Waarom de gesprekken tussen demonstranten en overheid Hong Kong niets uithalen
De Occupy-demonstranten in Hong Kong gaan na 11 dagen van demonstreren weer formeel in gesprek met de overheid van Hong Kong. Maar of er ook iets uit komt waar beide kampen tevreden mee zijn?
Een groot deel van de inwoners van Hong Kong wil maar één ding: échte democratische verkiezingen in 2017. Ze willen niet dat China zich bemoeit met de kandidaten voor die verkiezingen. Dat is wel wat China van plan is: alleen door de Chinese overheid geselecteerde kandidaten kunnen straks meedoen. Een democratie met flinke randvoorwaarden dus.
De strijd om meer democratie en echt vrije verkiezingen is waar het allemaal om draait bij de demonstraties van Occupy Central, een losjes georganiseerde pro-democratische protestgroep die Hong Kong al dagen in z’n greep houdt door verschillende wegen in met name de zakendistricten van de stad bezet te houden.
Occupy heeft te maken met drie problemen die ervoor zorgen dat zij waarschijnlijk niet bereiken wat zij willen. Het aantal deelnemers aan de demonstraties neemt zienderogen af, steeds meer Hong Kongers zijn de blokkades op de straten zat en komen soms zelfs in actie tegen Occupy door óók te gaan demonstreren maar dan tégen Occupy, en de Chinese overheid gaat geen millimeter bewegen op dit punt.
Vooral dat laatste is een belangrijk gegeven. Jeff Bader, de voormalig adviseur van president Barack Obama, formuleert het zo: “Zij zien dat de stabiliteit van China en het leiderschap van de partij op het spel staan. Op deze onderwerpen is amper ruimte voor compromissen.” En: “Beijing gaat deze strijd niet verliezen. Daar zijn ze gewoon niet toe bereid en ze hebben de macht om bij dat standpunt te blijven.”
Of de formele gesprekken van Occupy met de overheid van Hong Kong iets gaan opleveren? Waarschijnlijk niet dus. Daarvoor verschillen de belangen van beide partijen te zeer. Occupy wil meer democratie, China wil dat niet. En er is voorlopig niemand die daar iets aan kan veranderen.
