Spring naar de content

De Eredivisie is geweldig!

Ze vertrokken deze zomer weer bij bosjes, de beste spelers van de Eredivisie. Siem de Jong, Daryl Janmaat, Lucas Piazon, Dusan Tadic, Graziano Pelle, Quincy Promes, Stefan de Vrij, Mateusz Klich, Patrick van Aanholt; ze verdwenen naar clubs over de grens, naar wereldsteden en deprimerende dorpen, naar plekken waar ze zullen uitblinken of hoogst ongelukkig zullen worden. En geen van allen hoeven ze na het uitdienen van dit contract meer te werken, geef ze eens ongelijk.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Elke zomer wordt de nationale competitie ontdaan van zijn beste spelers. Terwijl de supporters in de zon liggen, dromend van een seizoen vol succes, zagen zaakwaarnemers zorgvuldig de poten onder hun strandstoel vandaan.
Bij terugkeer is er geen sterspeler meer, geen trainer en geen toptalent. Het zicht op de toekomst is vertroebeld, het is plotseling gaan misten op de weg naar succes.

Nu eenmaal realiteit
Zo wordt het natuurlijk nooit wat, mopperen trainers, bestuursleden en fans. Waar zitten we eigenlijk naar te kijken, vragen journalisten, analisten en ietsisten zich af.
De naam Mickey Mouse valt.
En de zin: “Dat is nu eenmaal de realiteit.”
Als mensen gaan vaststellen dat iets de realiteit is, is de realiteit vaak weinig opwekkend. Je zult Real Madrid-trainer Ancelotti na het opstellen van Modric, Kroos, James, Cristiano Ronaldo, Bale, Benzema en Di Maria niet horen zeggen dat dat nu eenmaal de realiteit is.
Nee, wat nu eenmaal de realiteit is, is dat spelers op hun twaalfde van Groningen naar FC Barcelona verhuizen, dat Feyenoord twee keer weggespeeld wordt door Besiktas en dat een belegen ego’o als Eto’o een aanbod niet eens afwijst, maar er gewoon helemaal niet op reageert.
De realiteit is nu eenmaal dat het Nederlandse voetbal in hoog tempo vercalimeroseert.
En dat is nergens voor nodig.

Wonderbaarlijke verzameling types
Dit weekend keek ik weer eens naar de zaterdag- en de zondagavonduitzending van Studio Sport. Het was een doodnormaal voetbalweekend: ik zag het achterwaartse steekballetje van Wijnaldum – meer no-look dan welke no-lookpass ook – ik zag de sprint van Narsingh, ik zag het intelligente koppen (en het ergerlijke aanstellen) van El Ghazi, de intelligentie van Luuk de Jong, het winnende doelpunt van Rodney Antwi, een paar fijne balletjes van Rick Karsdorp, de baard van Adnane Tighadouini, de controle van Yassin Ayoub, de controle van Hakim Ziyech, de lob van Michiel Kramer, de Laudrup-achtige acties van Roland Alberg, de goal van Stef Nijland, de assist van Ben Sahar, de traptechniek van Albert Rusnak, het massieve juichen van Michiel Hemmen, de naam Wilfried Kanon, het doorzetten van Joris van Overeem en de panna van Daley Sinkgraven.
Je kunt zeggen: elke zomer lopen de beste spelers van vandaag bij ons weg, om het elders (vaak niet) te gaan maken.
Dat is waar.

Je zou ook kunnen zeggen: elke zomer vult de Eredivisie zich weer met onbekende prachtspelers, met nieuwe cultvoetballers, opvallende Denen, verse halvegaren uit tropische oorden en vergeten voetballers van morgen. Steeds opnieuw word je verrast, steeds weer nieuwe namen en kapsels. En die wonderbaarlijke verzameling types is elk weekend te zien, voor een schappelijk prijsje, in een stadion bij u in de buurt.
De Eredivisie is geweldig. Je moet het gewoon willen zien.