Spring naar de content

Leven van vechtwedstrijden in Thailand

Thaibokser Andy Turland uit Engeland woont en traint sinds zeven maanden bij Superpro Samui, op het Thaise eiland Koh Samui. Hij leeft van het geld dat hij verdient met het vechten van wedstrijden. Het tweede en laatste deel over vechtsportvakanties in Thailand.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: De Redactie

“Heb je mijn tegenstander gezien?”, vraagt Andy Turland (26) aan een van zijn begeleiders. Het is zo’n twee uur voordat hij moet vechten en hij is net met de andere thaiboksers die vanavond de ring in gaan in een open truck over het eiland gereden om nog snel wat extra toeristen te lokken. “He is massive,” zegt de Brit. Van de zelfverzekerde blik die men op het Thaise eiland Koh Samui van hem kent – in de sportschool, in de kroeg, op het strand – is even heel weinig over. Gespannen loopt hij van niks naar nergens en vraagt of hij er zenuwachtig uitziet. Zonder het antwoord af te wachten zegt Andy: “Waarom doe ik dit in godsnaam?” Met dit bedoelt hij: vechten.

Andy Turland uit het Zuid-Engelse Bournemouth traint, woont sinds zeven maanden op het thaibokskamp Superpro Samui en leeft grotendeels van het geld dat hij verdient met het vechten van wedstrijden. Hij trainde al veel in Engeland en vocht daar zijn partijen, maar om een stap verder te komen is hij voor langere tijd naar Thailand verhuisd. Hier wordt het regime van tweemaal daags trainen alleen onderbroken om te herstellen na een gevecht of door bezoekjes aan het plaatselijke nachtleven.

Elleboogstoten
De laatste week voor het gevecht komt Bank, zijn Thaise trainer, elke avond om half 10 naar Superpro om de scootersleutel van Andy op te halen. Andy blijft een Engelsman en houdt van stappen en een drankje. “Dan weet ik zeker dat hij thuisblijft”, zegt Bank. Zijn voorgaande gevecht, twee weken eerder, won Andy door zijn tegenstander uit Hongkong met een serie elleboogstoten knock-out te slaan. Ook de twee gevechten daarvoor in het Phetch Buncha stadion won hij vrij simpel.

Maar dat lijkt hij nu alweer vergeten. Bij de weging, hij is zelf 69,9 kilogram, vraagt hij naar het gewicht van zijn tegenstander, dat ze hem niet willen vertellen. In de enige kleedkamer, waar de geur van Thaise olie hangt, loert hij geregeld vanuit de hoek waar hij ligt naar zijn Thaise opponent. Af en toe komt iemand van Superpro Samui hem succes wensen en allen zeggen ze in gebrekkig Engels dat Andy sure gaat winnen. Daarna gaan de gesprekken al snel weer over in het Thais. Andy vraagt om een banaan, die hij niet opeet. Als Bank zijn handen heeft getaped en heeft gezegd “you good, you strong” maant een official Andy om zich klaar te gaan en in de zaal te gaan zitten wachten tot het gevecht dat op dat moment bezig is, is afgelopen. Het Thaise publiek zit op een aparte tribune waar het geschreeuw van de gokkers overheerst. Als de Engelse vlag wordt gehesen, blijkt er aardig wat publiek voor Andy te zijn gekomen.

Rood van het bloed
In de ring valt inderdaad op dat zijn tegenstander een halve kop groter is. Als het gevecht, dat vijf rondes van drie minuten duurt, begint blijkt de Thai niet alleen groter, maar ook beter. Vooral met zijn knieën weet hij de Brit vaak te raken. Als hij na de eerste ronde naar zijn hoek komt voor een minuut rust, vraagt Andy: “Hij is te sterk. Wat moet ik doen?” In de tweede ronde weet de Thai hem een paar keer goed te raken met zijn ellebogen. Zo goed dat Andy’s gezicht rood ziet van het bloed. Hij wil nog wel verder vechten, maar hij mag niet meer van de scheidsrechter. Hij verliest de wedstrijd door medische interventie.

Het eerste wat Andy zegt als hij de ring uitkomt, is: “Maak een foto van me.” Het bloed mag nog niet van zijn gezicht worden geveegd, Andy moet eerst met tientallen mensen op de foto. Daarna moet hij naar de medici en wordt zijn voorhoofd gehecht. Als Andy daarna zijn tegenstander ziet, zegt hij: “You are fucking good, mate. You fucking killed me.” De Thai kijkt hem lachend aan, maar begrijpt weinig van wat er wordt gezegd.

Dit is het laatste deel van een tweeluik over vechtsporttoerisme door sportjournalist Rasit Elibol.