Spring naar de content

Een Jeen van een vent

Ruim twee jaar geleden kwam Erik Dijkstra namens De Wereld Draait Door bij Jeen van den Berg op bezoek. Jeen ontving hem bij ‘m thuis. Weinig zo ontroerend als de met gelakt hout en donkergroene stof beklede binnensten van de huizen van ouden van dagen, behalve dan misschien het met gelakt hout en donkergroene stof beklede binnenste van het huis van een oud-Elfstedentochtwinnaar.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Jeen liet Erik z’n medaille zien, en daarna gingen ze naar de vaart.
Samen luisterden ze naar het kraken van het ijs.
‘Als ik alleen was, dan deed ik de schaatsen even onder,’ zei Jeen.
En nu is Jeen is dood.
Gestorven op een dag waarop het 23 graden warmer is dan op 3 februari 1954, de dag dat Jeen van den Berg de tiende Elfstedentocht won. Jeen behoort tot die paar mensen in de Nederlandse sport van wie je alleen de voornaam maar nodig hebt om een hele wereld van Polygoonbeelden op te roepen.
Fanny. Abe. Theofiel.
Jeen.

jeen van den berg anp
Leeuwarden, 15 februari 1954. Jeen van den Berg wint de Elfstedentocht

Bauke, Dirk, Huub, Remco = Jenen van venten
Jeen, het heeft meer van een soortnaam dan van een voornaam. ‘Dat is een echte Jeen,’ is ten onrechte nooit een bekende uitdrukking in de Nederlandse taal geworden.
‘Hejjet gehoord? Ids en Fopje hebben een jongen.’
‘Echt waar?’
‘Ja, hij weegt bijna tien pond.’
‘Ah, een echte Jeen.’
Iedereen heeft het altijd maar over ‘Een beer van een vent’. Wat ze bedoelen: een kleerkast, een dommekracht. Niemand heeft het ooit over ‘Een Jeen van een vent’ of een ‘Een Jeen van een meid’. Waarom niet? Nuchtere, lieve doorzetters, die je steeds weer verbazen; dat zijn Jenen.
Dirk Kuyt is bijvoorbeeld een Jeen van een vent, Bauke Mollema zou er een kunnen worden. Huub van der Lubbe is ook een Jeen, en Remco Campert – op zijn totaal eigen wijze – ook.

Aan het eind van het DWDD-item schuifelde Jeen van den Berg over de duistere ijsvloer.
Traag bewoog hij zich voort.
Nee: hij liet het ijs en de schaatsen hem voortbewegen.
Wankel gleed hij richting Dijkstra en greep diens hand.
‘Ik… ik durf niet meer,’ zei Jeen. En hij voegde er aan toe dat het ‘mooi zat’ was.
En Dijkstra zei: ‘Moet je luisteren Jeen: of jij nu wel of niet op het ijs staat vandaag, voor ons blijf jij gewoon een held, hoor.’
Jeen lachte. ‘Die tijd he’k gehad.’
En nu is ie dood. Jeen, een Jeen van een vent.