt, hebben eigenaar van schouder en van gebit beiden schuld. Wat deed die schouder van Chiellini überhaupt zo dicht bij de mond van iemand die van happen houdt? In het voetbal bestaat er toch ook zoiets als ‘uitlokking’?

Het is bovendien ook gewoon het risico van het spel. En ik zag ook nergens bloed op die schouder, alleen iets wat onmiskenbaar een tandafdruk van een ervaren bijter was. Je kunt je tenslotte afvragen of het een opzettelijke beet was. Iedereen kent het fenomeen: er ligt nog een laatste bitterbal op een schaaltje en alle aanwezigen zijn te beleefd om hem op te eten. Jij ook. Tot niemand kijkt en je plotseling in de bal bijt. Zo stevig dat je niet alleen het krokante korstje, maar ook meteen een flink stuk van het kokend hete binnenwerk in je mond hebt. Niemand zal het je kwalijk nemen, het was een onopzettelijke beet.
En de ruimte was ook nog eens heel klein.
Ik moet eens wat minder kinderachtig worden, het is verdorie 2014, de nieuwe tijd. Wen er maar aan, Heinen: een hapje op z’n tijd moet kunnen. Al blijf ik het onsportief vinden.

Onderwerpen